De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBrieven uit Mariënbad.
| |
[pagina 569]
| |
winkels alle 's winters gesloten zijn en slechts gedurende de zomermaanden verdiensten opleveren, zijn ook de prijzen daarnaar geregeld en noem ik ze ‘Badepreise.’ - Voordat ik verder ga, wijs ik U nog even de Synagoge aan (zie op de gravure het 2e gebouw vooraan) met de twee koepelvormige torentjes, en de Russische kerk, het kleine gebouwtje met torentje meer in de hoogte gelegen; - dat met zijn schel roode en witte kleuren in het oog loopend tegen het donkere dennenwoud afsteekt. Doch het is thans geen tijd voor winkelen, en ik haast mij om naar de ‘Waldquelle’ te komen, waar om half 12 het concert van deMariënbad. - Avondkonzert beim Kreuzbrunnen.
Kurkapel begint. Men noemt het om dezen tijd een ‘Mittagkonzert’ en 's avonds om zes uur heet het aan de Kreuzbrunnen te houden concert ‘Abendkonzert.’ De Waldquelle, ongeveer 10 minuten van de Kreuzbrunnen verwijderd, in het noordwestelijk gedeelte van Mariënbad, is idyllisch en bekoorlijk te midden van hooge dennengroepen gelegen. Deze donkere dennenrand omlijst ernstig de vroolijke gazons, die de bron omgeven, en waar eene bonte menigte onophoudelijk heen en weer gaat. Ieder, die tijd en toilet heeft, is hier op dit middaguur vereenigd! Mijn kuur getrouw, begeef ik mij naar de eigenlijke bron, door een sierlijken tempel overwelfd, en haal mijn glas Waldquelle (met citroen zonder suiker.) Dit bronwater is in hoofdzaak bevorderlijk voor de goede werking der ademhalingsorganen. Ook als gorgelwater wordt het aangewend, doch men is dan verplicht zich in de zoogenaamde ‘Gurgelraum’ af te zonderen. Met mijn glas gewapend, zoek ik mij een schaduwrijk zitplaatsje om op mijn gemak deze pantoffelparade gade te slaan. Velen hebben reeds toilet gemaakt, doch de eigenlijke ‘vanity fair’ begint eerst op het avondconcert aan de Kreuzbrunnen. De eenvoudige serge of linnen tailleur pakjes van 's morgens zijn verwisseld door zijden of satijnen pakjes en dunne foulard, crêpe de Chine, mousseline de soie, tulle, kanten, aëolienne of voile japonnen met of zonder empire mantel. De glanzend satijnen pakjes in groene, blauwe of zwarte kleur kunnen mij niet bekoren; ze staan meestal parvenueachtig en vervelen na twee keer! Daar gaat een satijn pakje in Vert de Nil kleur; de draagster, eene frêle elegante verschijning met flets bleek teint staat dit pakje zeer goed, en de bijpassende groote zwaarte hoed met groene pleureuses vormt een aardig geheel - doch toch, zoo'n glimworm verveelt na eenige malen! - Gedistingeerder vind ik dat keurige, donkerblauw dof zijden pakje van louisine, of mes- | |
[pagina 570]
| |
saline, welker eenige versiering in een ecrue kraag van echte Iersche kant bestaat. Mouwen en rok zijn met à jour naden afgewerkt, en de rug is zeer weinig ruim aan een platstuk aangezet. Een groote blauwe hoed, de rand een weinig opgeslagen en met een matte tint van grijsblauw fluweel gevoerd, alleen versierd met één tak van bevende, fletse La France rozen, in de hoogte aangebracht, voltooit dit smaakvol toilet. Mariënbad. - Waldquelle.
Zijden foulard japonnetjes in diverse dessins, met effen liberty satijnen rand aan de rok, en ook dikwijls de taille met dwars satijnen band gegarneerd (hetgeen zich alleen eigent voor slanke en lange personen!) staan altijd soepel en aardig. Men ziet ze hier in groote verscheídenheid dragen, in groene, blauwe en roode kleuren, natuurlijk altijd met aangeknipte kimonomouwen, en de taille meestal met een mooi kanten inzetstuk versierd, dat tot over de mouwen afdaalt. Zeer veel ziet men ook tulle of gaze de soie japonnen met satijnen of zijden onderjapon. De tulle rok vormt eigenlijk meer een soort korte tunique, en laat een breeden rand van den onderrok zichtbaar. Mooi vind ik een kersroode liberty satijnen onderjapon, overtrokken met donkergrijs gaze de soie, empirevormig gemaakt. De taille gegarneerd met een effen inzetstuk van tulle, waaronder weer een kanten inzetstukje met rooden transparant is door grijze koorden aan de rok verbonden, en een groote grijze hoed met dezelfde kleur pleureuses voltooit dit geheel. O! hoe mal staat daar dat crème linnen pakje aan die kolossaal dikke dame! Het manteltje is volgens de laatste mode zeer kort gemaakt, zoodat haar embonpoint des te meer uitkomt, en met iederen stap haar heupen wiegend, veroorzaakt zij talrijke deiningen en golvingen in den lossen rug! Platvoeten kijken brutaal uit de van voren opgewipte rok en een ordinair Napoleonhoedje is op het glibberig vette haar geplant met overmoedige zwier! Haar vorschende blik monstert de menigte, iedereen minachtend taxeerend, die niet zooals zij gekleed is met korte jaquette en Napoleonhoed, want zij is ‘quite up to date!’ Een andere gezette weet zich beter te kleeden, en haar figuur zooveel mogelijk te verslanken door een keurig zittend dof zwart satijnen empire-japonnetje, zeer eenvoudig ge maakt, alleen de taille met een glad crème tulle inzetstukje en een weinig mooie kant gegarneerd; een aardige groote zwarte hoed met bonte roode en blauwe klokken staat diep op het gesoigneerd donkerkleurig kapsel. Men zou haar voor eene Française houden, doch stellig is het eene ‘Wienerin’, want zij praat Duitsch! Wat mij vooral van de Wienerinnen opvalt zijn de keurige kousen en schoentjes! Wij | |
[pagina 571]
| |
zijn weer in de gekleurde kousen mode en behooren 's morgens bij het uit bed stappen eerst te denken: ‘Welke japon vandaag?’ Om dan snel dezelfde kleur kousen te zoeken en aan te trekken, want in ieder geval behooren ze ‘assorti’ bij het toilet te zijn, en staan b.v. roode kousen bij een groen toilet weinig smaakvol! Dweepen doe ik met deze mode echter niet, alleen de fletse tinten b.v. grijze kousen met grijze suède schoentjes of matbruine kousen met matbruine suédeschoentjes vind ik mooi. De schreeuwende kleuren staan haast altijd commun en opzichtig, en steken te veel af tegen de zwarte schoentjes, of tegen een andere tint der japon. Mariënbad. - Waldquelle.
Doch ik wil een oogenblikje naar de muziek luisteren, die werkelijk de aandacht waard is, want op het middagconcert speelt de Kurkapel meer ernstige stukken, waaronder symphoniëen en Wagneriaansche brokstukken. Met groote aandacht wordt door een aantal toehoorders deze uitvoeringen gevolgd, en om geen nootje te verliezen staan ze steeds vlak voor de muziektent geschaard. Naast mij op de bank zijn twee plaatsen leeg gekomen, en worden dadelijk ingenomen door een Duitsch echtpaar. Na een oogenblikje uitgeblazen te hebben, vraagt de heer met gramschap aan zijne wederhelft of dit nu muziek voor buiten is, en verstoord verdiept hij zich den verderen tijd in zijn ‘Tagesblatt’ zonder een woord meer te uiten. Aan den anderen kant van mij loert een Poolsch heertje nieuwsgierig in het opengeslagen Hollandsch boek, dat op mijn schoot ligt, en poogt mijne landsaard uit te vinden. Naar zijn gezicht te oordeelen is hij er blijkbaar nog niet achter, en tracht steeds steelsgewijze loerend een woord te begrijpen! Tusschen de bonte menigte glinsteren de uniformen der Oostenrijksche officieren, onder wie velen ‘die Kur (Cour) Machen’Ga naar voetnoot*) op beiderlei wijze! Nu, in beide gevallen hebben zij het gemakkelijk! Als ‘Kurgast’ genieten zij vele voordeelen, zijn b.v. vrij van ‘Kurtaxe’ en behoeven voor ‘Musiktaxe’ slechts een minimum te betalen, en ook in het tweede geval behoeven zij zich niet veel moeite te geven, want het ‘Cour machen ist den Damen hier sehr gefällig’, en vooral door een' Oostenrijkschen officier! De uniformen zijn ook werkelijk zeer mooi! Een vreemd gezicht is het voor mij, deze militairen in uniform, doch met stok aan de bron te zien loopen, hetgeen hier usage is. Een eerste luitenant met wien ik kennis | |
[pagina 572]
| |
maakte, komt naar mij toe stappen en na mij beleefd met een ‘Küsz die Hand’ begroet, en mijne behandschoende vingeren even met zijne lippen beroerd te hebben, vraagt hij verlof naast mij plaats te mogen nemen, en onder het genot van ons glas Waldquelle maken wij een gezellig praatje. Eerst geeft hij zijne verontwaardiging te kennen over de ‘Strumpelröcke’ (onderwijl snel tersluiks kijkend of de mijne niet óók zeer nauw is!) en vertelt mij hoe gisteren eene dame de trappen der Kreuzbrunnen was afgedragen, daar zij door haar ‘Strumpelrock’ gevallen was, en niet in staat de treden te bestijgen! - Van de Mariënbader chronique scandaleuse is hij natuurlijk zeer op de hoogte, en al spoedig vraagt hij mij: ‘Aber wissen Sie es noch nicht von der Russinn?’ - ‘Sie ist ja verfaszt worden!’ - ‘Die Russinn’ was eene vrouw, die hier van allen wel het meest opviel, en die iedereen kende. Bijzonder trok zij de aandacht door hare gracieuse, kostbare, voyante toiletten en door haar oriëntalisch uiterlijk en vlammende blikken. Zij logeerde hier in een der grootste hotels, en had opgegeven eene ingenieursweduwe te zijn. Nu indien zij werkelijk ‘Witwe’ was, was zij eene ‘lustige Witwe’, doch waarschijnlijk was zij het wel niet, en gaf zij zich maar aldus uit voor haar zesjarig zoontje, dat haar steeds moest vergezellen op zijn fraaist met lange krullen en in lange pantalon uitgedost. Soms werd zij bovendien nog gevolgd door een kindermeisje van twijfelachtig allooi, dat voor manteldraagster moest dienst doen, en bevolen was twee passen achter haar te loopen. Dat zij geen ‘lady’ was, had ik dadelijk gezien, doch evenmin was zij eene publieke demimondaine. Juister kon men haar met den naam van ‘intriguante’ of ‘avonturierster’ betitelen. Zij was eene mooie vrouw, een echte Carmen! Haar zuidelijkgelaat was omlijst door zeer donker haar, en haar bruine oogen flikkerden onrustig, steeds naar alle zijden de heer en toelokkend. Haar figuur, hoewel forsch en gezet, was zeer goed gevormd, en zij was elegant en gracieus van beweging. Haar houding was, zooals ik reeds zeide, geheel die van een Carmen, uitlokkend en coquette, uitdagend en toch weer afstootend. Hartstochtelijk fixeerde zij met wijdopen oogen van een schitterenden gloed iederen man, soms even haar mond openend, en haar glinsterend witte tanden toonend, dan weer glimlachend het hoofd in den nek, verder schrijdend. Ik voor mij vond echter in haar gezicht dadelijk iets ‘diabolisches!’ Iederen middag aan de Kreuzbrunnen verscheen zij in een ander toilet. Bij koud weer droeg zij een lange bontmantel met een reuzenmof, of een muiskleurig fluweelen kleed, met Iersche kant en sabelbont afgezet. Eens was zij gehuld in een lange empire mantal van grijs liberty satijn, met groote hel roze revers, en droeg daarbij eene groote grijze hoed met hel roze veer, van achteren recht in de hoogte aangebracht. Een ander maal was zij gekleed in een soepele donkerblauw foulard japon, met lichter inzetstuk, en droeg daarbij een witte toque, welker rand met zwart fluweel gevoerd was en van achteren versierd met driè afhangende witte pleureuses. Enfin, haar toiletten waren te talrijk, om allen op te sommen. Men kreeg den indruk van een gewezen ‘Schauspielerin.’ Indien zij niet met den reuzenmof was gewapend, droeg zij haar schoudertasch van goud brocaat over de linkerschouder, en hield haar ontblooten arm ongegeneerd in de zijde. Op den hier gehouden ‘Blumentag’ speelde zij een eerste viool, en verkocht de meeste margerieten. Aan de bronnen, en in de restaurants, en op alle drukke verkeerspunten boden dien dag verschillende dames margerieten te koop aan, voor een liefdadig doel. Ongelukkigerwijze viel door den regen het bloemenfeest eenigszins in het water! Doch de opbrengst was toch bevredigend en geen Kurgast was zonder één of meer margerieten getooid. ‘Die Russinn’ was steeds door een gansche kring ‘von Liebhabern’ geëntoureerd. Familiaar klampte zij de heeren aan, al hadden zij soms reeds eene reuzenboutonnière, en vleiend riep zij dan: ‘Von mir haben Sie ja noch kein Blümchen gekauft!’ Daar het regenweer was, droeg zij haar muiskleurig fluweelen kleed en had een oriëntalische doek van dof goud brocaat glad om het hoofd gewonden. Het kindermeisje of liever de pseudo-gouvernante, volgde haar steeds met het mandje margerieten. Blijkbaar vond zij het beneden hare waardigheid, het mandje zelf te dragen, zooals de andere dames deden. Nu had zij ook meer handen vrij om de heeren op armen of wangen te tikken, welke vrijheden zij zich ten voordeele der opbrengst op den Margarietendag veroorloofde! | |
[pagina 573]
| |
En wat hoorde ik daar nu van haar vertellen? Dat zij in hechtenis was genomen en men op al haar goederen had beslag gelegd. Dat thans een detective door een vroeger portret haar herkend had, en zij nog een hechtenisstraf moest ondergaan wegens: ‘Mitschuld an einer Raubmord’. In Rusland was haar het verblijf wegens politieke misdrijven ontzegd, en zette men haar herhaaldelijk over de grenzen. Onder een valschen naam liet zij zich als Kurgast te Mariënbad inschrijven, om wie weet wat voor practijken uit te oefenen en handig haar slag te slaan! Doch zij had misgerekend. Onnoodig te zeggen, dat haar ‘Liebhaber’ haar thans in de steek lieten! En het groote publiek, dat eerst één en al oog was voor deze ‘fesche Frau’ schold nu op de Kurcommissie, die zoo dom was geweest, niet eerder te ontdekken, wat voor een creatuur zij onder haar Kurgasten had ingeschreven. Niets is veranderlijker dan de publieke opinie. X. (Wordt vervolgd.) |
|