De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLetterkundig Overzicht.
| |
[pagina 519]
| |
boek, omdat hij beschikt over het heden ten dage aan auteurs aangeleerde kunstje, van in heel veel woorden heel weinig te zeggen. Even een voorbeeld geven van wat ik hiermede bedoel: Emma, vlug-reppend, haar rokken in den schuchteren greep van haar klamme vingers, haastte zich door de menschenmassa heen, snakkend naar thuis-zijn. Schuw-zwart omgaapte haar het avond-donker van 't Rijsseler-plein, na de helle licht-uitstraling van de Lage Vlie-straat. Ze vond zich vreemd verloren in een wijdheid opeens, terwijl ze zich voorthaastte langs de massale blokking van 't Stadhuis en haar oogen droomerig hingen aan de kleurige wisselglijdingen der electrische tram-schijnsels. De menschen aan tafeltjes bewegend achter de ruiten van een licht-schaterend café, leken haar iets oneigenlijks, als uit een tooverwereld, zóó als haar eens de visschen geschenen hadden in 't aquarium van den Dierentuin, zoo droom-geluidloos woelend en duikend te midden van een groei van vreemde planten. Nietwaar, wanneer je, op deze breed-sprakige manier èlke wandeling, elken middag, doorgebracht in het winkelmagazijn, elk uitpakken van hoeden- of handschoenen-doozen, etc., etc., uiteenrafelt, en met een keus van vergelijkingen, als voorkomt in het hier boven-aangehaalde gedeelte, toelicht, dan kan je ook van het meest onbeduidend levensgeschiedenisje maken een als een kokinje-uitgerekten roman van 286 dicht-bedrukte bladzijden! - Ik-voor-mij heb dat tegen deze nieuwe roman-fabricaat-manier, - dat werken met al maar door lang uitgetrokken beschrijvingen, dikwijls zoo gezocht mogelijk, om daardoor het gebrek aan inhoud, dat, waarvoor in een vroegeren tijd de romans van Dickens, van Thackeray, ten onzent van Bosboom-Toussaint, of Van Lennep, zorgden, te vergoeden. - De lezer wil voor zijn geld wat te lezen hebben. Daarom zijn de uitgevers wars geworden van kleine, met gekuischten stijl in elkaar gezette, sobere kunst-juweeltjes -, die echter door ‘men’ in een uur tijds zijn uitgelezen. Want ‘men’ wil liefst twee deelen lectuur verslinden, voor dien zelfden prijs die wordt betaald voor zulk een klein dun boekje. Jeanne Reyneke van Stuwe is er onder die dwang-omstandigheden meester in geworden hare romans getrouwelijk uit te wringen, als beddelakens die gerekt worden, totdat zij erin is geslaagd geregeld precies twéé deelen vol te leveren. - En zij heeft, - dit bewijst trouwens, dat hare methode de ware is om geld te verdienen, - vele navolgers gevonden; die het overigens niet altijd tegen haar kunnen opnemen, noch wat handige in elkaar zetting, noch wat het vertrouwd-zijn met de noodige loopjes ervoor betreft. - Gerard van Eckeren, die alvast aankondigt hoe zijn Guillepon-frères nog maar een begin is van de nog komende boeken in hetzelfde genre, behoort tot hen, die althans niet in àl te hinderlijke overdrijving vervallen, en die, zonder te zijn vrij te pleiten van gemaniereerdheid in dergelijke niets beduidende uitpluizerijen van kleinigheden, nogtans een oorspronkelijk cachet behoudt, dat den echten auteur onderscheidt van den gewonen nommer zooveel. - Zijn Ida Westerman, ook in dit blad besproken, was in mijn oogen veel meer kunstwerk, veel meer zuivere karakter- en toestanden-uitbeelding, zonder onnoodig bij werk, dan deze veel meer vulgair-aandoende tweeledige ‘roman van een winkeljuffrouw.’ Ida Westerman was tevens de geschiedenis van die van haren vader en van hare moeder, geschiedenis uit kringen véél te weinig bekend nog, geloovige goed-degelijke winkelierskringen. De Emma daarentegen uit Guilleponfrères schijnt ons veel meer dan deze Ida een bedachte, een onwerkelijke figuur, waaromheen zich door den schrijver niet-werkelijk méébeleefde, maar uit zijn voorstelling-vermogen geputte, niet-wezenlijk-levende menschen groepeeren. - Hierin schiet deze roman eener winkeljuffrouw dan ook zeer zeker te kort bij dien anderen, ook over zoo eene handelend, geschreven door Cornelie Noordwal; levensgeschiedenis waarin humor en diepe ernst zoo telkens aangrijpend afwisselen, waarvan je van het begin tot het einde voelt, dat de auteur haar heeft nagevoeld en in zichzelve meebeleefd, zoo niet wellicht afgezien van de nááste werkelijkheid. Er behoort m.i. ook een niet geringe mate toe van zich verplaatsen kunnen in de ziel van een ander, om als man zóó fijn te kunnen navoelen het intieme leven eener vrouw als deze Emma uit den winkel van Guillepon-frères. Dat Gerard van Eckeren, - al raadt hij dikwijls bij intuitie, - dan ook geen eigenlijke kenner is van de door hem ontleedde vrouw-gevoelens, kan je telkens opnieuw in zijn werk speuren. Hij heeft deze Emma gezien zooals een man, die met een beschaafd winkelmeisje 's avonds flirt, haar, 'n beetje geidealiseerd, aan de oppervlakte der dingen, leert kennen, zoo ook heeft hij hare omgeving, haar thuis, gezien. | |
[pagina 520]
| |
Maar hij kent haar niet, hij begrijpt haar niet, hij voelt haar niet na, zooals een Cornelie Noord wal dat, door haar vrouw-zijn, hare zuster-heldin kon doen. Nergens in het heele boek kom je een tooneeltje tegen zóó tintelend van levenswaarheid, van echte meisjes-wufte-vroolijkheid, als b.v. het afscheid van den grooten hoed, naar Delft verkocht, en afgehaald door den Bode. Bij Gerard van Eckeren is dit alles zwaar, droefgeestig, drukkend van levensmoeheid gebleven, of, slaat hij over tot scherts en grapjes, dan worden die ruw en vulgair en plat, - zooals ze dat in de mannen-wereld héél dikwijls zijn. Maar, behoudens al die aanmerkingen, - die ik maakte omdat ik den schrijver een iemand vind, een man van talent, en aan zoo een stel je hoogere eischen dan aan een would-be-auteur, - blijft de roman Guilleponfrères, voor wie niet terug denkt aan beter werk van Gerard van Eckeren, zooals b.v. Ontwijding, of Ida Westerman, blijft hij, voor wie hem leest zonder vergelijken met anderer arbeid, of met andere ook van begaafdheid getuigende soortgelijke boeken, een degelijk doorwrocht, boeiend stuk werk. - Emma is het beschaafd-opgevoede, zich in hare omgeving niet gelukkig-voelende jonge meisje, dat, na wat geflirt, en wat levenssmart, terugkeert tot den eerst door haar afgewezen minnaar - die zijnerzijds óók zijn deel levensschuld op zich laadde, en haar niet meer onbevlekt onder de oogen kon treden. Twee door het leven opgevoedden, en door den strijd ervan gewondden dus, voor wien het licht, dat zij bij elkaar behooren, eerst laat opgaat na véèl ontgoocheling. - M.i. schuilt hierin, in de verhouding tot Leo, de hoofdfout van den opzet van den roman, omdat de schrijver niet voldoende heeft opgehelderd, wáárom eigenlijk Emma hem bedankte dien eersten keer, hem den vriend van haar meisjesjaren, en om wien zij reeds toen heftig treurde nà haar afwijzing. Dit voorafgegane stuk levensgeschiedenis, waarvan wij slechts kennis krijgen door een overpeinzing van Emma in haar winkeljuffrouw-periode, maar waarop met dat al de geheele verdere roman is gebouwd, zondigt tegen de regels van den opzet van een goed-uitgewerkt logisch verhaal. Indien Emma Leo dadelijk had geaccepteerd, dan ware hare geheele roman niet-geschreven geworden; opgehelderd dient dus vóór en boven alles waarom zij hem had geweigerd, terwijl zij beiden nog jong, zorgeloos, en gelukkig waren, en zij zóóveel van hem hield, dat zijn beeld haar bijbleef gedurende heel haar verder leven. - Het was de plicht geweest van een goed auteur -, als Gerard van Eckeren er een is, - om dat heel duidelijk te maken. Nu echter moeten we ons maar vergenoegen met het zoo zijn van de zaak, zonder meer, en we volgen Emma op haren winkel-juffrouw-weg, en wonen bij haar geheel onbeduidend episodetje met den meneer, die eigenlijk héél deugdzaam is, en zien haar, nà zoo en zoo veel bladzijden, aanlanden bij het begin terug; bij Leo, - voor wien zij geen sterke groote liefde voelt, maar ‘zusterlijke genegenheid’, - altijd een zwakke grondslag, geloof ik, voor iemand, om huwelijksgeluk op te gaan bouwen. Heel stil stonden zij - en zagen uit in de wordende lente. 't Was Emma in deze wijdheid van licht of het nooit meer donker worden zou...., of de dag, hoog-klaar, daar immer zou toeven - en of Leo en zij hier altijd staan zouden blijven en nimmer moede worden... Als een zegening was het licht om haar lichte hoofd, en het scheen of in haar diep ademende borst iets langzaam zich open sloot, als een bloem hare bladeren.... Aldus, het slot, het er zich van afmakende slot, van een levensgeschiedenis die immers eigenlijk eerst hier, in deze vereeniging, begint. - Echter, wanneer men let op de datums die er onder staan, 1903-1908/09, dan wordt men getroffen door het lange tijdsverloop, dat ligt tusschen den aanvang en het einde van het verhaal, tijdsverloop waarin de schrijver zich, dunkt mij, in véél opzichten zal hebben vervormd, en zal zijn gegroeid dóór het leven. Ik zou daarom zeggen, dat zijn Guillepon-frères, - voor den gewonen roman-lezer heel boeiende uitspannings-lectuur misschien, - niet staat op één lijn met zijn Ida Westerman, om nu alleen van dit het láátste door mij besprokene onder zijne werken te spreken. Ida Westerman was een aandoenlijk lieve, van zulke braafgemoedelijke kringen als waarin zij zich beweegt, goed-afgeziene werkelijkheids-figuur, eene waarvan men, bij al haar naar de wereld onbeduidenheid, voelde hoezeer zij het wáárd was naar haar innerlijk te worden ontvezeld en nagevoeld in hare intieme lijdensgeschiedenis. Maar de Emma uit Guillepon-frères, laat U koud; omdat zij, zoo zij dan ook bestaanbaar moge zijn in de werkelijkheid, dan toch behoort tot die typen daarin, waarvan men zich afvraagt: waartoe vraagt de auteur Uw belangstelling voor hen; - om hun buiten- | |
[pagina 521]
| |
gewone lotgevallen, neen, - om hun karakter dat hen verheft boven het alledaagsche peil, - òòk niet! Dus, - hij schrijft er maar wat op los, omdat hij een roman, nommer zooveel, wilde schrijven. Welnu, dien indruk laat Guillepon-frères, - de titel is m.i. verkeerd gekozen, want, niet over den winkel handelt het verhaal eigenlijk, - bij u na; een indruk van: waartoe eigenlijk al dien woorden-rommel? Niet waarlijk, omdat Emma, of Leo, - een zeer vaag-geteekende persoonlijkheid geheel en al - of de tante, of Gerrit, de stiefzoon, of wie ook uit het verhaal, ook maar iets wedervaart, dat de moeite van het vertellen waard is, maar nog veel minder omdat hunne persoonlijkheden als zoodanig hen stempelen tot bijzondere karakters - of omdat hun levenskring, - zooals in het geval Ida Westerman, - te weinig is bekend, en dus als zoodanig verdient te worden beschreven in zijn stillen oprechten geloofs-eenvoud. - Geen dezer motieven geeft een verklaring van den roman Guillepon-frères. Blijft alleen over het voor de hand liggende motief, dat de auteur een roman verkoos te maken zonder kunst-bij-oog-merken, omdat hij nu eenmaal schrijver is van beroep. Ik herhaal, hij is talentvol genoeg om dat te kunnen. Zoo hij zich, waarschijnlijk uit gebrek aan stof, in dit verhaal van uitgerekte détails veel meer te buitengaat aan noodelooze uitweidingen dan anders het geval is in zijn stijl, toch zondigt hij niet zóózeer tegen den goeden smaak, om bepaald vervelend, veel minder nog onbegrijpelijk te worden. - Het in het begin van dit artikel door mij afgedrukte staaltje van zijn langdradig vertellen - tot in het oneindige toe, - geeft een zeer juisten indruk van de wijze van inkleeding, waarmee de lezer in dezen roman te maken heeft. Voortdurend worden hem Emma's uit- en thuis-komsten, haar hoed-op-en-af-zetten, haar bezigheden in het magazijn, etc., etc., op de aldus aangehaalde wijzen uitgevezeld. - Maar er komen in den roman dáárbij genoeg boeiende momenten en levendige tooneeltjes voor, om hem, voor iemand die uitspanningslectuur zoekt, héél aangenaam ter lezing te maken, terwijl hij daarenboven het groote voorrecht heeft van door iedereen te kunnen worden gelezen, omdat er geen enkel aanstootetijke episode in is, daar zelfs het scharrelpartijtje met den meneer zich bepaald tot het heel onschuldige. Ik zeide het vroeger reeds, men moet elk auteur beoordeelen naar wat hij persoonlijk vermag te geven. Na Ontwijding, voor mij een der teerst-gevoelde boeken die ik ken, is een roman als Guillepon-frères voor mij-persoonlijk een teleurstelling; 't geen niet wegneemt dat men hem, op zichzelf beschouwd, een goed-geslaagd, welverzorgd stuk arbeid mag noemen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|