Ter bespreking toegezonden.
Voor het jaar eindigt wil ik gaarne de aandacht vestigen op den Spiritischen Kalender 1912. Mooi is het fijn-uitgevoerde schild, met een engel die een kind aan den afgrond beschermt, en goed-gekozen vind ik daarop de spreuk: De dingen die men ziet zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig. -
De kalender is samengesteld door mevrouw van Holthe tot Echten, eene spiritualiste wier naam den lezers van het Toekomstig Leven zeker wèl bekend zal zijn. Hij bevat allerlei stichtelijke, meestal op het spiritualisme betrekking hebbende spreuken, sommige uiteraard niet veelzeggend, sommige mooi-gevoeld, zooals b.v.:
Te gelooven wil zeggen: met ons hart in het eeuwige te rusten, terwijl onze voeten nog staan in het stof der vergankelijkheid.
Voor allen die iets voelen voor spiritualisme - en ik weet, als redactrice, dat er onder de Lelie-lezers velen zijn met wien dat het geval is - zal deze zoo gedistingueerd-uitziende kalender zeker een welkome nieuwjaars-gift zijn. De uitgever is G.A.W. van Straaten te Middelburg.
Bij dezen zelfden uitgever, die zich toelegt speciaal op het uitgeven van spiritualistische en theosofische boeken, verscheen insgelijks een klein boekje: Reïncarnatie of...? Antwoord op de vragen: Worden wij als zelfstandige wezens op deze planeet herboren? Hoe moet dan de Ouderliefde beschouwd worden, - door Domarij. Ouderliefde is zoo'n ernstig ding, en vooral in onze dagen wordt er zooveel geschermd met dat woord, en met de ‘eeuw van het kind’, dat het wel der moeite waard is eens ernstig stil te staan bij de vraag: in hoeverre zoogenáámde ouderliefde niet maar al te dikwijls gelijkstaat met grof egoïsme. Het wil mij voorkomen dat de denkbeelden van den auteur méér origineel zijn dan wáár, zoo b.v. waar hij zegt dat de ouderliefde blijft bestaan, ook lang nadat het kind groot is geworden, (om daaruit te bewijzen dat de ouders eigenlijk zichzelf liefhebben in hunne kinderen.) Ik vind deze theorie niet overeenkomstig de werkelijkheid, want het heeft mij juist altijd gefrappeerd dat zoovele ouders, als de kinderen eenmaal volwassen zijn, meer en meer onverschillig voor hen worden, menigmaal een zekere jaloezie zelfs toonen, en geheel hun eigen weg gaan. Het slot van het betoog is dat de leer der reïncarnatie het meest beant-