Bron van Kinderlijden.
‘Weet gij, waarom ik onthoudster ben geworden, zeide laatst een jong meisje tot mij, ‘omdat ik van nabij gezien heb, welk een leed kinderen door moeten maken, die een dronken vader of moeder hebben.’ ‘En,’ liet zij er op volgen, ‘ik ben er zeker van dat velen, die nu nog niets voor den strijd tegen den drank gevoelen, warme strijders voor onze zaak zouden worden, als zij ook dat kinderleed van nabij gezien hadden.’
Wij zijn het geheel met haar eens; het is alleen omdat de menschen niet weten, wat er geleden wordt, dat zij niet medehelpen om de oorzaak van dat leed weg te nemen. Is een kind dat een dronken vader heeft, diep te beklagen, wij kunnen wel zeggen, nog oneindig meer lijdt een kind, als het een dronken moeder heeft.
Ik ken verscheidene gezinnen, waar vader drinkt en waar moeder toch nog het boeltje knap weet te houden: waar moeder met haar liefde de kinderen het leed tracht te vergoeden, dat de drinkende vader hun aandoet. Men gevoelt eerbied voor zulke vrouwen, die zoo tegen den stroom weten op te roeien, die het huiselijk leed zooveel mogelijk voor vreemde oogen trachten te verbergen en heel dikwijls gebeurt het dat uit zulke gezinnen flinke onthouders komen.
‘Van jongsaf heb ik thuis zoo de drankellende medegemaakt, heb ik gezien hoe nameloos veel mijn lieve moeder geleden heeft, dat 't mij niet mogelijk zou zijn één druppel van dat vocht te drinken,’ zeide onlangs een jonge man en wij kunnen het zoo begrijpen, dat hij nu vooraan in onze Onthoudersstrijd staat.
Maar nu kinderen die een dronken moeder hebben.
Mag ik even een greep doen uit velen? Het zal vijf jaar geleden zijn, dat wij in een gezin kwamen, waar moeder dronk: waar moeder bijna voortdurend onder invloed van drank was. Twee meisjes, een van 2 en de ander van 4 jaar, waren aan die vrouw den geheelen dag overgelaten, want vader ging 's morgens reeds vroeg naar zijn werk, kwam hij thuis, dan was er meestal geen eten, wat dikwijls een vechtpartij ten gevolge had. Met gescheurde kleertjes en bloote voetjes liepen de kinderen rond, terwijl het buiten flink vroor en bij ons eerste bezoek kwam de kleinste kleuter stilletjes naar mij toe en trachtte haar verkleumde handjes onder mijn mantel te warmen.
‘Toen moeder dronk,’ zeide het oudste meisje eens tegen mij, ‘was ik zoo bang voor haar, zij sloeg er maar op, want zij wist niet, wat zij deed.’
Gelukkig dat wij hier in den verleden tijd mogen praten en dat moeder nu een beter leven tracht te leiden en toen ik onlangs zag hoe het kleinste meisje thuis kwam, verrukt over ‘het voor den eersten dag op school te zijn geweest’, hoe het kind op moeder toevloog om haar al de bijzonderheden van dien ‘eersten morgen’ te vertellen en hoe zij toen eens flink gepakt werd en met groote belangstelling werd aangehoord, toen was het ons bijna niet mogelijk in die vrouw, die andere vrouw te herkennen, ‘die niet wist, wat zij deed, omdat zij dronken was.’
God geve dat wij niet alleen met ons hoofd maar ook met ons hart leeren mede gevoelen het lijden van zoovele arme kinderen, enkel en alleen door den drank!
A.H.v.H.