De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 395]
| |
zijn; ik ben nl. niet van zins opnieuw een twistgeschrijf aan te vangen met iemand die zoozeer zijn machteloosheid heeft getoond als de hr. Naaktgeboren. (Dit is dan ook onherroepelijk mijn laatste woord aan den heer N.) - En wat den heer Visser aangaat: ik gun ZEd. na dezen gaarne het laatste woord, - echter uit geheel andere overwegingen, nl. vrees voor langdradig, vervelend en dus ongenietbaar te worden en te-veel plaatsruimte nutteloos in-beslag te nemen. Laat ons dus kort zijn. De persoonlijke hatelijkheden aan mijn adres geuit door den heer J.B. Naaktgeboren, als: ‘de heer S. is wel vrijpostig’ en d.g.l. ga ik stilzwijgend voorbij. Ik beschouw ze gaarne als uitbarstingen van voorbijgaanden toorn en schenk ZEd. daarom met de meeste welwillendheid absolutie, zonder eenig excuus te verlangen. - Waar de hr. Naaktgeboren zegt ‘niet van muggenzifterij te houden’ en zulks in verband met zijn bewering dat ik ‘woorden uit den bijbel aanhaalde, die op de aangegeven plaats heel niet stonden’, veroorloof ik mij de opmerking, dat hij dan ook met zijn aantoonen van mijn ‘foutief’-opgeven van tekstnummers achterwege had behooren te blijven. Immers, de door mij aangehaalde bijbelwoorden stààn in den bijbel en nu komt het er m.i. weinig op aan, op wèlke bladzijde of in wèlk hoofdstuk, of onder wèlk tekstnr. zij voorkomen. De hr. N. toonde hiermede te behooren tot de door Jezus gestriemde schriftgeleerden ‘die de mug uitzijgen en den kemel doorzwelgen’. De voornaamste, door mij volkomen juist aangehaalde teksten liet de heer N. onaangeroerd; ZEd. wilde hier niet erkennen, dat er in gewaarschuwd werd tegen het privaat-eigendom.Ga naar voetnoot*) Wanneer ik zeg: ‘de opbrengst des lands is voor allen’ en ik laat er op volgen: ‘zelfs de koning wordt van het land gediend’, dan verandert dit laatste toch niets aan de ontkenning van het eigendoms-‘recht’ die in de eerste zinsnede besloten ligt. - Om uit mijn ironischbedoelde woorden: ‘zooveel bladzijden uit Om de oude Wereldzee’ te distilleeren een ‘zich-gretig-meester-maken van een lasterlijke aantijging’, is werkelijk wat vèr gezocht. Ik dacht zelfs niet aan de kwestie over onjuist-citeeren, of zoo iets, tusschen de heeren N. en V.!Ga naar voetnoot†) En als de heer N. zich dan ook zóó ver vergeet om mijn vragen naar bewijs ‘vervelend gezanik’ te noemen, dan zou ik hem willen toeroepen: kijk naar U zelf. - Dat de hr. N. het van christen-socialist gebracht heeft tot een verdediger der huidige kapitalistische ‘orde’, in acht jaar tijds, is niet te verwonderen, daar ZEd. voortdurend blijk geeft het socialisme nooit begrepen te hebben; dat hij echter socialisme èn kapitalisme verdedigt met bijbelteksten, dat lijkt mij op z'n zachtst genomen allerzonderlingst. De hr. N. noemde zich indertijd socialist en daar ieder die afschaffing wenscht van het privaat-eigendoms-stelsel socialist is, was de hr. N. óók: tegenstander van het privaat-eigendom. Dit te verdraaien zal bezwaarlijk gaan. Als ik den hr. N., in antwoord op zijn raad ‘den bijbel geregeld te bestudeeren’, mededeel dat dit boek een plaats inneemt naast mijn werken over socialisme etc., dan zal hij zich zeker wel verwonderen. De Vrije Socialist is een blad dat door den hr. N. niet gelezen wordt en derhalve kan hij over de al-of-niet betrouwbaarheid ervan niet oordeelen. Ik stel er een onbeperkt vertrouwen in, omdat de redakteur ervan, zelfs bij zijn felste vijanden, bekend staat als een hoogstaand, eerlijk man, wiens lijfspreuk is: ‘onpartijdig zijn kan ik niet beloven, wèl om eerlijk te zijn’ (Göthe). Laat de hr. N., en zijn geestverwanten, aan hem een voorbeeld nemen, - dan zal hij een schrede nader bij Jezus staan.Ga naar voetnoot*) Als een waarheid grof-beleedigend is, voor hem tot wien zij gezegd is, dan bewijst dit, dat hij met de waarheid op een gespannen voet staat. - In zijn qualiteit van redakteur heb ik den hr. N. in den eigenlijken zin des woords nóóit beleedigd. - Mij werd herhaaldelijk lof toegezwaaid voor het openlijk noemen van mijn naam; dat men onder een artikel óók nog zou behooren te noemen: beroep en woonplaats etc., lijkt mij wat dwaas. De hr. N. leze de welverdiende woorden aan zijn adres van den hr. Visser. Ik-voor-mij meen de geheime bedoeling des heeren N. met het vragen naar mijn werkkring maar al te goed te begrijpen en te doorzien. - Overigens is het onhebbelijk navorschen van iemands beroep etc. iets ongepasts, een vervallen in persoonlijkheden, wat men van een zoo fijnbesnaard en teergevoelig man als de hr. Naaktgeboren toch niet zou mogen verwachten. Den hr. H. Visser. - Inderdaad, een dispuut in dit blad tusschen anarchisme (vrij-soc:) en socialisme (sociaal-demokratie bedoelt U?) zal weinig vrucht dragen. Wat is er al niet uit den treure gedebatteerd in vergaderingen, in couranten etc; en hoeveel boeken en brochures zijn er al niet over geschreven! Anarchisme en sociaal-democratie staat tegenover elkaar als Protestantisme en Katholicisme. Deze vergelijking is zeer zuiver, gaat zelfs tot in de kleinste onderdeelen op. De anarchisten zijn en zullen steeds zijn de ketters in 't socialistische kamp. Aan het gezag van een Partijbestuur (Paus) kunnen zij zich niet onderwerpen en de ‘heiligen’: Parlementarisme en ‘moderne’ (gecentraliseerde) vakbeweging kunnen zij niet aanbidden als beschermengelen die de menschheid zullen voeren naar de socialistische maatschappij (hemel). De Luther van het anarchisme is Michaël Bakunine, die in 1872 door Paus Karl Marx plechtig uit de Internationale gesmeten werd. Als opposant was Bakunine Marx te lastig en geen middel heeft de laatste ontzien om zijn ridderlijken tegenstander eruit te werken, zelfs werd B. als politiespion gedoodverfd door Marx, wiens naam door deze lage daad voor eeuwig besmet blijft. | |
[pagina 396]
| |
- Waar een meerderheid (soms kunstmatig verkregen) haar plompen poot zet op de oppositie der minderheid, daar zaaide zij steeds de kiem van bederf in haar eigen boezem. Zoo verging het ook de sociaal-demokratie. Het zou mij te ver voeren een en ander met feiten aan te toonen. Trouwens, is niet in schier alle landen de sociaal-demokratie verwaterd tot een ongevaarlijk-vooruitstrevend liberaal bourgeois-partijtje? En heeft zij niet overal, waar sociaal-demokratische partijgenooten aan het bewind kwamen, getoond, hoe zij in haar geheele wezen eigenlijk maar weinig verschilt van alle bourgeois-partijen? Niet alleen in Frankrijk, maar overal waar sociaal-demokraten een plaats innamen naast burgerregeerders toonden zij zich nog grooter volks-onderdrukkers en -uitzuigers dan hun burgerkollega's. Briand is daar als waarschuwend voorbeeld, Briand, die na het onderdrukken door militaire macht eener werkstaking, in een zeldzaam bij hem voorkomende bui van eerlijkheid openlijk verklaarde: ‘Ik heb nu nog gebruik gemaakt van wettelijke middelen, maar als het moet dan doe ik het ook met gebruikmaking van onwettige middelen.’ Het was de ex-‘generaal-algemeene-werkstaking’ die daar sprak! En zoo zijn er tallooze voorbeelden aan te halen van afzakking en verwatering; in Nederland zoowel als in Frankrijk, Duitschland, Italië, Amerika enz. enz. Troelstra schreef in Het Volk van 21 Dec: 1901: ‘Elke dwang op geestelijk gebied kweekt de plant die hij dooden wil. Wat een meerderheid dom en verwerpelijk vindt (let wel! S.) kan de eenige vorm zijn, waarin de minderheid hare heiligste gevoelens weet in te kleeden en te uiten’. Toch werd die minderheid uit de Partij getrapt. - De leden zijn er toch niet terwille van het reglement, maar het reglement moet er zijn terwille van de leden. En men roest toch niet vast in een eenmaal ‘vastgesteld’ reglement? Dit in antwoord op uw reglement-argument.Ga naar voetnoot*) 't Kan zijn dat Wijnkoop - dien ik overigens niet in bescherming wil nemen! - wat onhebbelijk was. Maar dat dreigement van ‘met de politie de zaal laten uitzetten’? Welke ‘bewuste’ roept nu de hulp in der politie en klassen-justitie? Een feit blijft het in ieder geval, dat de Maastrichtsche ‘genossen’ hun zaal weigerden af te staan, toen de opponeerende ‘marxisten’ daarin een vergadering wilden beleggen. Opmerking verdient, dat het in het zuiden voor socialisten bijna onmogelijk is een zaal te krijgen om te vergaderen, door toedoen van meneer de pastoor. Fraai nietwaar, dat zich noemende ‘socialisten’ op dezelfde wijze te werk gaan? De ‘vrijheid van het woord’ is dan ook bij de sociaal-demokraten een ijdele klank. Ik zou daarvan ook weer zoovele voorbeelden kunnen aanhalen! De vraag: sociaal-demokratie en anarchie? is zeer zeker een belangrijke, doch laat zich niet oplossen in een kort verweerschrift. Een reeks artikelen zou daarvoor wel noodig zijn. - Ik raad U aan eens te lezen: ‘het Parlementarisme in zijn wezen en toepassing’ door mijn ‘eerbiedwaardig model’. Al overtuigt het U niet van de onmacht van het Parlementarisme, het is in elk geval een zeer belangrijk werkje. Ik eindig met U dank te zeggen voor uw ridderlijk partij trekken voor mij; ook daartoe behoort eenige ‘moed!’ JOH. G. SCHIPPÉRUS. NASCHRIFT. Neen! nog 'n enkel woord! Ik vergat nl. nog Uw opmerking over mijn ‘voorliefde tot praten,’ welke mij zou kenmerken als ‘den echten vrijen socialist.’ Een grapje van u? Ik geloof van ja. Want wie houden er nu méér van praten, praten en nòg eens praten dan de sociaal-demokraten?! Wat moet Ter Laan b.v. niet een gespierden tong hebben!... En wàt gééft het? - De anarchisten daarentegen praten niet alleen, maar doen ook. Bewijzen zijn voorhanden. Ik wijs slechts op onze dienstweigeraars. Voorts op ‘onze acht’ van Chicago. Op Henry, Caserio, e.a. anarchisten van de daad (waarop de bourgeoisie met afschuw neerziet, omdat zij ‘bommen-gooiers’ zijn; maar ik zou de bommetjes wel eens willen tellen die nu reeds gegooid zijn in Tripolis). En Ferrer? Deed ook hij niet? En Bakunine, Kropotkine, Louise Michel? Onze helden, die niet alleen praatten, maar zelf ook deden, zij zijn te veel om op te noemen! S. |
|