zij, juist dáárdoor, óók in de hoogste mate vulgair zijn, tenzij men er een persoonlijk cachet aan weet te geven. Carlier en anderen, die deze kleine hoedjes lanceerden, zijn er waarlijk niet goedkoop mee; maar de groote warenhuizen, welke ze afleveren op bestelling en gros, die maken zoo'n heel-weinig garneering verlangend klein dingetje goedkoop na, op de meest-alledaagsche wijze, in grof vilt, genre bordpapier, met 'n vodderig piekje, en 'n even vodderig stukje lint. Klaar is kees.
Maar, o wee, als ge nu eenmaal een alledaagsch gezicht bezit, dat daaronder uitkijkt! (En de piquante, wezenlijk-fijne gezichtjes, jong en coquet, die zijn juist ten onzent, uitzondering). Als Uw haar niet allerliefst natuurlijk krult om Uw slapen, als Uw teint niet is bestand tegen koude en vocht (want een klein hoedje met een voile tegen 't gelaat platgedrukt, omdat er geen rand hoegenaamd is, staat afschuwelijk), als Uw heele figuur niet past bij 't vlugge, jonge, àparte, coquette van zoo'n los en lucht op 't hoofd geworpen mutsje of hoedje, heusch dan máákt ge u-zelf ermee léélijk, óók al zijt gij overigens een knappe vrouw.
Want, versta me wel, ik zei hierboven dat de piquante, wezenlijk fijne gezichtjes bij ons uitzondering zijn. Daarmee wil ik intusschen geenszins gezegd hebben dat er bij ons zoo veel meer leelijke vrouwen zouden wezen dan in andere landen; 't tegendeel is 't geval. Ik vind ten minste, dat speciaal 't Haagsche genre iets héél moois heeft als vrouw, over 't geheel genomen. Maar hollandsche vrouwen zijn nu eenmaal van een ander soort mooi dan de latijnsche rassen. En daarom is het van haar, kortweg gezegd, dom, als zij per-se willen nabootsen de françaises, die tot het Latijnsche ras behooren, en wier lichaamsbouw en gelaatsuitdrukking een geheel andere is dan die van een durchschnitt-hollandsche. Als een groote vrouw, met 'n mooie buste, en 'n forsch-gebouwde gestalte, (en zoo loopen er velen hier in Holland) zich zelf tooit met 'n voor háár uiterlijk belachelijk klein toeloopend-puntje, dan lijkt zij precies op 'n groot suikerbrood, van onderen breed en van boven eindigend in een punt. En dan máákt zij zich dientengevolge leelijk. En nu spreek ik nog niet eens van de gebreken van geen of slechts een korten hals, van een te kleurig of een te vaal teint, of van een dat wordt ontsierd door onreinheden, of ook van grove onregelmatige trekken, of van smakelooze kapsels, of van bij de ooren gladweggetrokken haar. Alle zoo vele dingen die een klein excentriek hoedje accentueert, en die een groote hoed daarentegen overschaduwt en daardoor effaceert. Alles saamgenomen, om 'n klein hoedje, zooals die van de tegenwoordige mode, goed te dragen, moet men vóór alles een persoonlijken smaak hebben, om te beoordeelen welke kleur men moet kiezen, welk model, en, last not least, welke andere bij dat eigenaardig soort van hoofddeksel passende toilet-artikelen, van japon, tailleur, bontmantel, enz. benoodigd zijn. En, voor en boven alles, moet men weten hòe zoo'n hoedje op te
zetten, en hoe zich er naar te kappen, en.... moet men een aardig piquant gezichtje er naar hebben.
Ik heb onlangs iemand gezien - ik doe een greep uit vele tallooze voorbeelden - die, op een van de kou paarsch-rood-geworden gezicht, droeg een paarsch-fluweel pierrothoedje, met 'n paar opzichtige pieken rechtopstaand. 't Paarsche fluweel vloekte in kleur tegen haar paarsch gezicht; de pieken waren uitdagend, lokten daardoor voortdurend tot kijken naar haar; en dientengevolge kon men niet anders dan voortdurend opmerken hoe leelijk zij was met dat blauw-roode gezicht, en die haar belachelijk-makende fiere pieken. Wel, had diezelfde, volstrekt niet bijzonder misdeelde dame gedragen een eenvoudigen grooten hoed, b.v. met zwart gegarneerd, of met wit en zwart, en in een stijl die niet de aandacht trok, b.v. met groote lussen lint, of met een pleureuse, of iets anders, dat óók modieus is, maar niet opvallend, ik ben overtuigd dat zij een zeer goeden, gedistingueerden indruk had gegeven, en dat de te roodheid van haar gezicht ware geëffend geworden door die verzachtende donkere tinten.
Nu zou ik zoo graag ook nog wat zeggen van groote hoeden, die men natuurlijk óók wel opzichtig en lomp en daardoor mal-gracieus kan maken; maar de plaats ontbreekt mij daartoe ten eenenmale in dit nummer, waarin zelfs de correspondentie moet overblijven. -
Aan een correspondente, die mij vraagt of men nog veel lint draagt, als garneering op japonnen, kan ik meedeelen, dat die garneering inderdaad nog veelvuldig voorkomt in de lange lussen van achteren, welke zoo elegant afkleeden, en welke men òf dubbel opneemt, òf ook heel lang laat hangen. Een bijzonder goed adres voor lint in alle breedten, - ook voor voiles - is:
Veenestraat 11.
Hier heb ik de fijnste nuances gezien, tot in alle breedten en in allerlei qualiteiten. Lintgarneeringen eigenen zich te méér voor velen, waar tegenwoordig ook de breede en mooie qualiteiten van zijden lint niet duur zijn, terwijl zij een japon uitstekend en kleedzaam kunnen ‘afmaken’, als ceintuur, met lussen verwerkt.
Kinderkleeding. Afgezien in de tram. Een allerliefst blond meisje, van 7 jaar ongeveer, geheel en al in 't zwart, zwart fluweelen