Augustus, was zelfs voor grooten minder aangenaam, al bezitten die meer weerstand. Met nadruk werd door Mr. Methorst gewezen op het goede van borstvoeding in tegenstelling met flesch of kunstvoeding. De moeder zelf kan het best haar kinderen voeden. De goede verzorging speelt vervolgens een groote rol.
't Contrast blijkt uit de sterfte, die tusschen goede en slechte verzorging varieert tusschen 3% en 26%.
De woningtoestand moet eveneens niet buiten beschouwing blijven.
Eigenaardig is te zien tot welke cijfers men kwam bij een onderzoek. Er is n.l. in den Haag en Scheveningen in 7000 gezinnen met hulp van wijkzusters, doktoren en 200 vrijwillig zich aanbiedende dames een onderzoek ingesteld. Er werden ruim 40.000 bezoeken gebracht. Na het reeds genoemde over den invloed der verzorging bleek aangaande den woningtoestand en deszelfs invloed 't volgende. Natuurlijk hebben deze cijfers niet eene absolute waarde. Er zijn immers nog oorzaken, die zelfs bij een zoo uitgebreid onderzoek over het hoofd worden gezien. -
Terwijl men de woningen verdeelde in 3 categorieën, goede, redelijke en slechte woningen, kwam men tot het resultaat, dat bij goede woningen de sterfte der zuigelingen nog geen 7% was en bij de slechte woningen 14%. In groote gezinnen is de sterfte volgens Mr. M. omvangrijker. Voorts is van invloed de welstand. Er is onderzocht in groepen van woningen naar gelang van de huurwaarde. Hoe hooger de huurwaarde hoe geringer de sterfte. Achtereenvolgens in verhouding tot de stijging der huurwaarde daalde het sterftepercentage regelmatig, 16 ½%, 13%, 8%, 4 ½%, 3%. Er is dus regelmatige daling geconstateerd naarmate van den welstand.
Ook kwam herhaaldelijk uit, dat kinderen met langduriger borstvoeding meer weerstand hadden.
De arbeid der moeder heeft eveneens invloed. Zoo zal dus voor gehuwden eene betrekking buitenshuis, onderwijzeres, fabrieks-arbeid enz. ongunstig op de zuigelingen verzorging werken.
- Hoewel zelf niet in het gelukkig bezit van zuigelingen, desniettemin zeer de goede verzorging dezer jonge wereldburgers en wereldburgeressen op prijs stellend, kwam het mij voor niet ongeschikt te zijn op den nood te wijzen, waarin velen hunner verkeeren.
Ook moet de kraamvrouwenverpleging volgens mededeelingen van zuster van Hulst vooral ten platten lande nog immer veel te wenschen overlaten. Men verwacht zelfs bij het geven van bakercursussen grooten tegenstand van de zijde der oude, door de ondervinding gepatenteerde bakers, die de usances in haar bedrijf met onverzettelijkheid zullen vasthouden.
Er was op de vergadering zelfs een Dokter, die zich ontvallen liet: ‘Bakers zijn nu eenmaal niet te veranderen’.
Zuster van Hulst zal dan eerstdaags beginnen met bakercursussen. Er heerschen volgens haar op 't gebied van 't bakeren nog zeer vele vooroordeelen.
Wat een ruim veld dus voor de aanstaande moeders om hier lauweren te plukken!
‘Baker’ zal gaan behooren tot de meest gezochte baantjes. Beets had liever den naam baakster, als ik mij goed herinner staat daarover in de Camera eene beschouwing, maar met het oog op 't veldwinnend arbeidsgebied der vrouw is meer mannelijke benaming allicht niet onverdienstelijk.
Mr. Methorst toonde ook aan, dat het geboortecijfer in alle Europeesche landen dalend is, de nationaliteit vermindert. Dit is niet alleen 't geval met Frankrijk, ook in Duitschland moeten maatregelen genomen worden te dien opzichte, anders gaat het eenzelfden weg uit. Toch beschouwt men het in Duitschland nog altijd als een zegen als de bevolking in aantal vooruitgaat.
Tusschen 1870 en 1880 bereikten de meeste landen hun maximum, hun hoogste geboortecijfer. Daarna was 't geboortecijfer regelmatig dalend. Van de 24 Europeesche landen staan wij no 14, dus 13 landen hebben een grooter en 10 landen een lager geboortecijfer dan Nederland. Wij hebben dus een vrij laag geboortecijfer.
Gelukkig daalt de algemeene sterfte, zoodat er overschot is; dit is een gevolg van verbeterde hygiënische toestanden. Ons land heeft een laag sterftecijfer. We staan in dezen no 20. Vier landen hebben een lager sterftecijfer. Wat de zuigelingensterfte aangaat staan we in sterftecijfer no 17. Nog 7 landen in Europa hebben dus een lager sterftecijfer, maar 16 een hooger.
De tegenwoordige zuigelingensterfte is dooreengenomen 10%. Bij ons te lande is van 1892-1897 in alle gemeenten van Nederland onderzocht de sterfte beneden 1 jaar. Het percentage stijgt naargelang de groep minder inwoners telt, vanwege de geringere