van den vader, den voornamen vader, ondanks haar schaamte-gevoel. - -
In zulke oogenblikken van heimwee raakten Mientjes gedachten soms in opstand, liet zij zich vergelijkingen ontvallen over 't burgerlijke van haar tegenwoordige omgeving, vergeleken bij den chic van haar vroegeren dienst.
- Juffrouw Gerbrandts, die zelve, in haar gehuwde vrouw-deftigheid van ambtenaars-echtgenoote, óók eens andere tijden had gekend, liet haar dan maar 's uitklagen, kon voor haar meevoelen.
‘Als je maar oppast, dat de freule je niet hoort zoo. Die zou je 't nooit vergeven’ - placht zij moederlijk te waarschuwen - -
De freule kwam klokslag half-acht, met Lizzy van der Hooph, en met Dorrit ten Have, door haar met 't rijtuig afgehaald. -
Dominee Wijck was er al, ontving de drie freules buigend en groetend, heel onderdanig. Terwijl de freule hem aan Dorrit voorstelde, heel terloops, want ze vond Dorrit nog maar 'n kind zoowat, sloeg hij niet eenmaal z'n bij de Haagsche dames beroemde ‘interessante’ oogen van Oosterling op.
Petro, op 'n afstand, stond óók te buigen, kreeg van de freule 'n paar vingertoppen, van Lizzy van der Hooph alleen een stijf knikje. Dorrit knikte óók, zei beleefd-toeschietelijk: ‘Dag juffrouw.’ En, toen ze haar, 'n oogenblikje daarna, tegen juffrouw Gerbrandts hoorde zeggen: Tante, kwam ze, onvoorgesteld, naar haar toe, zei spontaan-innemend: ‘O, U bent zeker 'n nichtje van de directrice, ik heet freule ten Have.’ -
Petro kon van verbouwereerdheid, dat die freule zoo net deed alsof ze gelijken waren, haast niet antwoorden wie ze was. Die familie ten Have - dat zei Pa ook altijd - dat waren nou toch allemaal zulke lieve, beleefde, aardige heeren en dames. Niks niet uit de hoogte tegen je. - - Pa zat met meneer Fredi ten Have in één Commissie - verbeeldt je hoe leuk - voor onderstand aan christelijke behoeftigen. En Pa vertelde altijd, dat meneer dan soms zoo maar, heel gewoonweg, van 'm 'n sigaar aannam, als ze samen 't zelfde eindje naar de tram uitmoesten. -
‘Wat is dat? - Wat beteekent dat?’ - De freule speurde met groote dreigende blikken naar de Chrysanthen en gele rozen. ‘Juffrouw Gerbrandts, ik hoop niet, dat U zoo verkwistend bent geweest?’ - -
Haar oogen drukten een wereld uit van ingehouden toorn, om zooveel onnut-uitgegeven geld voor ‘die schepsels’. -
‘O neen, - freule. - - Ik zou niet durven, zonder Uw voorkennis. - Maar’ - - En angstig dwaalden juffrouw Gerbrandts oogen naar de schuldige. -
Dorrit, heel onbewogen, niet vermoedend dat ze met haar gift in 't geheel geen eer inlegde in deze omgeving, kwam er reeds bij. Zij had naar de teksten aan den wand staan kijken, wat verlegen even met haar zich hier zoo vreemd voelen.
‘O, die bloemen! Die heb ik van middag hier laten bezorgen. Dat geeft er een feestelijk tintje aan, dacht ik zoo. Vindt U ze niet mooi, freule.’ - -
‘Ze zijn prachtig’ - verklaarden juffrouw Gerbrandts en Petro, met gelijkelijke onderdanige bewondering.
Maar de freule zei scherp: ‘Zeker, dat is het rechte woord ervoor: prachtig. Pracht echter is niet iets wat behóórt in een Huis van Boetedoening, en Zonde, en Schuldbelijdenis voor God.’ - Toen, ziende dat Dorrit teleurgesteld keek, voegde zij er genadiglijk-vergoelijkend bij:
‘Ik waardeer overigens zeer je goede bedoeling, lieve kind; je bent nog te jong om in te zien, dat bloemen in tegenspraak zijn met de droeve omgeving waarin wij ons hier bevinden. Wat zegt U dominee?’
- Dominee Wijck had wijselijk de partij gekozen van niet te hooren wat er gaande was. Hij bladerde ijverig in een der klaarliggende psalm- en gezang-bundels. Thans, genoodzaakt tot zijn meening zeggen, vond hij de zalvende opmerking:
‘De freule heeft haren God willen loven en prijzen, denk ik, met dit lieflijk offer aan Hem.’
Daarbij sloeg hij, thans ineens, voor het eerst, zijn zwarte, warme oogen vol op naar het bedremmelde gezichtje van Dorrit. Zij vond hem op dat moment dientengevolge charmant.
- - - ‘Mij dunkt,’ oordeelde de freule, ‘nu kunnen de meisjes binnenkomen.’ -
Zij verschenen in een lange sombere rei, gekleed in katoenen, blauwe werk-japonnen, het haar in het midden gescheiden, glad-weggestreken, met onvriendelijke, stuursche gezichten de meesten; sommigen keken tersluiks spotachtig, anderen brutaal; een gluiperig-loerende uitdrukking van quasi-onderwerping wisselde af hier en daar met een blik van moeilijk-verborgen haat. Ook waren er, die versuft, ondanks hare jeugd reeds gebroken, ‘op’ van 't leed er uitzagen, als lamgeslagen honden, die blij waren met een dak en voedsel boven haar hoofd - hoe dan ook. Zij groetten zwijgend, met 'n hoofdknik. Mientje, die de weerspannige Lena, inderdaad met goedvinden van dominee Wijck tijdelijk losgelaten, onder hare bijzondere hoede had, was de eenige die den moed bezat heel duidelijk hoorbaar, hardop, te zeggen: ‘Dag freule, Dag dominee.’ Voor Lizzy van der Hooph en Dorrit ten Have boog ze schuchter welgemanierd. -