De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Overzicht van de week.I.
| |
[pagina 261]
| |
den manoeuvres-tijd. En ondertusschen gebeuren er zulke dingen met hare onderdanen, die, of zij willen of niet, tot het soldaatje-spelen gedwongen zijn! En, in de Kamer, en in de couranten kletst men over al het mogelijke, - behalve over zóó iets onrechtvaardigs! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Jachtvermaak - Dierenleed.Een Lelielezer zendt mij de hieronder volgende briefkaart:
Geachte Freule! Bijgaand stukje wekte mijn ergernis, en zend ik U ter kennisname, voor het geval U eene bespreking gewenscht acht: - De Amerikaansche mlllionnair Paul Rainey bevindt zich op een jachtuitstapje in Oost-Afrika, en jaagt daar op leeuwen, met 24 honden, meest collies en airdale-terriers. Bovendien heeft hij zich nog 40 honden laten nazenden ter vervanging van de dieren die door slangenbeten en ziekten of op andere wijze zijn omgekomen. De Amerikaansche croesus reist overigens met een groot gevolg van jagers, drijvers en dragers, en heeft, behalve een eigen geneesheer, ook eenige goede photographen bij zich, die reeds een reeks van welgeslaagde kinematographische opnamen van belangwekkende jachttooneelen gemaakt hebben. Daaronder bevindt zich als successtuk der verzameling een film, die het verloop van een aanval op een leeuw geeft. Het dier wil juist den sprong op het photographietoestel doen, als de doodende kogel het op een halven meter afstand van den photograaf neervelt. Ik dank den inzender hartelijk voor de door hem genomen moeite; zeker acht ik het door hem gezonden bericht der bespreking waard. Want, dit heb ik juist dezer dagen ondervonden, men kan nooit genoeg getuigen tegen deze en al dergelijke laffe wreedheid van ‘jachtvermaak.’ Zat ik namelijk niet nog onlangs in de tram, terwijl twee oude heeren, met één voet in het graf al, elkaar bezighielden met de meest-weerzinwekkende jachtverhalen over 'n ‘mooi schot’. Dat zoo'n dier immers dadelijk dood is, dat is niet interessant, maar dat je het opjaagt, in doodsangst voortdrijft, en het dan ten slotte, na de noodige martelingen, toch nog weet te krijgen, als het zich te vergeefs heeft afgebeuld om aan zijn vervolgers te ontkomen, God wat is dat nobel, wat menschwaardig! Dáárop kwam het gesprek van die twee oude ellendelingen uit de tram néér! Daartegenover mag ik stellen hetgeen mij een ander Lelielezer dezer dagen schreef, als een heerlijke aanmoediging op den door mij ingeslagen weg: Eigenlijk heb ik U ook nog voor wat meer te bedanken, want ik moet erkennen dat ik door de Holl. Lelie, een meer ‘bewuste’ voorliefde voor viervoeters heb gekregen. Niet dat ik vroeger eenig beest iets zou misdaan hebben, integendeel maar door Uwe artikelen en correspondentie (inderdaad wellicht de meest interessante rubriek uit de Lelie) heeft ‘goedheid’ zich gerijpt tot ‘liefde’ voor dieren. Ik merk dat dit een voorrecht is, daarvoor is dan ook mijn dank. Het kan m.i. niet anders dan aangenaam voor U zijn, zoo nu en dan eens te vernemen, dat de Lelie haar invloed laat gelden ook onder de lezers van dat blad, die overigens zoo heelemaal niets van zich laten merken. Het was voor mij nog een goede zijde méér aan deze correspondentie met U, dat het mij in de gelegenheid stelde, van dien invloed, wat mij betreft, te laten blijken. Waarlijk, zulk een brief kan mij voorden ganschen dag gelukkig maken, omdat ik zoo innig-dankbaar ben aldus te lezen, dat weer iemand is gewonnen voor de goede zaak: medelijden met het dier. En ik ben altijd dubbel blij wanneer mannen in dit opzicht den moed hunner overtuiging bezitten. Wij-vrouwen hebben nu eenmaal den naam van ‘sentimenteel’ in dergelijke dingen; daarom is het zoo goed indien mannen, door aldus op te treden, andere mannen, - jongelui en jongens vooral, - opwekken ter navolging. Om op het bovenstaande berichtje terug te komen, een derde Lelielezer, oud-Indischman, vertelde mij onlangs van de ‘heldhaf- | |
[pagina 262]
| |
tigheden’ eener olifanten-jacht, gehouden indertijd in zijn buurt. Er was gesignaleerd dat een kudde met olifanten in den omtrek vertoefde, en eenige ‘dappere’ Hollanders begaven zich ‘op de jacht’; hetgeen daarin bestond, dat zij de verschrikte, geheel en al in de war geraakte olifanten, moeders met jongen, (die nog nooit menschen of geweren gezien hadden, en daarom van stomme verbazing dood-stil stonden en zich als lammeren lieten neervellen,) op die laffe wijze vermoordden. Natuurlijk deden die dappere hollanders zich achterna overal te goede op de ‘gevaren’ van hun olifanten-jacht. Denkbeeldige gevaren intusschen of werkelijke gevaren, in elk geval, wat is laffer, wreeder, laagstaander, dan het naar de wildernis trekken, met het opzettelijk doel, uit verregaande geblaseerdheid, er te gaan dooden, mishandelen, kwellen levende schepselen, enkel uit verveling, niet uit honger, niet om handel te drijven, o neen, enkel om het plezier te hebben van wreed te zijn! Want immers, zoo'n meneer, - het bovenstaand berichtje vertelt het U weder voor de zooveelste maal, - rust zich uit met alle mogelijke moord-artikelen, in de uiterste volmaaktheid, met honden, geweren, met alles in een woord bovendien wat wordt uitgevonden om het verblijf in de wildernis aangenaam te maken. Dan reist hij daarmede naar die op den aanval geheel onvoorbereide, in hun eigen wildernis thuishoorende dieren, vervolgt hen, kwelt hen, veroordeelt hen, door hen aan te schieten, en gekwetst te laten rondloopen, tot nameloos lijden,.... En waartoe dat alles;.... enkel uit wreedheid, uit zucht zich te amuseeren ten koste van het lijden van levende schepselen. O ja, laat ik dat echter niet vergeten, de modezucht komt er óók nog bij. We zien het ‘edel voorbeeld’ van zulk jachtvermaak immers gegeven van den Duitschen kroonprins, van Roosevelt, van alle vorstelijke personen bijna in Europa. Ze reizen Amerika en Indië af, - niet om er beschaving aan te leeren - maar om er wreedheden te begaan aan de dierenwereld! En natuurlijk, welke snob moet het hen nu niet nádoen voortaan! De Engelsche dames uit het high-life trekker bijna zonder uitzondering, mede met hunne blasé-echtgenooten, om in de wildernissen te jagen; de françaises, - hoe weinig he sportterrein ook haar gebied is in den grond - doen 't reeds op háre beurt. En Femina en the Queen en the Ladies Pictorial, al deze dames-bladen verrukken hare dames-lezeressen met afbeeldingen van Comtesse Deze en Ladij Die, gezeten boven op het lijk van een door haar vermoorden olifant, of tijger of geitenbok, 'n geweer triomfantelijk in de hand. Walgelijk! - Maar 't ergste is in dezen nog het voorbeeld van de hertogin d'Uzès, een française, die een van de meest-beroemde koppels honden heeft voor de lange jacht (een der wreedste vermaken die er bestaan, omdat het dier dan wordt opgejaagd opzettelijk, verminkt wordt door de honden, den geheelen dag lijdt), en die zich laat afbeelden, oude dikke vrouw reeds, met al die honden om zich heen, en al de slachtoffers ervan als zoovele trofeeën neven haar - - en die toch durft optreden als.... dierenbeschermster. O humbug! 'N tijdje geleden is Sir Grey, een van Engelands aristocraten, gestorven aan de gevolgen van zoo'n jacht in de wildernis. Een tijger namelijk heeft hem in stukken gescheurd. Wel, terwijl de Engelsche couranten weeklaagden daarover, heb ik erbij gegrinnikt van plezier. Wat een onmensch ben ik toch, nietwaar! Mijnentwege. Ik echter voel zoo mede met de aldus verongelijkte wildernisdieren, dat ik hun zegepraal op dien ellendigen Sir Grey een bepaalde blijde-boodschap heb gevonden! Een lammeling is er althans minder op de wereld, door die welgelukte tijger-verdediging. En nu wéér is er een dito voornaamheid in Engeland bij zoo'n lange jacht à la de hertogin d'Uzès te gronde gegaan. Een vos, in zijn doodsangst, heeft hem een beet weten te geven, waaruit dolheid is voortgekomen. De voorname wreedaard, na een jaar, is bezweken eraan, onder een afzichtelijk lijden. Net goed! Er is geen ander woord voor zulke sterfgevallen dan: Net goed. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |