In 't eene huwt Lili met den veel ouderen man, bedriegt hem, verandert ten slotte in de ideaal-moeder. In 't andere kibbelt Eva met Eleonore, totdat haar vader haar vertelt, dat deze hem méér heeft liefgehad, dan een vrouw het meestal haar man doet, (zie De arme Vrouw en Eva). In het derde rijdt Phinie rond met haren auto, en amuseert zich met hare kinderen, en is dol op hen, en heeft 'n jaloezie-scène met haar man, totdat hij er een eind aan maakt door hun beider dwazen dood. En dan, om 't slot aan elkaar te lijmen, houden de drie mama's een op zich zelf vrij onmogelijk, intiem gesprek, waarin ze elkaar, alweer heel tendenz-achtig, alles vertellen; die van Lili dat ze haar kind te veel haar gang liet gaan, die van Eva, dat ze, ondanks alles, toch voelt de onderlinge verwijdering; die van Phinie dat haar kind nooit gelukkig is geweest met haar man, omdat deze haar de kinderen misgunde. Ik zeg dáárom dat dit gesprek onmogelijk is, omdat er tusschen Eleonore Kam, de moeder van Eva, Alice de Witt, die van Lili, en Josephine van Someren, die van Phinie, niet de minste reden bestaat elkaar zulke hóógst-vertrouwelijke en diepdoordachte waarheden toe te vertrouwen plotseling over hun intiemste leven, als hier geschiedt enkel blijkbaar met de bedoeling om de meening der schrijfster dienaangaande kenbaar te maken.
Nu, wat die aangaat, afgescheiden dus van 't oppervlakkig verhaaltje op zichzelf, heeft zij m.i. wel gelijk. Zij laat ons in Lili de Witt heel raak zien de hedendaagsche Haagsche meisjes-opvoeding, van met mama in alles op één lijn staan, voor mama geen de minste achting hebben, en dientengevolge opgroeien tot een - laat ons het ding maar bij den naam noemen, - onverdragelijk wicht. Ik ken er méér dan zoo eene, maar ik moest bij de teekening van Lili toch zóó bepààldelijk aan precies zoo'n mij bekend type denken, dat ik mij soms afvraag, of de auteur óók aan deze wereldwijze, over 't paard gebeurde backfisch dacht bij hare beschrijving van Lili's neuswijzigheden. 't Zelfde geldt van Eva, 'n andere heel juist van 't hedendaagsche Haagsche leven afgeziene ‘jonge dame’, nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, die, achter den rug van haar moeder, amourettes aanknoopt, en met hare vriendinnen op hoogwijzen toon redeneert over alles wat hun niet aangaat.
Ja, inderdaad, de schrijfster heeft het hedendaagsche leven goed gezien, heeft gezien wáártoe het zich op één lijn stellen van moeder en dochter leidt, evengoed als wat ervan komt, wanneer mama altijd, - zooals Eleonore Kam - ‘nuttig’ en ‘verstandig’ is, en zich nooit eens verplaatst in de jeugd harer kinderen! Wat haar blijkbaar bij de samenstelling van haar romannetje voor oogen zweefde, was eenerzijds 't Haagsche werkelijkheidsschandaal, betrekkelijk onlangs nog maar voorgevallen met 'n heel jong-getrouwd, in kunstenaars-kringen welbekend meisje, (die zich echter allesbehalve 'n ideale moeder toonde helaas, zooals Lili), anderzijds l' Autre Danger, het fransche drama, waarin moeder en dochter éénzelfden man liefhebben, en de dochter de moeder verdringt. Vooral wat dit laatste stuk betreft, wordt men telkens herinnerd aan die geschiedenis, wanneer Lili aan haar moeder den veel ouderen man afhandig maakt, met wien deze zich reeds bijna had verloofd. In het drama eindigt het stuk wijselijk met de verloving van den ex-amant en de dochter; in den Hollandschen roman loopt het huwelijk natuurlijk ongelukkig af, en moet de moeder, om hare dochter te redden voor schande zichzelve gaan verraden. Maar toevallig las ik ergens -, ik meen in de Vie Parisienne, - een dergelijken afloop, door een auteur bedacht, als toegift op het bovenbedoelde drama. Daarin komen de jonggehuwden van de huwelijksreis thuis, en mama, de exmaitresse, kan zich zoo weinig goed houden, dat zij haar schoonzoon onder de tafel vertrouwelijke stootjes geeft, die hij wàt graag beantwoordt. Toeval van overeenkomst of niet -, ik voor mij geloof graag aan 't toeval -, in elk geval heeft Jeanne Reyneke van Stuwe alles dienaangaande met ècht Hollandsche pruderie behandeld, en wèl gezorgd dat niemand kan aanstoot nemen aan de
vroegere liefde tusschen Van Maldeghem en mevrouw Alice de Witt, noch aan hunne te late ontdekking, dat zij beiden meer bij elkaar behoorden, dan de eerste en Lili. De tijden van haar opzienbarend Hartstocht, waarin zij zulke dingen op 'n heel àndere manier behandelde - crû maar wáár - zijn lang voorbij, en hare tegenwoordige romannetjes zijn slappe afkookseltjes van toch al niet héél hartigen kost.
Intusschen, dat waarop het in verband met den titel van dit boek, en in verband ook met de aanhalingen vóórin, eigenlijk aankomt, dat is niet zoozeer het romannetje, als wel de tendenz, de toestand van de vrouw als moeder, haar lijden daardoor, haar er een slachtoffer van zijn, ook dan, wanneer zij, als Eleonore Kam, of Phinie van Rhenevaart,