De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Zij zegt boekdeelen van de wijze waarop in Nederland wordt feestgevierd ‘uit liefde’ tot Vorstenhuis en Oranje. Gerust, let eens op mijn woorden, als de dag komt, waarop Koningin Wilhelmina wordt aan den dijk gezet, door de een of andere revolutie, dan wordt voortaan die gedenkdag met evenveel bitter besproeid, juist door dezelfde menschen, die thans heeten te juichen over 't bezit van 'n monarchie. Diezelfde menschen drinken dan ‘revolutie’-bitter, en dezelfde ‘welgezinde’ Bladen adverteeren dan dien revolutie-bitter even graag als thans den Oranje-bitter, want... 't brengt hun immers centen in! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. Men moet het maar van zichzelf zeggen.
31 Augustus. Verj. van H.M. de Koningin.
Gezegend Volk, - Gezegend Zij
Die dàt Volk mag regeeren:
Een Volk, dat zoo weet te eeren,
Met kracht, met vuur, met gloed en klem,
Met englenmin en reuzenstem
Den dag van 't hoogst begeeren.
(Afgeknipt van mijn scheurkalender.)
In verband met het bovenstaande vraag ik mij af, of met dien regel: ‘Een volk, dat zoo weet te eeren’, soms bedoeld wordt de ‘Oranje’-bitter- en dito jenever-vreugde, waarmee het Nederlandsche volk op feestdagen zichzelf inspireert tot ‘kracht’, ‘vuur’, ‘gloed’ en ‘klem’. Die zelfde oranjebitteren jenever-vreugde leidt óók tot ‘reuzenstemmen’ van de gierende, beschonken, brullende massa, die bij zoo'n gelegenheid de overmacht heeft op de straat en bij de illuminaties, etc. Maar de ‘engelenmin’! O wee, o wee. Ik zou niet graag in der Koningin's schoenen staan, als zij 't hebben moet van die massa, wanneer de nood aan den man komt! - 'N walgelijk versje! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
III. Een getuigenis.Waarom?
Mijnheer de Redacteur, Ik was er gisterenavond ongeveer 7 uur getuige van, dat een woest hard rijdende automobiel op de Groot-Hertoginnelaan dicht bij de Sweelinckstraat een grooten mooien jongen hond dood reed, voor de oogen van zijn meester. Waarom, vraag ik hier, bespeurde ik in de laatste acht jaren dat ik dezen weg dagelijks vier malen en meer bewandel, nimmer eenig politietoezicht op het te snel rijden van automobielen? Waarom moet die schoone wandeling voortaan ongenietbaar gemaakt worden, door de stofwolken die ieder oogenblik door woestrijdende auto's opgejaagd worden? Waarom gebeuren er nog betrekkelijk zoo weinig ongelukken in onze stad door auto's? Omdat de vrees voor het ‘schoone monster’ er bij de voetgangers goed in komt. Men gaat het vol eerbied uit den weg, wetende dat elke aanraking er mede dood en verderf brengt. Alleen voortdurend en voldoend toezicht op te snel rijden van auto's kan verbetering brengen. Uw dw. dn. J.M. (Overgenomen uit het Vaderland). Goddank, goddank, dat er meerderen zijn die de partij trekken van den hond, en eischen politie-toezicht. Maar, ‘waarom’ - aldus vraag ik, den titel van bovenstaand ingezonden stukje in het Vaderland overnemend - waarom, in 's hemelsnaam, noemt die meneer of die dame zijn of haar naam niet? 't Zou zoo veel meer indruk maken indien de Nederlanders, die het goed meenen met het mishandelde dier, eens allen den moed vonden hunner overtuiging, en openlijk, met naamen adres-opgave, protesteerden tegen den schandelijken willekeur waarmede de autobezitters het eigendom van hun medeburgers (dat zijn de honden in-questie) ongestraft vernielen, of ook die medeburgers-zelf in levensgevaar brengen. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|