Over vijf toch - wat zeg ik, - over twee jaar reeds zal niemand meer naar het boek omzien. Daarvan ben ik overtuigd.
Hiermede intusschen wil ik geenzins gezegd hebben, dat ik het verhaal, uit een letterkundig oogpunt beschouwd, alle waarde ontzeg. O zeker niet! Het heeft een charme van oorspronkelijkheid, van in weinig woorden ons een stukje levenswerkelijkheid heel juist uitbeelden, waardoor het zich veelbelovend onderscheidt van de gewone onbeduidende eerst beginner-vertelseltjes. In het bijzonder in het kiezen van juiste treffende beelden, om hare gedachten uit te drukken, heeft Marguerite Audoux een eigenaardig aangeboren talent. Zoo zegt zij, wanneer zij hare teleurstelling schildert, omdat haar wordt geweigerd, door den Boer, haren meester, de geliefde Soeur Marie-Aimee te gaan opzoeken:
‘Telkens, als ik dacht aan het antwoord dat ik had gekregen, dan zag ik Soeur Marie-Aimee voor mij, als iets heel teers en broos, dat door den Boer zonder opzet was vertrapt.’
En, op een andere plaats, wanneer zij verneemt, hoe haar vriend, Henri Deslois, buiten haar weten, in het huwelijk is getreden, geeft zij hare gewaarwordingen weer op de volgende wijze:
‘De keukens, die tot hiertoe door helder zonnelicht werden beschenen, leken me plotseling in nachtelijk donker gehuld, en ik kreeg een gewaarwording, of de steenen zich voor mij openden, en ik neerstortte in een bodemlooze diepte. Ik zag nog dat Soeur-Désirée des Anges mij te hulp snelde, maar een beest had zich reeds vastgeklampt aan mijn borst, waaruit zulke rauwe kreten opstegen, dat die mij zelf pijn deden om aan te hooren. Het was als een snikkend geluid, dat opwelde, en altijd op dezelfde plaats bleef stokken.’
Nietwaar, deze wijze van gevoelens weergeven is echt, geeft je een frisschen, natuurlijken indruk, van een iemand die niet maar nadoet 'n ander, maar die zich-zelve is in zijn stijl! Daar staat echter tegenover, dat de schrijfster voortdurend gansch en al te kort schiet wat den bouw van haar verhaal betreft. In het begin, in de kernachtige korte wijze, waarop zij den dood harer moeder verhaalt, belovend wat het vervolg aangaat, stelt dit vervolg in tegendeel telkens teleur door de korte, afgebroken, onsamenhangende mededeelingen, waardoor men nietanders onder de oogen krijgt dan een geheel-onvolledige feiten-opsomming van: ‘toen gebeurde dit’, en ‘toen viel dat voor’, zonder eenigen samenhang of eenige behoorlijke uitwerking der détails. Het zijn losse dagboek-aanteekeningen als het ware, en waarvan men nog daarenboven voortdurend den indruk krijgt dat de schrijfster - als een echte, ware vrouw in dit speciale opzicht - opzettelijk telkens iets verzwijgt, iets uitlaat, datgene namelijk waarop het 't meest aankomt. Heeft zij dat ook gedaan in hare oorspronkelijke, alleen voor haar eigen genoegen opgeschreven aanteekeningen, waarvan zij toen niet vermoedde dat zij ooit zouden worden gedrukt? Of heeft zij eerst later, toen zij wist dat men haar Marie-Claire als roman ging uitgeven, eraan gesnoeid, en het aller-intiemste eruit uitgeschrapt? Neen, dat laatste geloof ik geenzins. Ik acht het veel waarschijnlijker, dat zij, ook reeds toen zij, alleen voor haar eigen-ik, haar persoonlijke gedachten en levenservaringen opschreef, niet heeft aangedurfd voor zich zelve die bij vrouwen maar zoo heel zelden voorkomende oprechtheid van over en van haar liefdeleven alles eerlijk willen opbiechten en, eigen innerlijk-ik moedig onder de oogen willen zien, al is het maar enkel in de tegenwoordigheid van een blad onbeschreven papier! Die zucht, waarvan ook Marie-Claire is doortrokken, van zichzelve opsieren,
mooi-onschuldig-rein willen voordoen, is nu eenmaal eigen aan de meeste, speciaal aan de zichzelve beschrijvende vrouwen, maakt het haar daardoor onmogelijk zich zelve onbevangen-eerlijk te analyseeren. Marguerite Audoux maakt op dezen regel geenzins een uitzondering. Het heele verhaal door omglanst zij zichzelve met een aureool van iets bijzonders willen lijken in de oogen der lezers, iets liefs, teers, aparts; reden waarom de andere kinderen, die zij beschrijft, instinctief op haar jaloersch zijn, terwijl daarentegen de volwassenen alle van haar houden! Waarom dat alles zoo is, zij geeft er geen enkele reden voor op, zij vertelt maar: 't is zoo. Nergens zegt zij ronduit, dat zij begaafd is, of heel mooi, of iets anders wat deze sympathie zou verklaren. O neen, zij laat u gissen, raden, insinueert alleen hare eigen meerderheid boven het gros, haar, in één woord, een ‘bijzonder-kind’ zijn, met echt-vrouwelijke behendigheid waar het geldt zichzelve aldus op te hemelen. - Maar, wat vooral frappeert in dit speciale opzicht, dat is hare typische onoprechtheid waar het geldt hare ‘vriendschappen’ met mannen, eerst met Eugêne, den broer van den Boer, dan met Henri Deslois, den broeder harer nieuwe