De Hollandsche Lelie. Jaargang 25
(1911-1912)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
vonshire, een der society-leaders bij uitnemendheid, die vele jaren lang aan het hoofd stond van het Engelsche uitgaan-leven, die de ‘eer’ genoot jaarlijks den overleden koning Edward en de koningin-weduwe Alexandra te logeeren te hebben, en die in het lange tijdvak van haar leven twee voorname echtgenooten versleet, beide hertogen, eerst dien van Manchester, indien ik mij niet vergis, dan dien van Devonshire. En wáár is zij gestorven? Ziet gij, dat is het waar het hier op aankomt, op de plaats waar zij stierf. Deze vrouw is namelijk nog belachelijk na haar dood, om de plaats wáár zij stierf, - namelijk op de renbaan. - Deze oude malloot, die, nog als overgrootmoeder, bij de feestelijkheden waarin zij een hoofdrol speelde, zich kleedde als 'n jong meisje, in 't spierwit of in 't teerrose - zij is achterhaald door den dood op het oogenblik waarop zij, ondanks haar leeftijd, ondanks haar toenemende zwakte, - dezen winter, aan de Riviera, heeft zij namelijk ook reeds een ernstige waarschuwing van ziekte gehad - wilde meedoen aan niet meer voor haar leeftijd passende ijdelheden. En men heeft haar, door een beroerte getroffen, bewusteloos, afschuwlijk om aan te zien, ingedragen in 't huis van een harer rijke vrienden in de nabijheid. Daar is zij gestorven den volgenden dag, zonder weer bij haar bewustzijn te zijn gekomen. Kan het walgelijker en weerzinwekkender? Daar is een tijd van komen; daar is een tijd van gaan, - heeft de Genestet gezongen. Wie dat woord begrijpt, die zorgt dat hij of zij intijds, en met waardigheid, oud wordt - hetgeen volstrekt niet beteekent zichzelf verwaarloozen of er ouderwetsch en onappetytlijk gaan uitzien, maar wèl wil zeggen: weten te leven en zich vóór te doen overeenkomstig den leeftijd dien men nu eenmaal heeft. Een oude dame van 79 jaar, keurig gekapt, smaakvol gekleed, in een stemmig, met haar figuur en heur haar overeenkomend toilet, welke zichzelve weet te verjongen in hare kinderen en kleinkinderen om zich heen, zij is een sieraad onzer sexe, eene die ons allen sympathie en eerbied afdwingt wanneer haar hoofd nog helder is en haar geest nog veerkrachtig, zoodat zij blijft het middelpunt, de vraagbaak, de stam als het ware van de rondom haar ontsprongen nieuwe loten. Maar wat te zeggen van een 79-jarige malloot - al is zij ook nog zoo voornaam - gelijk deze hertogin van Devonshire, die witte japonnen aantrekt als een achttienjarige, die zich blanket en pruikt, die wil meedoen aan alle voor 'n jong geslacht bestemde sportvermaken, en die dan ten slotte, tot haar welverdiende straf, sterft op zoo'n publieke plaats, een oud afgeleefd cadaver, dat men zich haast weg te dragen als iets afzichtelijks. | |
II. Blanke slavinhandel.De blanke slavinhandel is heusch niet alleen thuis in de wereld der prostituees en der leveranciers van publieke huizen. Hij nestelt ook - en op misschien nog veel gemeener wijze - in de groote wereld, onder 't motto wettig-huwelijk, waarbij gewetenlooze ouders dan hunne dochters verkoopen aan 'n goede partij. Nu en dan lekt 'n staaltje uit van zoo'n gruwelijk onrecht een onschuldig jongmeisje aangedaan. En het is goed daarop de aandacht te vestigen. - Hebt gij de geschiedenis gelezen van Lady Foljambe, eigen zuster van een van Engeland's grootste meneeren, den hertog van Liverpool, welke laatstgenoemde een eerste rol speelt aan het hof van koning George V? Wel, de douairière, hare moeder, bleef met de 26-jarige dochter ‘zitten’, ondanks alle mogelijke bals en partijen, die het meisje heeft afgejaagd, vanaf haar ‘presentation’ aan het Hof. En ten slotte bleef er daarom niets anders over dan haar te verkwanselen aan 'n man eens zoo oud als zij-zelve, een acht en veertig jarigen dominee, die de schitterende partij, plus het jonge lichaam, wel graag wou koopen. - De bruiloftsgasten waren bijeen in de kerk om het huwelijk te zien sluiten met den noodigen godsdienstigen humbug (in Engeland namelijk wordt het huwelijk niet door den Staat maar door de kerk gesloten), het koor zong zijn schoonste liederen ter ‘eere Gods’, in het vorstelijk paleis van den hertog van Liverpool was een prachtig dejeuner wachtend op den afloop van de plechtigheid. Doch zie, geen bruid verscheen. (In Engeland namelijk wacht de bruidegom aan den ingang der kerk op zijn bruid, welke door een harer bloedverwanten wordt binnengeleid.) - Eerst veronderstelde men dat er iets aan het toilet was mislukt, waardoor de vertraging werd veroorzaakt, dan ging een geheimzinnig gefluister door de ‘aandachtige gemeente’, en ten slotte zat er niets anders op dan 'n paar | |
[pagina 56]
| |
vrienden in alle stilte af te vaardigen naar de woning van de bruid, om naar de oorzaak van haar wegblijven te informeeren. Zij kwamen met de jobstijding terug, dat zij was... weggeloopen, liever dan zichzelve te laten koppelen aan dien ouden kerel, van wien zij een weerzin had... Men heeft over het geval natuurlijk gelachen van belang; men heeft den spot gedreven met den aldus zitten-gebleven dominee, en men heeft geestigheden verkocht op den naam: lady Foljambe, etc., etc. Maar ik vraag U, welk een tragedie moet er niet zijn afgespeeld in dat hoogadelijke huis vóór het kwam tot deze verloving, en welk een afschuwelijke zielestrijd is er niet geleden geworden door dit zes en twintigjarig meisje, eer zij den moed vond der wanhoop, en, liever nog haar naam te grabbel gooide, dan zich liet koppelen, liet verkoopen lievergezegd, aan 'n man van wien zij niet hield. Zóó gaat het toe achter de schermen in de groote wereld. En dáárom spreek ik van blanke slavinhandel. Toen b.v. mijn vader zijn fortuin verloor waren mijn naaste familieleden de eersten welke mij rieden toch ‘naar Parijs te gaan’ of ‘pleegzuster te worden’ ‘omdat ik dan wel zou trouwen.’ En zij noemden mij gemoedelijk voorbeelden op van aldus onder dak gebrachten, die, in plaats van eerlijk haar eigen brood te verdienen, waren gekoppeld aan 'n man, welke haar voornamen naam kocht voor zijn geld. - Is dat niet soms evengoed blanke-slavinnehandel, als die waartegen de ‘christenen’ protesteeren? Weten zulke jonge, van alle levenswerkelijkheid verre gehouden, verwende groote-wereld-schepseltjes wàt zij doen, wanneer hunne ouders hun bepraten tot een dergelijk zichzelf en haar jonge lichaam vergooien aan 'n ouden afgeleefden vent? Neen natuurlijk. Men maalt haar al de vreeselijkheden uit van het blijven-zitten; in negen van de tien gevallen hebben zij wèl 'n mooien titel maar geen geld om overeenkomstig haar stand te leven, en, daar zij tot niets anders zijn opgevoed dan tot ‘uitgaan’, blijft haar geen andere keuze over dan zich te verkoopen, evengoed als de prostituee dat doet door bemiddeling van den souteneur. Alleen, in 't eerste geval wordt de blanke-slavinnehandel plechtig bezegeld met orgel-spel en kerkgezang en dominees-gepreek, en gebeden tot den Allerhoogste; in het laatste echter moet men het stiekem doen, om niet te vallen in de handen van den strafrechter. Gerechtigheid is niet van deze aarde. Zoo zij wèl is van den hemel, dan, ik ben ervan overtuigd, dan zal de hemelsche Rechter strenger oordeelen over de hertoginnen Liverpool, etc., die de Ladies Foljambe verkoopen als blanke-slavinnen, dan over de beroepshandelaars in dit vak - welke laatsten door de fatsoenlijke vrome wereld worden geschuwd als de pest, terwijl de eersten door hen worden ontvangen, en geëerd, en bewierookt, als steunpilaren van het Christendom. | |
III. Vorstelijke wreedheid.De New-York Herald is er vol van.! Verbeeldt je ook eens, wat 'n heldendaad! De groot-oorige, diklippige Koning Alfonso van Spanje, die als het ware wandelt op den mijn van een te eeniger tijd stellig uitbrekende revolutie, waardoor hij evengoed zal vallen, als zijn ‘broeder’ van vorstelijken bloede, den dikken, rond wangigen Manuel van Portugal, hij weet zijn tijd niet nuttiger te besteden dan met het kwetsen van ongelukkige, ten zijnen pleziere opgejaagde herten. Hij is er extra voor heengereisd naar een streek waar 'n bijzonder soort véél voorkomt, en daar heeft hij twee van die arme dieren niet eenmaal gedood, maar verminkt. - En de New-York Herald beeldt hem ter eere daarvan uit in zijn salontyroler-pakje, met zijn geweer in de hand! Wel der moeite waard ook, nietwaar? Als je regeerder bent over 'n verarmd en verstompt volk, als van alle zijden de meest-belangrijke vraagstukken in het belang van 't land op je aanstormen, als je daarenboven nog bent echtgenoot en vader, - om van zoo iets als ‘landsvader’ niet eens te spreken, - wat is er dan verheveners denkbaar dan het gaan mishandelen van in de wildernis-levende vreedzame dieren, dan het ze veroordeelen niet eenmaal tot den dood, maar, wat veel erger is, tot een jammerlijk lijden van gekwest rondzwerven, totdat het sterven hen verlost. - - Bah, bah, bah. | |
IV. Waar ons geld blijft,President Fallières, - dezelfde courant die hem onlangs, in een Parijsche correspondentie, ‘le porc’ betitelde noemt hem thans ‘een eerbiedwaardigen grijsaard’ (zoo draait men den huik naar den wind) - heeft ons land ‘vereerd’ met 'n bezoek. Koningin Wilhelmina heeft 'm toen verteld, dat Zij en ‘hare | |
[pagina 57]
| |
landgenooten’ daarover heel in hun schik zijn, de Telegraaf heeft zich uitgesloofd om 'n franschen lik-toast te laten maken ter eere van Frankrijk, en de andere bladen hebben zich niet minder afgesloofd om Frankrijk in den zak te kruipen, ‘la belle France,’ ‘de invloed van de fransche literatuur,’ ‘de fransche geest,’ weet ik wat niet al er bij is gesleept, te pas en te onpas, om zich te buigen in 't stof van nederige dankbaarheid over het bezoek van den vetten wijnbouwer-president. Tot belooning daarvan heeft het dan ook over en weer geregend van ‘onderscheidingen,’ alle Hofmeneeren hebben lintjes en ridderorden gekregen, en alle journalisten hebben elkaar lievigheden gezegd; in één woord: botertje tot den boom. Ondertusschen is het geld met handen vol weggesmeten aan lichtjes, en aan feestelijke ontvangsten, en de Koningin was zóó blij dat ze de corvee achter den rug had, dat ze bij hare terugkomst op het Loo dwars over 't gras liep om maar hoe eer hoe beter thuis te zijn, en de dikke Fallières heeft van de in Amsterdam ondragelijke hitte getranspireerd dat het was om medelijden mee te krijgen, en 's avonds - tot napret -, schoot de politie op dat gedeelte van het volk dat het waagde iets anders in 't hoofd te hebben dan jenever en blijdschap over de komst van 'n hun totaal onverschilligen Franschen dikkert. - - - - Maar dat kwam niet voor in den toast van de Koningin... ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|