De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.I.Geachte Redactrice. De heer H. Visser te 's Hage maakt zich ongerust, dat ik ‘Onze Constitutie’ van Mr. Lohman niet las, maar slechts uit de Nederlander citeerde. De man kan gerust zijn. Ik las dat werk reeds enkele jaren terug. Waar ik het echter op dat oogenblik niet bij de hand had citeerde ik uit de Nederlander, die het als in Onze Constitutie voorkomende had opgenomen. Overigens make de heer H. Visser zich evenmin ongerust, dat ik niet zelfstandig durf denken. Maar als nu Lohman en Kuyper over vele zaken net eender denken als ik dan ware het toch dwaas uit vrees van nadoen. Nu eens zonder eenige aanleiding of reden over eene bepaalde questie anders te gaan denken, louter uit vrees na te zullen doen. De meeningen van den heer Visser zijn door mij voldoende weerlegd door wat ik schreef aan den heer Schippérus, blijkbaar een geestverwant van den heer Visser. De heeren zullen mij ook nog dit genoegen kunnen doen, dat zij mij hun werkkring vermelden, dan gaat het gemakkelijker zich in hun gedachtengang te verplaatsen. 't Werk van Jonkvrouw Lohman ‘Vragensmoede’ heb ik meer dan 10 jaren geleden gelezen en beschouwde het als een eerlijke uiting van twijfel. Ergeren doet de heer Visser mij niet met aan te raden dat boek te lezen. Ik las er meerdere van haar. 't Is zeker waar, dat we niet God èn den Mammon kunnen dienen. We kunnen echter wel ons geld goed besteden, goede rentmeesters zijn. Nog een enkel woord over de Chr. beschaving. Die zou van nul en geener waarde zijn. Willen de heeren soms terug naar de koppensnellers op Borneo, naar de kaffers in Afrika, de Hottentotten of Bosjesmannen? - Niemand, die er studie van maakte, ontkent meer den gezegenden invloed der zending. Weten de heeren ook, dat toen 't Romeinsche Rijk tengevolge van weelde, brasserij, misdaad en ontaarding ineenstortte, in die zelfde maatschappij nieuw leven kwam door het Christelijk geloof? Ik las daarover gisteren nog: Sancta Melania de Jongere, Romeinsche Senatrix naar de uitgave van Mariano, Kardinaal Rampolla de Tindaro, vrij bewerkt door B. Teresia Pia Waszklewicz van Schilfgaarde, met een voorwoord van P. Mag. J.V. de Groot, O.P., Uitgever: J. van Leeuwen, Hoogewoerd, Leiden 1911, en wel op bl. 38 komen de volgende merkwaardige woorden voor: ‘De leer van Christus bracht de elementen eener nieuwe beschaving, wier grondslag niet anders wezen kon dan om aan den geest de oppermacht over de stof, aan de ziel het overwicht over het lichaam, aan de rede het meesterschap over de hartstochten te verzekeren, en daarnevens de onomkoopbaarheid der gerechtigheid, de welbegrepen vrijheid en de ware broederschap.’ - 't Is trouwens een heel onderhoudend boek, dat duidelijk 't verval der Romeinsche heerschappij aantoont en tevens de onverwoestbare kracht van het Chr. geloof, dat juist op de puinhoopen dier heidensche beschaving als een nieuwe en reine tempel ten hemel rees, beschenen door 't louterend en kracht en leven brengend licht van Gods genade in Christus. - 't Is nu juist niet een sprookje, dat ik behandel. De Catacomben en de graven der martelaren zijn er ten bewijze, dat 't Christendom in zuiveren vorm wereldverwinnend is. 't Rationalisme wil dien hemelschen troost, benevens den aardschen troost der tevredenheid, aan de menschheid ontnemen. Overigens raad ik den hr. Visser c.s. aan niet maar oppervlakkig en eenigszins luchtig den Bijbel te gebruiken. Dan kan men er van alles van maken. Christus zelf zeide: Onderzoekt de Schriften, want die zijn het, die van mij getuigen. Niet lichtzinnig met een tekst komen aandragen. Men moest alles in verband beschouwen, onderzoeken, niet als de farizeeërs dood blijven op een letter. Omdat Christus dien éénen rijken jongeling wilde beproeven, behoeven niet allen alles weg te geven; laten ze goede rentmeesters zijn, dat is de weg. Laten, ten slotte, de heeren geregeld den Bijbel bestudeeren, misschien denken zij dan over een en ander binnenkort anders. De Redactie dankzeggend Uw dw. J.B.N. | |
[pagina 843]
| |
II.
| |
[pagina 844]
| |
helaas! - is, - negentien eeuwen lang heeft hij den Mensch in den waren zin des woords gehypnotiseerd, - telkens werd 't pasgeboren kind de verschrikkelijke erfenis opgedrongen, - negentien eeuwen lang heeft de godsdienst de wereld beheerscht, geregeerd ten voordeele van de geldzak.Ga naar voetnoot*) ‘God is het Kwaad!’ De godsdienst is de bron van alle bederf, - dit is eene harde waarheid. Mijzelf heeft 't véél moeite gekost dit te moèten erkennen; maar 't is niet te loochenen. ‘Eigendom is diefstal.’ Dit is 't gevleugelde woord van Proudhon, eveneens door den heer N. aangehaald ter heilzame-schrik-inboezeming van de lezers. ‘Frissche morgen!’ roept de heer N. uit. Tevergeefsch zoekende naar eenig ander argument ‘ter weerlegging’, moet ik wel aannemen dat dit ‘frissche-morgen’! 's heeren N.'s éénige argument is, dat hij tegen Proudhon's uitspraak kan aanvoeren. Nu is dit 'n argument van den kouden grond, dat zal men wel willen toegeven. Of kan de heer N. ons bewijzen geven, dat Proudhon in-de-war was, toen hij den eigendom als diefstal brandmerkte? Zie, daarnaar ben ik nieuwsgierig. - Ik wil den heer N. 'n voorstel doen en ik hoop, dat hij daarop ingaat: hij schrijft 'n artikel, waarin hij bewijst, dat Eigendom géén diefstal is - 'n artikel natuurlijk zonder frissche-morgen-argumenten - waarna ik een artikel schrijf, waarin ik bewijs de juistheid van Proudhon's uitspraak. Of, zoo de hr. N. wil, schrijf ik eerst en daarná hij, - mij 't zelfde. Is de heer Naaktgeboren bereid daartoe? Ik hoop 't.
Dat het brengen van het Evangelie der Ontevredenheid door de socialisten den heer N. niet bevalt, nu, dat is te begrijpen. Wie met de bestaande ‘orde’ - wanorde, noem ik 't - tevreden is, hoort maar liever geen wanklanken die hem storen in zijn heerlijke tevredenheid. De anarchisten echter noemen de òntevredenheid de stuwkracht van den vooruitgang - leve de ontevredenheid dus! Tevredenheid is de dood. Wie òntevreden is, streeft naar verbetering, lééft, strijdt, arbeidt. Stel, dat de menschen in het steen-tijdperk tevreden waren geweest met hun primitieve wapenen, meubelen, kleeren, - waar zou dan de verbetering, de vooruitgang gebleven zijn? En is 't geen misdaad, tevredenheid te prediken aan hen, die óntevredenheid noodig hebben om zich op-te-heffen tot hooger, waardiger bestaan? Dat 't Socialisme door Troelstra's ageeren hier-te-lande ‘meer dan genoeg bekend is, is een dwaling van den heer N. Ieder die 'n klein beetje kijk heeft op 't streven der S.D.A.P., (Studenten-, Dominé's- en Advocaten-Partij) weet, dat deze z.g.n. Arbeiderspartij 'n water-en-melk-socialisme propageert, dat met 't werkelijke socialisme niets gemeen heeft. Evenals in Duitschland is ook hier de Sociaal-demokratie van Marx verwaterd tot 'n voor-de-bestaande-‘orde’ ongevaarlijk vooruitstrevend liberalisme. Marx heeft allang afgedaan bij de broodsocialisten, - dat heeft men gezien aan 't Deventercongres. En Frankrijk levert dag-aan-dag 't bewijs, hoe de partij-genooten snakken naar 'n ministers-baantje, naar 'n vorstenglimlach of naar 'n lintje, - en ook, hoe de regeerings-socialisten, eenmaal aan 't bewind zijnde, nog karakterloozer onderdrukkers hunner voormalige kameraden zijn dan de bourgeois-regeerders. Alles wat streeft naar regeeringsmacht draagt in zich de kiem van beginsel-verzaking, bederf - zoo ook de ‘Sociaal’-demokratie. Over Tolstoï wil ik nu niet spreken. Zijn streven was eerlijk, maar in mijn oogen verkeerd. Alléén uit anti-militaristisch oogpunt beschouwd, hebben zijn werken voor mij waarde. Ik eindig met nogmaals het zelf-onderzoek aan te bevelen, niet te zien door de oogen van anderen, noch te spreken met den mond van anderen.Ga naar voetnoot*) Nu hoop ik, dat de heer N. mijn voorstel aanneemt en zijn meening over den eigendom tegenover de mijne zal willen stellen in dit blad - altijd, als de Redactrice ons hiervoor plaatsruimte wil afstaan. JOH. G. SCHIPPÉRUS. |
|