De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerantwoordelijkheidsbesef.
| |
[pagina 837]
| |
volvoerde, heeft niemand eenig beklag over. En bovenal, bij de diepere oorzaak van 't heele geval, bij 't gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef van zoo heel veel doktoren, in onze dagen van haast en overhaasting, staat niemand stil. Laat mij nu voorop één ding stellen, en dat is, - ik verklaar het hier met allen nadruk, - dat ik geen vijand ben van doctoren als zoodanig, of, liever gezegd, van hun beroep, maar het integendeel heel hoog stel, en dat juist dáárom dit artikel mij in de pen wordt gegeven. - Er is een tijd geweest, die tijd waarin ik veel jonger was, en nog te veel illusies had, toen ik het doktorsberoep voor het mooiste hield wat er bestond, omdat ik in den waan verkeerde dat alle geneesheeren uit roeping doctoren werden, uit ‘menschenliefde.’ Die waan was een van onnoozelheid; want, menschen die enkel uit menschenliefde welk vak ook kiezen, of het nu zij geneesheer of predikant, of liefdezuster, of onderwijzeres, zij behooren altijd tot de groote uitzonderingen, en verreweg de meerderheid kiest welk beroep het ook zij om finantieele redenen of uit eerzucht, of om 'n anderen egoisten drijfveer te bevredigen, maar in elk geval dus toch uit 'n berekenings-oogpunt. Goed, maar dat kan samengaan met plichtsbesef, met de eerlijke begeerte de groote verantwoordelijkheid, die men op zich neemt, zoo goed mogelijk te vervullen. En nu wil ik, alvorens ik verder ga, er nog eens uitdrukkelijk op wijzen, hoe ik zulke hunne plichten betrachtende doctoren ken, hoe er niet minder dan vier in mijn leven zijn geweest, aan wien ik oneindige verplichting voel, (en wier namen, zoowel als de ziekten waarin zij mij behandelden, ik zeer gaarne aan anderen wil noemen), zoodat mijn artikel er geenzins is een van vijandschap tegen het beroep van medicus, ook niet tegen de hedendaagsche geneesheeren. Immers, van de vier die ik hier bedoel, zijn er drie nog in leven. Bovendien nevens hen, deze vier, die mij op zeer verschillende tijdstippen, en in zeer verschillende ziektegevallen, bewezen hebben, hoe ontzettend veel reden tot blijvende dankbaarheid een patient kan en moet hebben aan zijn geneesheer, zijn er nog vele andere doctoren ook, aan wien ik mij om 't een of ander verplicht voel, wat ziektegevallen betreft, of die ik mag rekenen onder mijn vrienden, of ook zelfs die ik, zonder hen persoonlijk te kennen, hoogacht, om wat ik van hun leven als arts vernam van derden. Neen, ik ben dus geen voorstandster van 't hedendaagsche schimpen op alles wat doctoren geldt en medische wetenschap, om dan in plaats daarvan troost te zoeken bij kwakzalverij, wonderboertjes, magnetisme, christian-science, etc. Ieder moet zelf weten hoe en op welke manier hij zich, als hij ziek is, wil laten behandelen, ik voor mij persoonlijk echter vind meer reden een behoorlijk gestudeerd-hebbend arts aan mijn bed te roepen, dan mij toe te vertrouwen aan de geheel ongecontroleerde raadgevingen en medicijnen van kwakzalvers, om van het onhoudbare, door Engelschen cant ingegeven christian-science-gedoe niet eens te spreken. Echter, aan den anderen kant, - en het zooeven met dr. Guinard gebeurde, doet mij de pen opvatten, om op die zijde van de zaak, die zoo geheel vergeten wordt, eens te wijzen, - hoe weinige doktoren verplaatsen zich in den toestand van hun patient en bedenken, dat zij aan hem een ontzettend groote verantwoordelijkheid op zich laden, omdat hij is, als zieke, in hun macht, en is van hen afhankelijk! Ik sprak daareven van de doctoren aan wien ik een groote verplichting voel; ik heb daarentegen ook gelegenheid gehad in deze Lelie-kolommen te vertellen van de trional-vergiftiging, die ik kreeg door het mij onoplettend steeds maar trional-toedienen door een arts, en welke bijna doodelijke vergiftiging werd ontdekt en genezen door de kunde en bekwaamheid van Geheimrat Burkart in BonnGa naar voetnoot1). Welnu, toen Geheimrat Burkart de kolossale vergissing waarvan ik het slachtoffer was geworden had ontdekt, en ik langzamerhand, na drie weken ongeveer, aan het onmiddelijk stervensgevaar was ontkomen, besprak hij dikwijls met mij de mij veel te weinig bekende gevolgen, die het nemen van te veel trional op sommige gestellen kan hebben, indien de dokter daarmede geen rekening houdt. - Het Berliner Klinische Wochenschrift mijn geval beschrijvend haalt tegelijk ook nog verscheidene andere van trional-vergiftigingen aan, en Geheimrat Burkart vertelde mij toen o.a. ook, dat men van deze soort | |
[pagina 838]
| |
vergiftiging levenslang geheel blauwrood in het gezicht kon worden. Een priester in Bonn zelf was hem in dien toestand bekend, en ik heb dien ongelukkigen man later toevallig met eigen oogen in een processie aanschouwd, en mij kunnen overtuigen aan welk een vreeselijk ongeluk ik was ontsnapt. Want, - daarom kom ik op deze geschiedenis terug, - ik zou immers oneindig veel liever zijn gestorven aan die trional-vergiftiging, zooals de hartzwakte dagen lang liet dreigen, dan dat ik veroordeeld ware geweest tot het voortaan moeten rondloopen als een afschuwelijk om aan te ziene ongelukkige, van wie iedereen zich met een onwillekeurigen schrik afwendt. Kan men - wil ik gevraagd hebben - kan men het zulke slachtoffers van onnauwkeurigheid en overhaasting kwalijk nemen, indien zij, gelijk de diep beklagenswaardige moordenaar van dr. Guinard, ten slotte grijpen naar een middel om zich te wreken? Immers, spreek mij niet van méérdere of mindere knapheid en kunde. Ook de knapste en geleerdste dokter kan zich vergissen, maar wie zal hem dat kwalijk nemen, zoolang hij, de patient, slechts overtuigd is dat de vergissing geschiedde ondanks zorg en toewijding. Het tegendeel echter is in onze groote steden zoo dikwijls het geval. Ik zal geen namen noemen, maar ik vraag iedereen, die wel eens sommige modedokters heeft zien rondrijden, of het mogelijk is dat deze zich niet overhaasten, en daardoor niet maken vergissingen, wanneer men gadeslaat den tijd van hun bezoek, die zich bepaalt tot minuten, soms tot seconden. De ouderwetsche gemoedelijke huisdokter, wien men z'n kwalen toevertrouwde, en die er in deelde, in de groote èn in de kleine, bestaat niet meer, althans in de steden. In de plaats daarvan zijn de specialiteiten als paddestoelen uit den grond gerezen, en ik ken vele menschen die voor elk kwaaltje naar dezen of dien specialiteit gaan, zonder hun vasten dokter anders te gebruiken dan wanneer zij 'n ziekte krijgen die hen daartoe dwingt, als influenza of koorts. - Daarbij komt dan nog het lichtzinnig neigen tot dadelijk maar opereeren en zich laten opereeren, waaraan heden ten dage artsen en patienten beiden mank gaan. In dat opzicht las ik in een medische brochure van - ik meen professor Treub - eens de ware opmerking, dat vele chirurgen er veel te weinig bij stilstaan hoe zij niet hunne eigene lichaamsdeelen, maar die van anderen onder 't mes nebben, zoodat, waar zij voor zichzelf zich nog driemaal bedenken zouden, zij die anderen maar mir nichts dir nichts opereeren. Juist in dat opzicht van 'n operatie is 'n patient geheel afhankelijk van wat z'n dokter hem voorpraat, en ik voor mij erken dan ook, hoe ik blij ben, dat mijn harttoestand uitsluit de mogelijkheid van welke operatie het ook zij mij ooit aan te raden voortaan, omdat ik per se bang ben voor wat de geleerde heeren je in zoo'n geval wijsmaken, te goeder of te kwader trouw. Heeft mij niet een overigens zeer beminnelijk dokter eens zelf verteld hoe hij een dame had geopereerd voor een buikgezwel, en ontdekte bij de operatie dat haar inwendig niets mankeerde. ‘Ze was toen maar weer toegenaaid’ zei hij. En men had háár wijsgemaakt iets te hebben weggenomen, maar dat zij zes weken lang voor niets had gelegen in 'n ziekenhuis, en al dat geld voor niets kon betalen, - om van het gevaar waarin zij was geweest niet eens te spreken - daarbij stond deze arts geen oogenblik stil. Hij vond 't geval enkel 'n grapje. En ik had voortaan een afkeer van hem. - Als het zóó gaat met de eerste klasse-patienten, hoe gaat het dan met de derdeklasse, met de onvermogenden? Niet zonder reden hebben de armen zulk een waren angst voor ‘'t ziekenhuis.’ Wie weet U geen staaltjes te vertellen van de proef-konijntjes die men daar soms maakt van de kostelooze patienten! Een tandarts heeft me eens verzekerd dat hij het tanden uittrekken op die wijze in Utrecht had geleerd. Als er niets te trekken viel, dan werd 'n kosteloozen patient wijsgemaakt, dat er 'n kies hier of daar uit moest. En dan had deze niets tegen te spreken. Of hij 't goed vond of niet, 't gebeurde, - door een leerling-dentist. Andere dentisten verzekerden mij dat hier eenige overdrijving in 't spel was, maar 'n geval, gebeurd tijdens het Gouverneurschap van mijn vader in Suriname, is in èlk geval wáàr, precies zooals ik 't U hier meedeel. Op zekeren dag namelijk, kreeg hij een smeekbrief van een zich in het hospitaal bevindenden patient (een kleurling geloof ik), met verzoek hem te redden voor een operatie, die hij niet wilde, en die de chef-directeur nogtans wilde doorzetten. Mijn vader onderzocht de zaak, en het bleek, dat de man in questie, voor een inwendige ongesteldheid opgenomen, en reeds genezen bijna, een wrat of iet dergelijks aan zijn achterhoofd bezat, waarvan hij nooit eenigen | |
[pagina 839]
| |
last had gehad, maar die den dirigeerenden geneesheer ‘interesseerde’, reden waarom deze een operatie had bevolen, ondanks het krachtig protest van het angstige slachtoffer. Dank zij mijn vader werd die operatie toen afgelast, en de chef-directeur, zelf bij hem ter verantwoording geroepen, zal hem dat wel nooit hebben vergeven. Niet zonder reden had mijn vader véél vijanden. Hij was iemand die niet keek naar hoog of laag, maar naar wat zijn plicht wasGa naar voetnoot1). En zie, dat letten op hun plicht, dat konden, dunkt mij, de hedendaagsche doktoren óók doen! Nog steeds denk ik er over als vroeger: hun vak is zulk een ontzettend móói vak. Maar juist daarom ook is het er een van gróóte verantwoordelijkheid. Een zieke is altijd min of meer in hun macht, want, reeds het ziek-zijn zelf maakt willoos, nerveus, onzeker. En nu is de doktor of de professor, degene die dan optreedt als de wetende, de handelende, de ingrijpende; waar het operaties geldt, de over dood en leven soms beschikkende. Welnu, laat hij dan zich een weinig verplaatsen in het veel, zeer vele, dat er afhangt niet alleen van zijn kunde, maar bovenal van zijn menschelijkheidsgevoel, en van zijn zich verplaatsen in de omstandigheden van, de gevolgen later van zijn raad, voor den zieke. Een vergissing, een domheid, wat het ook zij van dien aard, kan men vergeven, ook dat weet ik bij ondervinding, zoo lang men weet dat zij is begaan in eerlijke onwetendheid, maar, waar haast, en winstbejag, en onverschilligheid, en enkel den rijken patienten naar de oogen zien in het spel komen, daar wordt de arts, die zich dááraan schuldig maakt, tot een bemorser en verontreiniger van zijn eigen zoo héél mooi beroep, en hij is tevens de oorzaak van menige groote en onnoodige ellende in menig verborgen menschenleven; ellende die niet noodig ware geweest, had hij in tijds méér verantwoordelijkheidsbesef gevoeld.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|