Alles, alles had ze kunnen dragen, dacht ze, als hij maar niet met die afschuwelijke gemeene zuster Meta 't had aangelegd. God, o God, dat ze dat had moeten aanzien.
En, als een schreeuw, om zich te uiten, kwam het uit haar - - ‘Marie. - O God. Je weet wel - die valsche Zuster, die na jou is gekomen, - die zoende ie, die heeft ie in z'n eigen huis aangehaald. - O God, Marie, jij bent toch óók knap van uiterlijk. - - Wist jij dan, dat hij zóó was - zóó gemeen.’ - -
Marie lachte er om, 'n cynisch, nerveus lachen. ‘Ik laat me niet zoenen, alleen maar trouwen, dat heeft m'n eigen man óók ondervonden’ - zei ze koeltjes. - - ‘Als je zoo iets niet wilt, dan houdt 'n man z'n vingers wel thuis. Dat merkt hij gauw genoeg hoor.’ - -
‘Maar hij is toch 'n getrouwde man - - en hij is toch zóó geloovig’ - - snikte Ellen. - -
Marie nam nu óók 'n stoel, ging heel bedaard zitten. Ze zag dat Ellen wat kalmer werd, beter kon luisteren.
‘Hoor nu eens’ - - zei ze - - en al haar oude haat tegen Hermance vlamde op in elk der welverdiende woorden waarmede ze deze geeselde. ‘Hoor nu eens Ellen - je moet billijk zijn - of, liever gezegd, je bent nog zoo'n kind eigenlijk, dat je van 'n man niets begrijpt, geloof ik. Dat heele geloof van Vermeulen, om te beginnen, dat heb ik in m'n zak; dat heeft hij als 'n politieke reclame op zich geplakt, omdat we 'n rechtzinnig ministerie hebben, en omdat z'n vader óók al behoorde tot diezelfde behoudende richting. Dus dat heeft er niets mee te maken. En voor de rest, - - denk je nu heusch dat 'n jonge gezonde man wat heeft aan 'n vrouw als Hermance Vermeulen, al is ze mijnentwege nog zoo mooi en zoo knap. Ze wil immers nooit. - Ze is bang dáárvoor - om de gevolgen. - Dan moet hij 't immers wel op 'n andere manier zoeken, bij andere vrouwen. Geloof me maar gerust dat Vermeulen dat allang gedaan heeft, zoo nu en dan, als 't hem te machtig werd, op reis, of als ie voor zaken naar Amsterdam heette te gaan, of zoo iets. Maar nu, in zijn eigen huis, dat is een domme streek dien ik niet van hem had gedacht; - dat heeft die zuster Meta zeker zoo handig weten klaar te spelen.’ - -
- - ‘Ik heb dadelijk wel gezien dat 't 'n valsch schepsel was, dadelijk,’ snikte Ellen uit haar jaloezie.
- - ‘En dat hij van zoo'n gemeen mensch kan houden - - hij’ - - -
‘God, dat doet hij ook niet natuurlijk. Hij heeft haar lichaam noodig gehad, et voila tout’ - - leeraarde Marie. ‘Begrijp dan toch dat zooiets bij 'n man niks te maken heeft met het conventionneele gedoe dat jij verstaat onder liefde.’
Ellen zat met de handen onder 't hoofd. Zij hoorde inééns zooveel waarvan ze nooit in haar onschuldige meisjesziel had vermoed, zelfs dat het mogelijk was. Ze had de mannen zóó naief onderscheiden in zedeloozen en in braven, zonder te begrijpen ook maar iets van den man-natuur, zoodat ze was als versuft, in zich verwerkte tegelijk met een soort afkeer van Marie Nerveu, die over al die dingen zoo onverschillig-cynisch sprak, die, inplaats van haar troost te geven, haar, door de naakte waarheid te zeggen, nog veel meer pijn deed. -
En toen kwam de zoo natuurlijke, door nieuwsgierigheid ingegeven vraag van Marie, die haar nogtans trof als 'n zweepslag, haar 't schaamrood op de wangen joeg. - -
‘Maar hoe weet jij dat nu eigenlijk allemaal - als ik vragen mag - en wat gaat het jou aan? - - Is er dan wat geweest tusschen jou en Vermeulen, dat jij’ - - -
Beleedigd sprong ze op. - -
‘Hoe durf je zoo iets ook maar zeggen’ - riep ze, hoogmoedig-eigengerechtig. ‘Kan ik het dan helpen dat ik toevallig op z'n kamer kwam, en hen beiden daar vond. - - Ik neem het je kwalijk, - wezenlijk kwalijk, dat je zóó iets durft denken, - van mij.’ - -
Haar schuldgevoel maakte haar te heftiger. - En, natuurlijk, werd Marie er nu op hare beurt óók kwaad tegen in. Alsof zij de dupe was van die comedie. Net weer iets voor zoo'n zoogenaamd fijn Haagsch freuletje, om eerst de kat in het donker te knijpen, en dan achterna een air van beleedigde onschuld aan te nemen!
Nu, maar zij was ook niet de eerste de beste, die zich zulke kunsten liet welgevallen. Dat zou ze dat nest eens laten zien!
‘Ik begrijp eigenlijk niet wat je hier komt uitvoeren’ - zei ze, ineens heel uit de hoogte. ‘Mij gaan de liefdeshistorietjes van meneer Vermeulen niet aan, en ze interesseeren me heusch óók niet, - zooals ze het jou schijnen te doen. Je zult me dus wel willen excuseeren. Ik moet naar mijn man’ - -
Ellen gaf haar niet eens de hand, terwijl ze de deur uitging, Marie had gescheld om haar uit te laten. Zij wist zelve niet wat ze eigenlijk voelde of dacht. 't Was allemaal zoo plotseling gekomen, die cynische openbaring van Marie Nerveu, dat Vermeulen, de woordvoerder van de christelijke zedelijkheid in Nederland, net zoo was als ieder ander, en net even kalm vrouwen stiekem ongelukkig maakte, en gebruikte voor zijn plezier, als de meest ongeloovige man ter wereld. En dan dat hoonende, dat het hem met z'n vroomheid, z'n bijbelgeloof, geen meenens was, dat hij