De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunsten en Wetenschappen.Speelkaarten.De nieuwste legende omtrent de geschiedenis der speelkaarten is deze, dat zij in oorsprong gediend hebben als waarzegkaarten, en 's menschen vernuft er in lateren tijd ‘kaarten’ van gemaakt heeft om tot een uitspannings- en kansspel te dienen. Ik sprak met voordacht van legende, omdat de nevelen nog niet zijn opgeklaard, welke over de kindsheid van de speelkaart hangen. Velen hebben gevorscht, maar die velen komen tot verschillende uitkomsten, waarin het moeielijk is éénheid te brengen. Zeer zeker kan aangenomen worden, dat het oosten Europa voor is geweest in het kaartspel; alleen uitgezonderd de Hebreërs hebben bijna alle oostersche volken de speelkaarten gekend, zij het ook in een anderen vorm, want de Chineezen en Japanners bedienden zich van ivoren of dunne houten plaatjes; zelfs verwierpen zij niet daarvoor hun porselein aan te wenden. Er zijn van die vroege, - misschien 500 jaren vóór Christus, - speelkaartspellen bekend; (voor zulk bewaren zijn gelukkig de collectionneurs en musea); en toen ze eenmaal in Europa kwamen, waren de practische handelslui en nijverheidsmannen er op bedacht om de ivoor- of houtbewerking door kaartpapier te vervangen, waardoor de naam speelkaarten ontstond. Zoowel voor 't binnenland, als voor het Oosten, werden de afbeeldingen gewijzigd, en zoo kon men er toe komen de eer van het uitvinden der speelkaarten aan verschillende landen van Europa toe te kennen. Sedert het laatst der 13e eeuw vindt men de speelkaarten in Europa verspreid, en zoowel Spanje, als Italië gaven in den oudsten naam nog het oorsprongsdoel der speelkaarten te kennen. Zij werden daar genoemd Naipes of Naibi, een woord van Indischen oorsprong dat waarzeggen beteekent. Wellicht is dit de grondslag ook van het gebruik in ons land, omdat in onze dagen de speelkaarten nog tot het doen van voorspellingen dienen, zoowel in de handen van beroeps- als in die van amateur-waarzegsters, want het schijnt wel, dat de vrouw alléén dat vermogen heeft; 't begon al met de toovenares van Endor,Ga naar voetnoot1) en, om aan de sinds eenigen tijd opbloeiende culte voor Napoleon, in dezen Empire-stijl-tijd, mede te doen, noemen we ook Madame Le Normand. Het waarzeg-vraagstuk der speelkaarten verdient nadere studie en overweging, eveneens het onderzoek of men met de figuren politieke zinspelingen bedoelt. We weten toch, dat op oude Fransche speelkaarten klaveren-vrouw Argine heette, een letterkeer van Regina, reine, koningin, waarmede de gemalin, Maria van Anjou, van Karel VII werd aangeduid; Rachel, ruitenvrouw, was Agnes Sorel, Karels minnares; Pallas, schoppenvrouw = Jeanne d'Arc; Judith, hartenvrouw = Isabella van Beyeren. Schoppenheer, was David (Karel VII), hartenheer Karel VI, en zoo ging het voortGa naar voetnoot2). Korte bijzonderheden zijn dienaangaande ook te lezen bij de vermelding van verschillende speelkaarten in het Haagsch Gemeente Museum in den Catalogus der Voorwerpen. | |
Namaak.De namaak van oudheidkundige en kunstvoorwerpen is aan de orde van den dag; zij heeft haar hoogsten, of eigenlijk gezegd haar laagsten trap bereikt, want namaak is eigenlijk gezegd bedrog. Er dient paal en perk aan gesteld te worden, en daar groote kwalen paardenmiddelen noodig maken tot genezing zullen de kunstliefhebbers en de museumdirecties eens eenige jaren achtereen het aankoopen moeten staken. Als de malaise in het namaak ook door gebrek aan afzet en | |
[pagina 799]
| |
omzet volkomen was dan zou het met die soort van bedrog gauw gedaan zijn. Wie weet of de nieuwe kunst, welke eenigszins stijl gaat krijgen er niet door zou gaan bloeien. We weten het toch, alles is mode, en van de honderd lui die zich omringen met alles wat antiek is, is er misschien niet een die het mooi vindt of het besef heeft wat er moois in is te zien. Wij wilden de namaak echter niet in hoofdzaak behandelen; we gebruikten haar als aanloop om iets te zeggen over afgietsels. Zij zijn zusje en broertje, maar het broertje doet nut, behoort nut te doen, en het zusje is bedrog. We hebben namelijk voor ons een geïllustreerden Catalogue de MoulagesGa naar voetnoot1) en daarop willende wijzen moeten we zeggen hoe gelukkig het is, dat in dien geest gewerkt wordt. Men moet de dingen dikwerf kunnen zien, om ze te begrijpen, en om dat zien in de hand te werken dienen de afgietsels. Het schoone der Grieksche kunst kan slechts in enkele steden in den oorspronkelijken vorm gezien worden. De afgietsels der ‘Antiken’ geven lijnen en vormen getrouw weer, en zijn dus leerzaam. De genoemde catalogus omvat de afdeelingen ‘préhistorique, archéologie, éthnographie, anthropologie,’ een breed veld, waarvan de kennis nog niet overal is doorgedrongen. Heeft men de eigenlijke voorwerpen niet bij de hand dan zijn de afgietsels daar om in de leemte te voorzien. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Oud-Gemeente-archivaris. Den Haag. |
|