geval kan het zijn, dat 't recht aan de zijde der Albaniërs is. Wel is mogelijk tendentieus werken door de Pers.
In Marokko ongeveer 't zelfde. Moelai Hafid schijnt een meedoogenlooze wreedaard te zijn, waarover het volk is verstoord. Vandaar opstand en moeilijkheden, die de Fransche Regeering dwingen tusschen beiden te treden.
Stel nu, dat de Fransche Regeering zich niet hield aan het verdrag van Ageciras, dan moordden de Marokkanen een groot deel van hun eigen volk uit om vervolgens gevaar te worden voor de daar wonende Franschen en omringende volken.
Weet de hr. Schippérus soms raad?
Zeker, handhaving van 't Gezag, daarvoor nam ik het op.
Natuurlijk kan een Regeering fouten begaan, ook tegenover haar onderdanen en goedmaking of wegneming van die grieven is zaak van wijs beleid. Ook pleitte ik niet voor handhaving van Gezag tegen het recht in. Dat doet geen goed anti-revolutionair. Philips van Spanje tastte de rechten onzer Magistraten aan en bedreigde de gewetensvrijheid. Die opstand was wettig.
Overigens stel ik de moeite van den hr. Schippérus op prijs om overal vrede te krijgen. Zonder 't Evangelie zal hem dit ongetwijfeld mislukken. Wellicht is hij onderwijzer, dan kan hem 't Evangelie nog veel leeren 't Is slechts een welgemeende raad.
- En wanneer, dit nog als slot, onverlaten het mochten bestaan hulpbehoevenden, vrouwen of kinderen aan te vallen, dan verzeker ik van ieder wapen in mijn omgeving gebruik te zullen maken om dergelijk schoften mores te leeren. Dat zou dan een begin van oorlog zijn.
Hierbij zij gevoegd wat Mr. Lohman in zijn standaardwerk ‘Onze Constitutie, zegt over de macht: ‘De macht is er niet om zichzelve; niet om eigen grootheid en aanzien; maar ter instandhouding van de maatschappij waarin zij optreedt; ter handhaving dus van de zelfstandigheid van dien maatschappelijken kring (waarmede blijkens het verband niet een “klasse”, maar de geheele maatschappij bedoeld wordt) en van het daarin geldende recht.’
Eindelijk nog 't weergeven van 't beloofde verslag van Prof Bavinck's rede. Met katholiek bedoelt hij in 't volgende niet Roomsch-katholiek, maar algemeen, alles omvattend. ‘Spr. begon met er op te wijzen, dat het Christendom naar zijn aard, bepaaldelijk krachtens zijn belijdenis aangaande schepping en herschepping, een katholieke godsdienst is voor heel de wereld en heel de menschheid bestemd. Maar de gezichts en werkkring van zijn belijders is daarom nog niet altijd even groot geweest. Profeten en apostelen en de Christenen der eerste eeuwen kenden van de wereld nog maar een klein gedeelte, in hoofdzaak dat deel, hetwelk rondom de oude wereldzee gelegen was. Doch sedert de kruistochten en de ontdekking van Amerika is daarin een groote verandering gekomen. Van dien tijd af hebben de ontdekkingen zich voortgezet tot onze dagen toe. Zij strekken zich thans uit tot het hart van Azië en de binnenlanden van Afrika, tot den Noord- en den Zuidpool en tot al de einden der aarde.
Gevolg daarvan is, dat alle landen en volken in onzen gezichtskring getreden en dat al hun talen, godsdiensten, zeden enz. voorwerp van ons onderzoek geworden zijn. En omgekeerd dwingt de Europeesche cultuur tot alle deelen der aarde door. De politieke en economische concurrentie, waarin de beschaafde volken thans met elkaar worstelen, leidt er toe, dat er steeds groote invloedssferen en afzetgebieden verworven worden, dat alle landen in het wereldverkeer worden opgenomen, en dat de voorrechten van onze beschaving tot alle natiën en stammen worden uitgebreid.
De nieuwe toestanden leggen aan de Christenheid bijzondere verplichtingen op en dringen haar tot verdubbelde werkzaamheid. Want de Europeesche cultuur kan voor de volken der aarde een zegen zijn, maar zij kan hun ook worden tot een vloek. Als zij, gelijk zij feitelijk doet, den eigen godsdienst der Heidenen onderwijst en hun geen ander en beter geloof in de plaats geeft, verarmt zij hen innerlijk meer dan dat zij hen verrijkt. Zending en cultuur behooren dus hand aan hand te gaan. Ook wordt de cultuur, losgemaakt van het Christendom, voor de volken een middel, om zich bewust te worden van hun kracht, gelijk dat nu reeds voor een deel in Indië, China en Japan het geval is. Als deze machtige volken onze beschaving overnemen, zonder het Christendom, waarvan zij de vrucht is, ontleenen zij van ons zelven de wapenen, waarmede zij in de toekomst ons bestrijden. En te ernstiger dreigt dit gevaar, wijl Boeddhisme en Mohammedanisme in den jongsten tijd tot een nieuw leven ontwaken en als in het geheim zich toerusten tot een geweldigen strijd tegen het Christelijk geloof.
In Indië en Afrika, niet het minst in onze eigen koloniën, komt het Christendom voor een ontzaglijke crisis te staan. Het schijnt alsof het eigenlijke Heidendom in de twintigste eeuw allengs geheel verdwijnen zal en dat dan de wereldworsteling zal aanvangen tusschen Boeddha, Mohammed en Christus. Daarom is de Zending voor alle Christenen, van wat belijdenis zij ook zijn, in deze eeuw een dure plicht. Indien wij gelooven, dat Christus Koning is, gezeten aan Gods rechterhand, laten wij dat geloof dan toonen in onze werken.’ - Misschien is ook voor den hr. Schippérus hieruit iets te leeren.
Ook de jongste geschiedenis van Portugal, die onbeschrijfelijk treurig is, kan niet als voorbeeld dienen van 't voortreffelijke der revolutie. Was er al geen leger en vloot geweest, men zou er zich toch wel wapenen hebben verschaft en wat is nu het resultaat? De grootste wanorde en een onzekere toekomst.
De theorieën zijn dikwijls zoo mooi en de practijk is meestal zoo donker, althans wat betreft al te hoog gestemde idealen.
Stel al, dat wij Nederlandere ons niet wapenden, binnen kort waren we ingepalmd door Duitschland of een ander groot Rijk. Let slechts op de geschiedenis van Polen, Finland en zoo menig klein volk.
Wie den vrede wil bereide zich ten strijde, al is het slechts voor zelfverdediging en eigen behoud.
Intusschen wil ik wel verklaren met alles wat