De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.I.
| |
II.
| |
[pagina 760]
| |
wilde fantasie in geoorloofde banen niet allen de vruchten van de Padvinderij voor een jongen, die naar hare voorschriften handelt? Vaderlandsliefde en gehoorzaamheid staan ook in haar programma, dat is waar. Maar zoo dit door U al mensch-onwaardige eigenschappen genoemd worden, ik en naar ik hoop duizenden met mij verschillen hierin met U van meening. En daarenboven: Een zelfde zaak heeft menige aangezichten
Naardat ze wordt gewend, gekeerd,
Op 's menschen oog. Dat wordt met rouw geleerd,
dichtte Vondel. Na dankbetuiging voor de verleende ruimte, A.M.W. GORRIS. | |
III.
| |
[pagina 761]
| |
Uit de Holl. Lelie no. 8, 17en Jaargang (1903) knip ik deze verklaring van den heer Naaktgeboren: ‘Wanneer ook in het vervolg zal blijken, dat handhaving van het gezag der Overheid slechts is te verwezenlijken ten koste van doodslag op groote schaal, dan keur ik ter wille van het ideëele eene dergelijke handhaving af, verwijzende tevens naar de woorden van Jezus: “De oversten der volken voeren heerschappij over hen, laat het onder ulieden niet zoo zijn, de meeste uwer zij aller dienaar.” De praktische lessen uit het Evangelie mogen in onzen tijd wel getoetst worden aan de bestaande begrippen betreffende Maatschappij en Staat.’ J.B. NAAKTGEBOREN. Hier beroept de heer Naaktgeboren zich dus op den bijbel, en wel op een uitspraak van Jezus. En wat doet hij nù? Nu verdedigt hij, met een beroep op dienzelfden bijbel, het handhaven van het Gezag in de koloniën. Ja, op mijn aanklacht tegen de Christenen, die beschaven met de bajonet, die het Gezag handhaven door een dapper, fles volk gaandeweg uit te moorden, antwoordt hij: ‘Ook de bijbel bepleit het handhaven van het Gezag’. Nu nòg een uitspraak van den heer Naaktgeboren: Als alle volken goed wilden, zou een oorlog tot de onmogelijkheden behooren. Maar nu is dit niet zoo. Alleen 't idée van Arbitrage kan verbetering brengen. Ook dit is een vrucht van 't Evangelie. Met schelden op kapitalisme en militairisme is men er niet af. Men komt, als men tegen zulke ingekankerde begrippen als militairisme en valsch-begrepen vaderlandsliefde ten-velde trekt, voor vervelende dingen te staan. Zoo moet ik nu weer het oude wanbegrip ontzenuwen, dat de volken den oorlog willen. De Naties. De natie bestaat voor het gróotste gedeelte uit wat men gewoonlijk ‘Het volk’ noemt: de arbeidende klasse. Welnu, mijnheer, niet het volk ‘wil’ den oorlog, vraagt er ook niet om, maar de regeeringen. En de Pers bewerkt vóóraf den volksgeest, zoodat, bij het uitbreken van den oorlog, het den schijn heeft dat de Natie, het volk-zèlf, dien gewild heeft, terwijl dit niet anders is dan opgehitst. Daarmee is men nu in Engeland en Duitschland eveneens druk bezig.Ga naar voetnoot† Het volk wil den oorlog niet! Immers zijn belang is 't niet? Slechts de machtigen der aarde willen den oorlog; doorgaans in het belang van hun brandkast. Zoodra het volk beter is ingelicht zal het den oorlog niet alleen verfoeien, maar ook verhinderen. Hebt gij dat dan niet ten duidelijkste bewezen gezien, toen de bevolking van Barcelona het vertrekken van een trein met soldaten, voor Marokko bestemd, wilde verhinderen? Het volk wilde niet, dat zijn zonen vermoord zouden worden voor het kapitalisme! Daarom wierp het zich vóór den trein! Is dit geen schoone belofte voor de toekomst? Het volk zal de oorlogen verhinderen, nimmer de arbitrage-idee, al is deze dan óók ‘een vrucht van het Evangelie’. Want meent gij nu werkelijk dat die reuzenmeetings en speeches, waarvan gij zoo geestdriftig verhaalt, - dat die conferenties en paleizen voor den vrede etc. etc. iets te beteekenen hebben, iets méér dan poppenkasterij? Iets méér dan rammelaartjes en zoethoudertjes? Daadwerkelijk verzet! Dàt is het eenige middel dat moèt, kàn en zàl brengen de verlossing! JOH. G. SCHIPPÉRUS.Ga naar voetnoot*) | |
IV.Geachte freule Lohman. Zou U zoo goed willen zijn Uwe definitie eens te kennen willen geven over onderstaand schrijven. ‘Er wordt zooveel geschreven over Liefde, zoo dikwijls eene definitie gevraagd en gegeven, al is het op verschillende wijze, over Liefde, zoodat ik het niet kan nalaten een definitie te vragen van het zoo nauw daaraan verwante woord ‘Vriendschap’. Ik bedoel hier vriendschap tusschen 'n man en een vrouw van gelijken leeftijd. Er wordt in 't algemeen beweert, dat er geen vriendschap kan bestaan tusschen een man en eene vrouw van gelijken leeftijd, of er moet zich een ander gevoel daaraan vastknoopen. Is het dan zoo grenzeloos onmogelijk, dat een man voor een vrouw en omgekeerd, een zoo groote genegenheid koesteren kan, dat zij of hij, alles voor haar of hem offert, dat niets hem of haar te veel is. Daar men toch ook in waarachtige Vriendschap ook alles voor elkaar over heeft, en men zich geeft zoo als men is, en men dan ook niets voor elkaar verbergen moet, doch alleen in Liefde dikwijls sprake van hartstocht is, iets toch waar Liefde dikwijls mede gepaard gaat. Wat staat nu hooger Liefde of Vriendschap? Gaarne zou ik van U geachte Freule, willen vernemen, welke Uwe definitie zou zijn van Vriendschap, zooals door mij bedoeld. U bij voorbaat mijn hartelijken dank zeggende, en na U eene aangename reis gewenscht te hebben naar Nauheim, verblijf ik hartelijk groetend, Mej. S.
Gaarne voldoe ik aan het verzoek der inzendster, hopend dat anderen mijn voorbeeld | |
[pagina 762]
| |
zullen volgen. Ik voor mij geloof, dat vriendschap tusschen een man en een vrouw, van een of van beide kanten, (zoolang de personen nog niet gansch en al bejaard zijn) altijd ontaardt in een tikje verliefdheid erbij. In elk geval is zij steeds doorweven met een zekere sentimentaliteit, die niet bestaat waar het vriendschap geldt tusschen personen van hetzelfde geslacht. Die sentimentaliteit geeft er juist óók de eigenaardige attractie aan. - Dat liefde hooger staat dan vriendschap, geloof ik niet. Echte vriendschap is onbaatzuchtiger dan èchte liefde, welke per se insluit egoïsme, maar, daar tegenover staat, dat èchte vriendschap altijd blijft kalm en bedaard, en mist het hartstochtelijke van liefde. (Hierbij echter bedenke men, dat liefde en verliefdheid twee geheel verschillende dingen zijn; ik spreek van Liefde, van die liefde, die niet alleen tusschen man en vrouw, maar ook tusschen moeder en kind, of tusschen twee vrienden kan bestaan, want, elkaar liefhebben is m.i. iets geheel anders, en iets veel intiemers, dan enkel vriendschap voor elkaar gevoelen. Dat blijft naar mijne meening steeds een koud iets). ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|