die in Marocco heeft moeten vechten tegen hem niets-misdaan-hebbende menschen, die dienst nam, volstrekt niet uit ‘vaderlandsliefde,’ maar uit geldnood, en die nu dientengevolge voortaan zijn leven moet voortsleepen als een ongelukkige en verminkte, hij wordt, - om het volk en het leger zand in de oogen tie strooien, - plechtig genaamd ‘een held’; terwijl in wáárheid de geheele zaak niets, geen greintje, met ‘heldenmoed’ heeft te maken; iedereen, die even nadenkt, zal dit moeten toegeven. Maar, zóó, met zulke holle phrasen, wordt immers ‘de geordende maatschappij’ in elkaar gehouden! Tot heil van de rijke bourgeoisie; waartoe in de éérste plaats behoort de ‘Pers’, die zulke ‘helden’ tot eigen voordeel beroemd maakt.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.