De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGedachtenwisselingen.I.
| |
[pagina 713]
| |
dan U. Gij vielt mij-persoonlijk niet aan; de Heer V.O. deed dit wel en, zooals ik zeide, nogal kras. Overigens ben ik het volkomen met de Redactrice eens, dat men, bij het verkondigen eener meening, voluit dient te onderteekenen. JOH. G. SCHIPPÉRUS. | |
II.Hooggeachte Jonkvrouw, Of mag ik U aanspreken met: Strijdvaardige Jonkvrouw, zooals ge doorgaans in onzen kring genoemd wordt, als eene erkenning dat ge gaarne den strijd aanbindt, in de eerste plaats tegen alles wat U voorkomt oneerlijk en onoprecht te zijn; en daarentegen eerbied hebt, zooals gij zelve zegt, voor elke eerlijke overtuiging, te meer wanneer die overtuiging mêebrengt lijden en smaad. Toch is op verre nà niet elke eerlijke overtuiging, zelfs niet elke overtuiging, die ten koste van smaad en lijden wordt opgevolgd, eene op goede en deugdelijke gronden steunende. Vergun mij nog een en ander naar aanleiding van ‘Dienstweigering en Anti-Militairisme’ in het midden te brengen (Holl. Lelie, 1 Maart). Toen ik de dienstweigering en daarop volgende straf van den milicien; zijn naam is mij ontschoten, las, dacht ik: arme jongen, door opruiende of misschien verkeerd begrepen taal en lectuur, tot zoo'n dwaasheid verleid. Is er dan niemand die hem aan 't verstand kan of wil brengen, dat het heusch geen kwaad is, êer het tegendeel, zich te laten opleiden tot een weerbaar man. Ik ken dien jongen niet, maar werkelijk, het militaire leven voor eenigen tijd, de militaire oefeningen komen zelfs den jongens uit de uit de hoogere standen ten goede. Menig jeugdig student, menig aankomend koopman is door eigen ervaring tot waardeering gebracht van den officiersstand, juist van wege den goeden beschavenden invloed van daar tot het volk uitgaande, al is het ook in verschillende mate. Er zijn niet weinig jongens die pas als milicien leeren wat zindelijkheid, orde en tucht beteekenen. En zoo ze het wisten - zijn niet de vrije en orde-oefeningen, de bewegingspelen, grootendeels van militairen oorsprong? Geven niet militairen op menige plaats den eersten aanstoot? Zijn niet militairen veelal de eerste leermeesters? In mijn lang leven heb ik nog van geen enkelen milicien gehoord, wien de betrekkelijk korte oefeningstijd zedelijk ten verderve is geworden. En al ware dit zoo, nog zou het niet tegen dien oefeningstijd pleiten, want hoe menig veelbelovend jongeling die verloren gaat terwijl hem aan de Universiteit alle middelen worden geboden ter verrijking van geest en hart. Ik heb toevallig kort geleden oefeningen van pontonniers bijgewoond: hoe van lummelige onbeholpen rekruten, flinke rechtstandige, ferm stappende jongens, geoefende roeiers werden gemaakt. Is het kwaad voor jongens zóó zich te leeren bewegen? Is het kwaad niet alleen de roeispaan maar ook het geweer te leeren hanteeren, zekerheid van blik en vastheid van hand te verkrijgen door te schieten naar een houten schijf? Mij dunkt ook voor socialisten en zelfs anarchisten zijn zulke vaardigheden niet te versmaden. Maar zoo er oorlog komt, en er moet worden geschoten op levend menschelijk doelwit. Is het dan niet nog tijd genoeg dienst te weigeren, n.l. voor den man die geen vaderland kent, geen moedertaal liefheeft. 't Behoort immers tot het rijk der onmogelijkheden dat Nederland in ons werelddeel, en daar buiten worden geen miliciens gebruikt, een anderen dan verdedigenden oorlog zou voeren. Het ‘hebt uwe vijanden lief, wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de linker toe, enz.,’ beteekent toch niet: weest lijdelijk toeschouwers waar anderen onrecht geschiedt? Nam Jezus zelf niet een geesel van touw, d.w.z. zuiverde hij niet met zweep of karwats het ten onrechte ingenomen terrein van den tempel opdat het weer aan zijne bestemming een plaats des gebeds te zijn, zou beantwoorden? Zal men een dienstweigeraar straffen door hem eenvoudig weg te jagen? In het oog van velen zou dit een belooning zijn, tot navolging nopende. Met U houd ik den oorlog voor een kwaad, een afschuwelijk menschonteerend iets. Hoe meer het leger een volksleger is des te minder zal tot den oorlog worden overgegaan, en ten slotte een dienstweigering der weerbare mannen zou hem onmogelijk maken, niet die van ongeoefende onrijpe jongens. EEN TROUWE LEZERES. |
|