in dat opzicht een drama afgespeeld, waarbij de ouders eerst te laat begrepen, hoe eigenlijk, bij al hun gróóte liefde tot hun kind, toch de schuld bij hen lag. Het gold een thuisveel-gevierd, zich daar innig-gelukkig gevoelend Haagsch meisje, verloofd met een vóór haar naar Indië vertrokken jongen man. Toen de tijd van het huwelijk naderde beving haar echter een wanhopige angst. Zij wist niet meer of zij zóóveel hield van haren aanstaanden echtgenoot, dat zij zich, zóó ver weg van dat haar zoo bijzonder dierbare thuis, wel volkomen gelukkig zou kunnen voelen. Van dag tot dag rees haar twijfel aan haar toekomst-geluk, werd het haar banger te moede bij de gedachte aan het scheiden moeten - voor zóóvele jaren - om misschien nimmer weder te zullen zien. Maar de ouders, zorgeloos-oppervlakkig, wilden haar overreden, lachten haar angst weg, begrepen blijkbaar niet wàt er in haar hart omging - totdat het arme meisje eindelijk, in een vlaag van halve krankzinnigheid, kort vóór den trouwdag, zich zelve verdronk, door den dood een uitweg zocht voor haar-zelve, omdat zij overtuigd was dat het leven haar de rust ging ontnemen.
Toen eerst, te laat, begrepen die ouders, dat zij den strijd van hun kind te licht geteld, haar tobben over het gindsche leven te onverschillig opgenomen hadden. Welnu, wie weet, hadden zij intijds een zóó verstandig boek onder de oogen gekregen als dat van mevrouw Kooij - van Zeggelen, dan zou het hun, vóór het zóóver kwam, als het gekomen is, duidelijk zijn geworden, hoe het inderdaad gevaarlijk is, waar de liefde niet uitgesproken spréékt, en héénstapt dientengevolge over àlle hinderpalen, een in Holland zich zóó innig gelukkig gevoelend dochtertje zoo maar, mir nichts dir nichts, de onbekende Indische wereld in te stooten, zelfs al vindt zij er een nog zoo braven echtgenoot!
- Hier hebt gij een staaltje van den schrijftrant der auteur, dat U tevens laat zien hòe zij-zelve het Indische leven opneemt:
‘Onze nieuwe lotgenoote’ (- wij zijn nu met de schrijfster en nog een hollandsch meisje ergens op Celebes - ) is met haar kind op reis hierheen. Zij kan hinnen enkele dagen hier zijn, en, zoodra haar man naar Pompanoea vertrokken is om haar af te halen, bestormen Maij (het andere hollandsche vrouwtje) en ik, als ware schoonmaakfuries, zijn huis, en trachten alles een zoo prettig mogelijk aanzien te geven vóór de ons nog onbekende komt.
...... Zou het erg tegenvallen? Van één ding zijn wij zeker, de natuur moet ze mooi vinden. Iedereen roept er over, en het is werkelijk of wij allen, die hier wonen, ons beleedigd zouden voelen als iemand zeide dat het niet mooi was... Maij is het hollandsche vrouwtje, dat uit een behagelijk nest kwam, eigenlijk een verwend en aan luxe gewend dametje; dus dat maar niet kan vergeten, pa, ma, en zus, en het lieve huis, en de Hollandsche stad, met zijn mooie land en zijn groen bosch. - - De andere, Beppies moeder, volkomen haar tegendeel in uiterlijk, heeft al vroeg in het groote huishouden van mama meegezorgd, heeft gestudeerd, is blij dat zij nu van de ‘schoolboeken’ af is. Haar gedachten leven óók mee met ma en de zuster in Holland, maar nooit zal haar dàt verlangen bekruipen wat Maij nu heeft.... Daar zitten nu drie hollandsche vrouwen in een klein van de wereld afgescheiden Indisch kolonietje. Alle drie ongeveer in dezelfde omstandigheden, uit denzelfden kring.... en toch, hoe verschillend zijn wij, en met hoe andere oogen ziet ieder ‘Indië aan’ (blz. 145-146).
Dat is 't m.i.: de oogen waarmee men de dingen bekijkt! In de wijze van ze te zien ligt meestal ons eigen geluk of ongeluk! Maar, men kan het jong-trouwende, dikwijls door de ouders daartoe aangezette, onervaren hollandsche jonge-meisjes niet zoo héél kwalijk nemen, indien zij, onbekend met Indië, onbekend met de leefwijze daar, onbekend met de bediening, onbekend in een woord met alles, en daarenboven nog dikwijls geplaagd, juist in den eersten tijd, door ongesteldheid tengevolge van het haar geheel nieuwe klimaat, met schrik te laat ontdekken, hoe zij eigenlijk geheel iets anders moeten doormaken dan zij vóór haar te zorgeloos-gesloten huwelijk ook maar één oogenblik vermoedden! De schuld daarvan ligt veel meer bij hare ouders, hare moeders in de eerste plaats, die zich niet in tijd op de hoogte stelden, dan bij haar zelve. ‘Ik stel het mij zoowat net zoo voor als in de provincie bij ons in Holland.’ Dien onzin heb ik zóó menig malen reeds hooren verkondigen, door over Oost of West sprekende hollandsche dames, dat het waarlijk, juist dáárom, een hoog noodig werk is de vrouwen ten onzent eens beter in te lichten omtrent het reusachtig en diep-ingrijpend verschil tusschen het tropenleven en het Europeesche; een hoognoodig werk, dat mevrouw M.C. Kooy - van Zeggelen met evenveel onpartijdigheid als zaak-kennis, met evenveel gevoeligheid als gezond verstand volbracht. Want,