De Hollandsche Lelie. Jaargang 24(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Liefde. De liefde is een weefsel van ragfijne draden, Door eng'len geweven van ziele tot ziel. Ragfijn zijn, maar sterk toch, en liefelijk glanzend, Die draden, gesponnen op 't Goddelijk wiel. Eerst enkele draden verbinden de zielen, Dan, deze elkaar naderend langzaam al meer, Wordt breeder de band en wordt sterker het weefsel Van ragfijne draden, zacht glinst'rend en teer. En dan, na de sidd'ring, 't verlangend ontroeren, Door 't hechten der weefsels de zielen bereid, Is sterk en onbreekbaar de band, en niets stoort meer De zielen haar vrede en haar zaligheid. En 't Hemelsche Licht zendt de liefde haar stralen, In zachte reflexen op 't weefsel: dat Licht Brengt stille ontroering en tranen van weelde, Maakt 't leven een sprookje, een zonnig gedicht. Dat is in het leven der menschen de liefde, En 't sterven bestaat voor het lichaam alleen: De zielen ontzweven en weer zich vereenen, Eerst dan worden twee heel volkomen tot èèn. De liefde is geen band meer, zooals in het leven, Maar vormt zich tot vleugelen, glanzend en rein. Die voeren al hooger, al hooger ten Hemel, Tot daar, waar 't àl liefde, àl vrede zal zijn. R.C. KUIPERS. Levensmoment. Halfscheem'rend herfstavond komt zachtkens en stille Als 'n droom in mijn slapende⌣herinnering weder.... Wij liepen langs 't pad, dat zoo smal en begrensd was Door zachtgroene weiden aan beide de kanten; Zwaar, dicht hing de mist en bedekte alomme De velden en wegen met vochtigen sluier; Verspreid-staande boschjes geleken op koeien, Na 't vredige grazen uitrustend, herkauwend, Half doez'lend oprijzend, als donkere punten In 't grauwende wit van de scheem'rige verte.... Zòò liepen wij zwijgend, zòò zonder te spreken, Elk woord zou verbreken den zaligen vrede; [pagina 661] [p. 661] Onze oogen slechts hingen in stille verrukking Daar ginder, heel ver in het vurige Westen; Wijd-open de oogen, indrinkend die tinten Van groen, violet, blauw, geel, rood en oranje! Zoo stond aan den Hemel die lichtpoort van wolken, Waardoor in haar statige schoonheid de zon ging, Nog schooner haar heengaan, het scheiden van de aarde, Dan 't komen: een bloedroode vuurbol, zacht zinkend! En buiten die lichtpoort slechts eind'looze vlakte Van wollige witheid der hangende nevels; En eind'looze stilte en zalige vrede, Verstoord slechts door 't ruischen van 't riet langs den slootkant.... Wij voelden de aanraak van godd'lijke handen, En konden niet spreken, en konden niet denken, Slechts droomen en kijken in Hemelsche tinten, Met wijd-open oogen van innig verlangen Zòò, zacht onze zielen versmolten tezamen.. O, God! zóó te sterven! Zóò innig vereenigd! Want nimmer in 't leven kan 't ooit weer zòò mooi zijn. Zóò 'n zalige vrede, zòò 'n innig vereend-zijn, Zòó 'n stille ontroering en reine verheffing! R.C. KUIPERS. Vorige Volgende