hier ook, gij vindt hier ook dezelfde soort van tailleur-costumes, dezelfde kapsels, dezelfde voile-stoffen, waarmee men de avondtoiletten van zijde of iets anders, als een tweede overtrek doorzichtig bedekt. Maar, het verschil zit 'm in de wijze waarop het gedragen wordt. De fransche vrouw heeft een chic van haar hoed een deukje te geven, haar voile vast te maken, haar krulletjes te verschikken, waardoor zij aan hetgeen zij draagt geeft ‘the finishing touch’. En zij ziet met één oogopslag welke jabot, welke kleur van handschoenen, welke tint van kousen of schoenen behoort bij het ensemble. Zij trekt maar niet zoo wat aan, neen zij bestudeert zich-zelve tot zij één geheel vormt, - op den keper beschouwd soms een meer dan excentriek of zelfs smakeloos geheel - maar in elk geval een waarvan de onderdeelen toch bij elkáár behooren, niet tegen elkaar vloeken in lijn of qualiteit of nuances. - Een hollandsche dame meent gemeenlijk genoeg gedaan te hebben als zij een ‘besten hoed’ zich koopt, en een costuum bestelt of een mantel naar den laatsten smaak (waarbij zij zich heel dikwijls geen de minste rekenschap geeft van haar eigen figuur of gezicht, alleen maar van wat mode is.) Dan komt die ‘beste hoed’ op des Zondags, of als zij een visite moet maken, en het komt er verder niet op aan of haar japon in kleur met hem in strijd is, zoodat beide elkaar leelijk maken dientengevolge, het komt er nog veel minder op aan dat zij bij dien duren hoed draagt een goedkoop katoenig voiletje, het komt er ook niet op aan dat haar nieuwerwetsche tailleur slecht zit over een ouderwetsch corset (dat hééft zij nu eenmaal, zegt zij), en het komt er allerminst op aan dat hare schoenen grof van leer zijn, of haar schildpadhaarspelden, die haar nieuwmodische krullen moeten ophouden, niet-echt. Om van hare bijna altijd dik-opgerolde grove parapluie, hare slecht-zittende, grof-katoenen
handschoenen niet te spreken. - Ziet gij, zulke zonden begaat geen enkele parisienne. Zij ziet de kleinigheden, zij gaat niet uit voor zij van zichzelve een geheel maakte. Let wel, ik zeg niet dat ieder onzer, dure parapluies, zijden kousen, en fijne glacé-leer-schoentjes kan bekostigen. Dear me no! Ik zeg alleen maar, dat gij, indien gij dit niet kunt, beter doet U óók geen ‘besten hoed’ van een naar verhouding veel te duren prijs aan te schaffen, noch U de luxe behoeft te veroorloven van welk nieuw mode-costuum ook, indien gij niet voor en boven alles zorgt een onberispelijk zittend corset naar den laatsten eisch te hebben. - - Ik at dezen winter ergens in gezelschap eener niet-rijke, maar ook nietarme dame, die een wezenlijk beeldig toilet droeg van licht-blauwe Liberty-zij, allerliefst gemaakt en-robe-princesse. Wel, den heelen avond moest ik kijken naar de afschuwelijklompe geel-leeren schoenen, die zij, te voet gekomen, gemoedelijk uitstak uit die elegante robe, en die een ergernis waren voor de oogen. En hetzelfde gold van haar corset; men kon het haar heupen aanzien, dat dit corset thuisbehoorde in een tijd toen niet de robes-princesse, maar de geregen middeltjes mode waren. Misschien was zij met een Louis XV toilet, met paniers, bevallig geweest in dat corset. Nu maakte het haar in dien een slanke rechtheid eischende robe-princesse-vorm eenvoudig ouderwetsch-leelijk. Ik herhaal, als ik aan Parijs terugdenk, heb ik een impressie van heel veel schreeuwende smakeloosheid, van, vooral in de theaters, aan het komische grenzende excentriciteit. De tulbanden, hoofdpijndoeken b.v., waarmee de dames zich kappen zijn monsterachtig van onflatteerendheid. En de gouden en zilveren haarnetjes, genre Botticelli! Ik zag er eene, die precies den indruk maakte een pikpleister op haar hoofd te hebben, zoo glad zat het netwerk vastgemaakt over heur over de ooren getrokken donker haar. -
De veel te kleurige, veel te sprekende stoffen, die men bij elkaar gebruikt voor avond-toiletten, dragen er nog toe bij om den indruk van vulgairiteit en demi-mondaine-achtigheid te verhoogen. - Op straat natuurlijk nog steeds de nauwe rokken, met de veel korter geworden jacquetten, welke men ook hier reeds overal ziet. Maar de gang; de houding! O het elegante loopen van 'n fransch dametje, haar de rokken opwippen, (rok moet ik zeggen, want meervoud is onnoodig tegenwoordig), haar gracieus voorttrippelen over de boulevards, in de winkels! Neen, dat is iets, dat nooit, welke Engelsche of Hollandsche ook, haar zal nadoen, dat den latijnschen rassen eigen is, want dat ook in Italië, in Venetie en Napels vooral, je zoo terstond opvalt.
Zooals ik begon met te zeggen, ik ben niet van plan U een mode-causerie te geven. Dat ligt buiten mijn terrein. Wel wil ik, voor ik eindig, nog zeggen, dat m.i. nooit de mode zooveel gelegenheid heeft geboden te vervallen tot de meest belachelijke afdwalingen van den goeden smaak, indien men haar blindelings volgt, maar ook