II.
Gemis aan fierheid.
Aan Mevrouw A. van der Meer - Brondgeest.
Geachte Mevrouw.
Ten opzichte Uwer verklaring, als zouden sommige lezers, Uw artikel ‘Vrouwenliefde’, hebben opgevat als eene vertaling - en mocht er dienaangaande na Uwe verklaring nog eenige twijfel overblijven, wil ik de originaliteit even bevestigen. Het woord van een buitenstaander, die niet de eer heeft U te kennen, heeft in deze nog meer waarde dan dat van U zelve. Terstond, als ik Uw verhaal las, was de plaats van handeling mij geheel duidelijk, en kwamen Uwe figuren mij levendig voor den geest.
Hoezeer ik nu symphatie gevoel voor Uwe schoone schrijfstijl, Uwe aangrijpende uitbeelding en het onderwerp als origineel bevestig, veroorloof ik mij gelijkertijd, U niet te verhelen, dat naar mijne meening juist ‘Agneta’ heeft bevestigd (wat Dr. W. beweerde) dat een vrouw somtijds een wonderlijk ‘ding’ is; in de beteekenis van ‘sul’ (met zich laten ‘sollen’).
Het was haar ‘Agneta’ onbekend, dat haar man buiten hare gemeenschap levenscontact uitoefende. En, toen ze dit eindelijk vernam, ontving ze haar echtgenoot met open armen. Deze lieve vrouw, als hoofd van een uitgebreiden menschenkring, gaf m.i. daarmede een misplaatst voorbeeld.
Huwelijk, zou men m.i. evengoed kunnen noemen Levenstrouw, beginnende bij de uitoefening van wederzijdsche voortplantingsidée, maar ook daarmede bij uitoefening met anderen, terstond-onverbiddelijk geschonden en ontbonden! Gesteld, Mevrouw dat de man, Uw hoofdfiguur - dat vak van menschenschepper, in breedere mate was gaan uitoefenen, geeischt had van de gezinnen uit zijne omgeving (van zijn leenmenschen) het recht, zooals dat eertijds aan baroniën behoorde, van den eersten huwelijksnacht? Welk voorbeeld hij feitelijk door deze 1e schennis, in zijne omgeving nu toch stelde en zij door hare vergiffenis bevestigde te willen dragen, dus goedkeurde, althans vergoelijkte.
Door dergelijke handelingen van hooggeplaatste persoonlijkheden, verkrijgt het moraliteitsbegrip in de omgeving een hevige knak, een klap in 't aangezicht. Een ‘Koning’ en de Koningin mogen niet het consigne geven van vrije liefde in het huwelijk; wat geheel eene misvatting is en immer zal blijven; omdat vrijheid van contact in het huwelijk geen 1e huwelijk meer is, maar een ander huwelijk doet ontstaan, een 2de huwelijk. Al moge, aan den man zoolang hij vrij is, door sommige domme vrouwen bijzondere ‘voorrechten’ worden toegedacht, in het huwelijk mag dit nooit het geval zijn, want terstond zou de man de vrouw die hij zijn belofte van trouw gaf bedriegen - althans krenken.
Alzoo Uw pleidooi, voor de grootheid van ‘Agneta's’ liefde, voel ik iets voor, erken ik dat hare liefde zéér verheven was. Maar, toen plotseling naar voren kwamen twee nieuwe jonge levensknoppen door den man gewekt aan een seinstation buiten 't Hare toen had zij m.i. ‘voor de velen ter weerszijden van den weg’, bij het opheffen dier kinderen, niet moeten zeggen ‘zie-