De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver anarchisme.‘Maar begrijpt zij niet, dat wij juist daarom anarchisten zijn? Deze ‘zij’ is de ondergeteekende. - En het stukje waaruit ik citeer komt voor in ‘De Vrije Socialist’ van 4 December 1907. Wel, ik geloof dat ik den schrijver van dit stukje gerust kan stellen met de verzekering, dat hij zich niet vergist wanneer hij mij in theorie schaart onder de anarchisten, - althans in zekeren zin. | |
[pagina 612]
| |
De definitie, die hij namelijk hierboven geeft: ‘Anarchisme is het bezitten van een eigen, onafhankelijk oordeel’ klinkt zoo mooi, dat ik mij van zulk een levensbeschouwing gaarne wil verklaren een aanhangster. Maar.... theorie en practijk zijn helaas o zoo verschillende dingen! - Ik betoogde datzelfde reeds dikwijls, b.v., als ik den draak steek met de vaderlands-liefde der fransche heeren socialisten, zoodra zij aan de ministers-tafel zitten, in tegenstelling met het onvaderlandslievende geschreeuw van diezelfde heeren, zoolang zij nog moeten komen tot eer en aanzien. Toen was een geordend leger, dat schiet op de broeders onder het volk, dat gebruikt wordt om onrechtmatige veroveringen te maken in de koloniën, (onder het motto beschaving brengen), een onding, een uitvinding van de bourgeoisie, waartegen elk rechtgeaard socialist behoorde te protesteeren. Nu, nu diezelfde fraseurs, de Clemenceau's, de Briands, de Vivianis,Ga naar voetnoot*) het brachten tot het ministers-baantje, nu regeeren zij, met datzelfde leger, geheel in den geest der bourgeoisie, (waartoe zij nu immers zelf behooren ook), zij geven orders aan dat leger om op ‘de broeders onder 't volk’ te schieten, zij maken de meest onrechtmatige oorlogen in de koloniën, en schepen datzelfde leger in, om in Marocco ellendig te sterven door de kogels van fanatieke wezenlijk-vaderlandslievenden, of door de pijlen van de cholera en de pest.... En 't domme socialistische volk ziet het - en zwijgt. - Maar 't anarchisme in de practijk is geen háár beter. - Was er b.v. ooit grooter willekeur, grooter wreedheid, grooter geknoei, grooter omkooperij, dan toen de Terreur in het heetste van de fransche revolutiedagen erin geslaagd was de anarchie te doen zegevieren? Het domme volk - ook dat volk, bedoel ik, dat de ‘Vrije Socialist’ leest en de andere bladen van dien aard bestemd om het op te zweepen - het leest niet, en het heeft geen tijd om te lezen, veel minder nog om te denken, en allerminst om zichzelf ‘een eigen onafhankelijk oordeel’ te vellen. Vandaar dat men het zoo recht gemakkelijk wat kan wijsmaken, wat kan opdringen, het kan gebruiken voor eigen baatzuchtige doeleinden.... totdat het eindelijk losbreekt, evenals in de dagen van de Terreur, en zichzelf ontketent tot een bende van duivelen, in wier handen elke onschuldige wordt vermorzeld, onder wier voeten hij wordt stukgetreden; hoe hooger zijn zielenadel, hoe nobeler zijn bedoelingen, hoe onbaatzuchtiger zijn handelingen, hoe onvermijdelijker en zekerder en meedoogenloozer zijn dood! Dat is de anarchie in de praktijk. Zie, als het den tijd had tot lezen, tot lezen van de historie, in plaats van oppervlakkige vlugschriften en partijbladen, dan zou het weten, ook de abonné's van ‘De Vrije Socialist’, en van de overige bladen van die richting, dat ik wáárheid spreek, dat niets méér getuigt tegen het volk-zelf en afzichtelijker bewijs is van de duivelachtigheid van een losgelaten volksmassa, dan de geschiedenis van de fransche revolutìe, toen zij hare uiterste consequentie had bereikt, en slechts de willekeur heerschte, dank zij het zegevieren der anarchie. Tallien verkoopt zichzelf, nadat hij eerst te Bordeaux duizenden ongelukkigen had gedwongen bij hem hun levens in te koopen, niet omdat zij ook maar iets hadden misdaan, maar omdat hij, Tallien, de volkstribuun, zich wilde verrijken door hun fortuin. Robespierre valt als het slachtoffer van zijn eigen wreedheden. Geen rechtspleging, geen oordeel, eenvoudig een laaghartig vermoorden van hem; door diezelfde volksmassa, die hem gisteren de grootst mogelijke vrijheid liet te moorden op zijn beurt! Ik doe slechts een greep onder de bekendste feiten uit die dagen. Wie haar nauwkeurig kent die Fransche terreur, die weet dat wat toen gebeurde ten hemel schreit van onrechtvaardigheden en omkooperijen en moorden en zichzelf-verrijken ten koste van anderen zonder einde, meer nog ten hemel schreit van gemeenheid en wreedheid in èlk opzicht, dan de verdorvenste tijden uit welke geordende maatschappij ook! En gelooft werkelijk iemand uwer, dat het in onze dagen anders en beter zou toegaan, indien het volk de macht in handen kreeg? Ik niet! De historie herhaalt zich stééds, om de eenvoudige reden, dat de menschelijke inborst steeds dezelfde blijft. Maak het volk tot zijn eigen koning, en ge kunt er zeker van zijn, dat het weldra zichzelf den kop afslaat in duizenderlei vormen, totdat het ten slotte, als een van bloed en vleesch overzadigd dier, dat moe gaat slapen, wreer zelf zoekt den tyran, die het den voet op den nek zet - waaronder het zich dan kruipend-deemoedig buigt. | |
[pagina 613]
| |
Want, zóó is het volk óók: kruipend met kinderachtige bewondering! Als het niet zoo ware, waarom staat het dan uren lang 's avonds te gapen op den Dam, om naar 't verlichte Paleis te gluren, naar de mooi-opgedirkte menschjes, klatergoud-uniformen en dames-opschik, die zij bespieden kunnen door de vensters, wanneer de Koningin haar verplicht avond-feest geeft, bij haar jaarlijks verplicht bezoek in Amsterdam!? En in Den Haag! God, wat 'n minachtend gevoel bekruipt me altijd, als ik daar voorbij 't Paleis in 't Noordeinde kom, en al die armelijke, lompig aangekleede leegloopers daar zie blauwbekken in de koude, om te gluren welke van orden schitterende mooie hof-meneer of opgeprikte ambassadeur straks zal instappen in het rijtuig dat hem wacht voor 't Paleis. Zie, ik ben géén socialiste, zei ik menigmaal, en ik ben geen anarchiste óók, zeg ik nu uitdrukkelijk; maar ik verklaar gaarne, dat er dingen zijn, waarin ik den anarchisten gelijk geef, en daaronder behoort zeker o.a. hun protest tegen het geld-vergooien bij 't organiseeren van feesten ter gelegenheid van bezoeken van koningen en vorsten. Grooter humbug is niet denkbaar, dan die duurbetaalde, van hoogerhand verordineerde feestelijke ontvangst; waaraan niemand iets heeft, de vorsten zelf óók niet, want ze zijn zoo bang als wezels voor de aanraking met de ‘massa’, waaronder ze altijd vreezen de hand te zullen ontmoeten die hen sluipmoordend doodt. Daarom - een feministe en kiesrechtschreeuwster ben ik óòk al niet - maar, als ik ooit lid van Gemeenteraad of Kamer werd wanneer de dames-schreeuwsters haar zin hebben, dan zeker zou ik uit alle macht protesteeren tegen het aldus het geld uit onze zakken, - uit die namelijk van de belastingbetalenden, - verkwisten om er dwaze, onnoodige, en onechte feesten mee te organiseeren, waarvan alleen zij plezier hebben, die er voor worden beloond met nog een ridderordentje méér op hun livrei, (ik vergis me, ik had moeten zeggen hofcostuum). Immers, wat bij ons gewone stervelingen heet livrei voor een knecht, dat heet onder zekere omstandigheden ‘'s konings rok’, onder weer andere ‘hof-costuum’, etc., etc. Het is alles een quaestie van woorden, in deze humbugwereld! Resumeeren we. Ik ben geen bewonderaarster van 't volk. Heelemaal niet. Ben ik er dan eene van de vorsten? - Ook niet! Zie, als ik U alles precies zou zeggen wat ik denk over de vorsten van Europa, dan vrees ik dat de wet mij pakt, want dan val ik misschien in hare klauwen wegens ‘Majesteits-schennis.’ En daar ik hierin geen zin heb, zal ik maar zwijgen, althans voorloopig. Het onderwerp is te uitgebreid. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|