| |
Uit Christelijke Kringen.
Roman door Anna de Savornin Lohman.
(Vervolg van No. 35).
Geëchauffeerd en uit haar humeur kwam ze, natuurlijk veel te laat, op de vergadering bij freule de Wevere aan. De dames waren al begonnen. -
‘We konden onmogelijk langer wachten’ - zei de freule zuurzoet... ‘U begrijpt, het geldt zoo'n gewichtig doel, en, hoezeer 't me ook speet, wáárlijk speet, dat ik U moest missen, ik kon niet anders aannemen dan dat U op het laatste oogenblik verhindering had gekregen. - -
‘Dan zou ik toch wel hebben getelephoneerd immers,’ excuseerde Hermance zich. - Ze vond het lam, dat het juist nu zoo trof, nu gravin de Grevere er was, en mevrouw Eduma de Witt en hare stiefschoondochter Mary Eduma de Witt, en mevrouw Vervoorde, allemaal voornaamheden, die niet in 't dagelijksch bestuur zitting hadden van de ‘Vereeniging tot Verbetering van het Gevallen Proletarieërskind’, maar welke heden expresselijk waren uitgenoodigd haren invloedrijken steun te willen verleenen om een grooten bazar tot stand te brengen voor 't goededoel; een bazar, waarvan de burgemeestersvrouw en die van den commissaris der Koningin natuurlijk als eere-beschermvrouwen gevraagd moesten worden, waartoe de Koningin-Moeder en de Koningin stellig zouden bijdragen door ruime inkoopen, als de namen der organiseerdsters maar 'n goeden klank hadden in hofkringen. -
‘Ik maak al de dames m'n excuses - het is wezenlijk dérangeerend voor U dat ik zoo stoor - - Maar ik wou niet in gebreke blijven - ik zou 't me nooit hebben vergeven, indien ik mij voor zoo'n nuttige zaak niet van ganscher harte beschikbaar stelde - iets waar ik zóó innig voor voel’, - - al handjesgevend en begroetingen-wisselend was Hermance ondertusschen tot zitten gekomen, tusschen gravin de Grevere en mevrouw Eduma de Witt in. - ‘Maar U begrijpt, m'n kind, m'n arme lieveling van 'n Johnnie, met hem ben ik altijd zóó vervuld, dat het me voor hèm zóó speet, net toen ik van plan was de deur uit te gaan, de tijding te krijgen dat zuster Nerveu, met wie hij 't zóó goed kan vinden, ons gaat verlaten. - O - - natuurlijk - voor háár doet 't me zóóveel plezier dat ze zoo goed bezorgd is - - maar voor m'n Johnnie,... om 't lieve kind moest ik eerst even tot mezelve komen, om me in te denken hoe ik 't hem straks zal zeggen.’ -
En terwijl de dames, - ‘het goede doel’ harer bijeenkomst geheel vergeten - haar in nieuwsgierig afwachten van wat haar voor ‘het meisje-zelve zoo'n plezier deed’ vragend aanstaarden, liet ze, met 'n zekere plechtigheid, volgen, genietend van 't effect van haar nieuwtje, - om welks interessantheid hare onbeleefdheid van te laat te zijn gekomen in het vergeetboek ging geraken, berekende ze terecht:
‘Zuster Nerveu vertelde me namelijk ineens dat ze geëngageerd is met den ouden rijken meneer Blommaerts, van 't Bezuidenhout. U begrijpt, dat kwam er óók nog bij, 't goeie kind was er zóó vol van, van haar onverhoopt geluk, dat ik om háár m'n belangstelling te toonen ook wel even moest blijven luisteren. - 't Is zoo'n uitkomst, he, voor zoo iemand.’ - -
Lizzy van der Hooph, die, als particuliere Secretaresse, naast freule de Wevere zat, werd groen van nijdigheid. Zoo'n nest zonder fortuin, en niet eens jong meer. Hoe gelukte het toch aan al die anderen, hoè dan toch....! Ze wreekte zich door tegen Mary Eduma de Witt, aan hare andere zijde, halfluid te insinueeren: ‘Ik heb altijd wel gedacht dat die stille in den lande, met haar neergeslagen oogen, 't achter de mouw had. Ze heeft hem zeker ingepalmd bij de Vermeulens aan huis, want meneer Vermeulen heeft 'n proces onlangs voor hem gewonnen.’
Freule de Grevere had ondertusschen - met het haar eigen oogknippen en boosaardig kuchje van: bij mij moeten jullie komen om 't fijne te weten van 't vuiligste vuil van den Haag, bij mij kan je terecht in de smerigste details, - van louter zedelijkheid, - geïnformeerd of Hermance toch niet dien Blommaerts bedoelde, die, enfin, nu - - Hermance wist toch óók zeker wel....’
‘Ik weet niets, heelemaal niets van den man af’ - - verzekerde Hermance onmiddelijk, veel te veel vrouw van takt en van op haar mondje weten te passen, om 'n zoo voordeeligen cliënt van haren man te gaan bekletsen; wáár of niet wáár wat die zure oue freule insinueerde, wat kon 't hàár schelen, ze had hem veel te veel nóódig, want hij had altijd veel zaken en processen, waaraan viel te verdienen. - - En,
| |
| |
om tegelijkertijd Marie Nerveu even 'n steek in haar reputatie te geven, zoo heel ongemerkt, voegde zij er bij:
‘Ik weet alleen maar dat ze elkaar al van vroeger kenden, omdat zij hem, toen hij ziek was, heeft opgepast, 'n heelen tijd. Zoo gaat dat tegenwoordig, he, patiënten en verpleegsters worden zoo van-zelf héél intiem samen.’
‘Zie je wel - - heb ik 't niet gezegd!’ - triomfeerde Lizzy tegen Mary - - ‘Je hoeft dus niet te vragen hoe 't is toegegaan - - bij dien ongetrouwden man-zelf aan huis gaan verplegen - - méér dan bespottelijk.’ -
Mary Eduma de Witt, die zich, in haren onafhankelijken rijkdom, gekroond door den jonkheer-titel van haren man, te sterk-onaantastbaar van positie voelde, om, indien dat noodig mocht zijn, niet gerust de tweede Blommaerts te durven negeeren, vroeg, met een nuffig strak gezicht, over de tafel heen aan Hermance - - ‘Dus, ze is al een tijdje éérst bij hem in huis geweest, als... hm... als... verpleegster... Nu, ik moet zeggen...’
Maar Hermance had de protectie van meneer Blommaerts wèl noodig, zou bovendien ook niet willen dat iemand háár verdacht een minder fatsoenlijke verpleegster in háár huis te hebben gehad. - - Ze protesteerde dus onmiddelijk... ‘O foei neen - - hoe kom je erbij... Hij schijnt door haar in Utrecht, ergens in 'n kliniek, te zijn verpleegd, terwijl zij daar, bij dien dokter, in betrekking was...
Lizzy van der Hooph maakte 'n schouderophalende stille laster-beweging van: ‘Dan zal 't wel dáár gebeurd zijn - 't komt op 't zelfde neer.’ - - Men kon het haar geheele gezicht, van altijd-vergeefs-gehoopt-hebbende, aanzien hoe zij zich gereedmaakte, bij wijze van troost, voortaan dezen klad, van ‘dat er wel iets aan die Marie Nerveu zou mankeeren,’ want ‘dat ze in elk geval zeker wist, heel zeker, hoe ze op 'n rare manier aan dien man van haar was gekomen,’ te gaan colporteeren meedoogenloos als laatste Haagsche schandaaltje, tusschen twee kopjes thee in, en een gesprek over de laatste preek in de fransche Kerk, die de Koningin óók zoo mooi moest hebben gevonden. -
Ondertusschen legde freule De Wevere, gulzig-genietend in alles van vuil wat zij wist, uit aan Gravin De Grevere, die een koud, hoog-geringschattend glimlachje bewaarde, hoe zij, in haar qualiteit van gevallen-proletariërs-kind-verbeteraarster, kwam in zóóveel toestanden en van zulke dingen hoorde, dat, als zij uit de school zou willen klappen, wie die meneer Blommaerts precies was.... Maar, natuurlijk, 't was voor háár ook beroepsgeheim, nietwaar? Zij zou niet ongevraagd zich opdringen - - anders,... indien dat arme meisje, dat blindelings misschien haar verderf te gemoet ging, bij háár wou informeeren.... de mannen....
‘Och, zulke meisjes... en blindelings!...’ schamperde de gravin, met blauw-bloed-achtige geringschatting voor alles en iedereen wat ze niet met haar van één stand vond, en om die reden alleen dus reeds als minderwaardig beschouwde... ‘Zulk soort meisjes weten gewoonlijk héél best wat ze doen... veel beter dan wij... Die zijn uitgeslapen genoeg...’
Mevrouw Eduma de Witt had zich ondertusschen lief-moederlijk met Hermance onderhouden over Johnnie, voor wien zij-óók het zóò jammer vond; wezenlijk zóó'n hard ding, he, voor 'n kind dat toch al zoo véél moest doormaken, nu weer ineens 'n vreemd gezicht om zich heen! - Want, heel taktvol, vermeed ze daardoor, door dit onzijdige gesprek, zich over Blommaerts, of over Marie Nerveu, die nu eenmaal werd zijn wettige vrouw, of over wien of wat ook, onvoorzichtig te uiten. Iedereen te vriende houden, dat was haar heele leven lang de stelregel geweest der voormalige mevrouw Horstenboer, een stelregel, waardoor zij eerst haren echtgenoot in den stijgbeugel had geholpen, hem toen had bewaard voor een val van zijn hoogte, juist omdat zij, zijn beminnelijke, taktvolle, steeds gaarne geziene echtgenoote, overal, in alle partijen en richtingen, enkel vrienden en vereerders telde, die hem, om harentwille, hadden geprotégeerd. - Haar tweede man, de ex-excellentie, had haar steun in dit speciale opzicht veel minder noodig, was zelf een handig diplomaat geweest heel zijn leven; maar juist daarom pasten zij te beter bij elkaar, voelden zich in hunne levensbeschouwing in dezen geheel ééns. Je kon nooit weten hoe het je later nog eens thuis werd gebracht, als je een afkeurende opinie had uitgesproken, een daad had veroordeeld.... Veel beter maar er, zoo eenigszins mogelijk, tusschen-dóór zeilen, niets je laten ontvallen, dat je later kon compromitteeren. -
Zij-ook was het, die, nu zij Hermance een behoorlijke portie honig om den mond had gesmeerd door te doen alsof zij de dupe was van haar moederliefde voor Johnnie, den tijd gekomen achtte om 't onderwerp Blommaerts op zij te zetten, door een lief de aanwezige dames herinneren aan het eigenlijke doel van de bijeenkomst. - -
‘Neen, dank u,’ weerde ze Lizzy van der Hoophs vraag, of ze nog een kopje thee zou nemen, af. - En, zich meteen naar freule de Wevere voorover buigend: ‘Ja, we zitten bier zóó gezellig bij elkaar, dat we er haast den tijd voor zouden vergeten - - maar, omdat we van middag iets meer bijtijds moeten dineeren, - m'n man heeft namelijk 'n vergadering vanavond - - durf ik niet zoo héél lang meer blijven. En we zijn nog
| |
| |
niet tot een vaste afspraak gekomen - tot een bepaalde beslissing.’ - - -
Freule de Wevere excuseerde zich, begreep den wenk. Met 'n paar woorden werd Hermance, als te laat gekomene, niet op de hoogte dus van het begin der vergadering, meegedeeld uit de notulen van Lizzy van der Hooph, wát er alzoo was besproken, hoe, bij den veelomvattenden invloed der Vereeniging, en bij de helaas steeds toenemende zedeloosheid overal, (freule de Wevere zuchtte aanstellerig terwijl Lizzy dit las), de onkosten steeds meerdere werden; Lizzy las voor: zooveel voor de jaarverslagen, zooveel voor de extracirculaire, gedrukt naar aanleiding van de jaarvergadering onlangs, toen de nagedachtenis van een gestorven hoofdbestuurster zóó aandoenlijk was herdacht door den predikant-raadsman der Vereeniging, dat de dames-leden bij acclamatie hadden besloten deze rede te laten drukken, voor rekening van de kas natuurlijk; zooveel dan opnieuw voor de drukkosten van den ‘Brief’, geschreven door een Onbekende Zuster aan hare ‘Zusteren uit het volk’, brief waarin zij haar hartroerend-vroom vermaande ‘den Heere te dienen en de zonde te vlieden, niet den weg op te gaan der begeerlijkheid en der wellust, maar te wezen trouwe en blijmoedige maagden in den wijngaard des Heeren.’ - Die brief, natuurlijk geheel belangloos geschreven door een belangstellende, was, namens de Vereeniging, in duizenden exemplaren verspreid, kosteloos, maar natuurlijk op kosten der vereeniging. -
Freule de Grevere had gedurende dit door Lizzy bijzonder zedig voorgelezen gedeelte van het verslag voortdurend geheimzinnig geoogknipt tegen Hermance, maar deze, de gedachten elders, begreep niet, totdat mevrouw Vervoorde er lief tusschenin kwam, door te zeggen:
‘En, - pardon dat ik onze lieve volijverige freule van der Hooph even in de rede val - - maar, mevrouw Vermeulen zal het zeker óók interesseeren te hooren wat wij - die allen dien Brief zoo bijzonder-mooi vonden indertijd - heden vernomen hebben, dat namelijk niemand anders dan freule van der Hooph-zelve de allerbegaafdste en edeldenkende schrijfster ervan is...’
‘Och laat U toch’... sloeg Lizzy zedigbeschaamd de oogen neer - - ‘Het doèt er immers niet toe, mevrouw,’ - - - Quasi wilde zij dadelijk voortgaan met lezen, maar Hermance, die geen woord natuurlijk van den heelen Brief zich herinnerde, - zij stopte al die soort ‘tractaatjes’ in den papiermand - haastte zich verbaasd-bewonderend te doen:
‘Van U,... dat prachtige stuk... zoo inwaar gezegd alles... en zoo overredend... Freule-lief, wat 'n hàrt hebt U toch voor die zaak!... Nooit genoeg dankbaar kunnen die schepsels U toch zijn...’
‘Ik had de meeste gegevens door de hulp van freule de Gevere’ - zeide Lizzy, aan het stuursche gezicht van deze ziende, hoe zij-ook haar deel van de loftuigingen wilde hebben.
En de freule accentueerde daarop nog even, hoe 't leeuwendeel inderdaad háár toekwam, door er nog bij te voegen:
‘Ja, ik kan niet alles zelve doen - - ik heb al zóóveel aan m'n hoofd... die slechte schepsels vergen zóóveel van je;... daarom was het van Lizzy 'n wezenlijk heel-vriendelijk aanbod dit stukje arbeid van mij over te willen nemen.’
‘Ja, ja, ja,’ knikte Hermance afwezend, hare gedachten nog steeds bij dat nest van 'n Marie Nerveu, dat ze nu wel zou moeten vragen haar, Hermance, bij den naam te noemen ook, nu 't geen geheim meer zou blijven, dat ze vroeger nog samen hadden schoolgegaan. Ze overlegde al bij zichzelve, of ze niet kon maken tegen dat 't huwelijk plaats had in Nice te zijn, dan behoefde ze ten minste geen notitie te nemen van de receptie, waar ze anders óók wel zou heen moeten. - -
En, even afgetrokken inwendig, maakte ze nu weer afkeurend-droevige bewegingen van: Och, och, hoe treurig, toen Lizzy hare mededeelingen besloot met het feit, dat de Vereeniging onlangs een aanzienlijke schade had geleden door de kwaadwilligheid van eenige aanstaande gevallen-meisjes, op de christelijke naaischool vanwege de Vereeniging gesticht, welke meisjes, in plaats van het haar toevertrouwde, zeer kostbare uitzet, door een hooge beschermster besteld voor hare dochter, behoorlijk en met zorg te naaien, uit louter boosaardigheid, van jaloezie op de straks ‘wettig’ huwende, knippen en scheuren in verscheidene dure échte kanten hadden gegeven, met het gevolg dat deze natuurlijk moesten worden vergoed...., om niet te spreken van de verontwaardiging der hooge beschermster in questie, welke terstond het werk elders had uitbesteed - in een klooster, - zoodat men de geheele bestelling kwijt was geraakt, mitsgaders de beschermster ook nog. -
‘Ik heb natuurlijk de naaijuffrouw, die het aanging, zeer, zeer streng onderhouden over haar gebrek aan toezicht’ - lichtte freule de Wevere in. Zij voerde tot hare verontschuldiging aan dat zij onmogelijk voortdurend hetoog kan houden op een zoo groote klasse van ondeugende kwade meiden, die daarenboven voortdurend giechelen en praten, als er niet iets stichtelijks wordt voorgelezen om haar dat te beletten. Daarom dus wilde ik haar gaarne een helpster geven. Maar....
| |
| |
het geld... het geld... - ... Zonder loon, uit louter liefde voor de zaak, krijg je zulk soort juffrouwen, die wat verstáán van haar vak, niet. Ze willen allemaal, in de éérste plaats, verdienen.’ - -
‘Ja, 't geld wéét wat... Die zucht naar luxe ook tegenwoordig, in die standen,’ - - oordeelde gravin de Grevere uit de hoogte. -
't Is méêr dan godgeklaagd zooveel als die soort menschen zich tegenwoordig inbeelden van noode te hebben...’
‘Zoodat ik, om al die redenen,’ - ging freule de Wevere voort - ‘meende, dat 'n mooie, 'n wezenlijk er in-slaande, héél-goed-georganiseerde bazar de kas zou kunnen stijven; maar daartoe is natuurlijk in de eerste plaats noodig dat invloedrijke, en met veel liefde voor het goede doel bezielde persoonlijkheden zich aan het hoofd stellen. Daartoe had ik in de eerste plaats aan U allen gedacht. - - De overige dames zijn 't in principe geheel met me ééns. - - Dus, als ik nu ook op Uw steun mag rekenen, mevrouw Vermeulen...?’
‘Natuurlijk, natuurlijk.’ - - Hermance kreeg er ineens plezier in, want voor 'n feestelijkheid was ze altijd kláár. - - En ze overlegde al in stilte, of ze háár nieuwe villa niet zou kunnen inwijden ermee. - - Dat gaf dadelijk 'n prachtige reclame. - Als die architect nu maar wou voortmaken!
‘Dus, dan noteer ik ook U bij 't comité dat zich van-middag reedsgevormd heeft,’ constateerde Lizzy van der Hooph opschrijvend. - ‘We waren juist bezig een presidente te kiezen toen U binnenkwam.’ - -
Hier sloegen mevrouw Eduma de Witt en gravin de Grevere beiden zedig de oogen neer. Want, ieder harer vond dat zij de meeste aanspraken had: mevrouw Eduma de Witt was de oudste, de meest-geziene ook, maar gravin de Grevere speelde overal zulk een rol van nommer een, was zoo op haar teentje getreden indien zij zich voorbijgegaan achtte, dat uit haar dadelijk een tegenstandster groeide in plaats van een hulp, in elk geval, waarin zij niet den vóórrang verkreeg.
Niemand durfde dan ook den knoop doorhakken door een der beide namen te noemen, en zich daardoor de andere tot vijand te maken. Daarom deed mevrouw Eduma de Witt het harerzijds, door beleefd te opperen: ‘Mevrouw de Grevere is, dunkt mij, de aangewezen persoon.’
‘En U dan?’ - kaatste deze, wélopgevoed, de beleefdheid dadelijk terug. ‘Mij dunkt, U moet het wezen...’
Nu werd het een algemeen beleefdheden-uitwisselen. - Mevrouw Vervoorde zei lievig, dat de freule zelve, die altijd zóó zich offerde voor de zaak, misschien nu óók wel zoo goed zou willen zijn zich aan het hoofd te stellen. Waarop de freule zich haastte bescheidenlijk te verzekeren, hoe zij veel te veel al te doen had met het reddingswerkzelve; zij verwonderde er zich soms over wáár zij den tijd vandaan haalde. -
‘De Heer geeft kracht naar kruis. - - Dat vind ik altijd zoo'n dierbaar-wáár woord’, antwoordde Mary Eduma de Witt hierop plechtig. Sinds zij zich had ‘bekeerd’, om daardoor Sjoerd Eduma, den zoon van den rechtzinnigen Excellentie, te kunnen huwen, was niemand beslister-orthodox in haar optreden dan de eens gansch en al ongeloovige dochter van den Indischen oud-gast-liberaal-vrijmetselaar. Die zelf, al kwam hij weinig bij haar aan huis, gaf haar in zijn hart groot gelijk, poenig-trotsch op de voornaamheid die, door haar, op hem, haren vader, afstraalde. Ze zou er nooit zoo ‘in’ gekomen zijn als 't thans haar gelukt was, indien ze zich niet zoo handigvolledig had ‘bekeerd’. Dat begreep hij best. En hij groeide in de afschaduwing harer grootheid. Op de societeit, aan de bittertafel, was hem ‘M'n schoonzoon, Sjoerd Eduma,’ ‘Jullie weten wel, die jongen van den oudminister Eduma de Witt, die met m'n dochter is gehuwd’ niet uit den mond. Achter zijn rug om werd hij erom uitgelachen. Er waren er onder zijn kennissen, die er aardigheid in hadden hem aan den gang te maken, er weddenschappen op aangingen, hoe dikwijls in één middag hij den naam Eduma zou weten te pas te brengen.
Ten slotte speelden de twee, die ieder voor zich aanspraak maakten op het presidenteschap als de rechthebbende ertoe, de rol van zich op te offeren ervoor desnoods. Mevrouw Eduma de Witt wilde bepaald liever niet, - zei zij - zou mevrouw de Grevere héél dankbaar zijn als die de zware taak wilde op zich nemen.
Maar mevrouw de Grevere, die niet bij gratie van hare mededingster maar uit vrije verkiezing der aanwezigen eischte nummer één te zijn, verklaarde harerzijds, hoe zij-ook er heel, heel veel bezwaar in zag, - zij was niet sterk - zij moest zooveel reeds doen voor hare uitgaande dochter - - wezenlijk, men mòest het niet van haar verlangen. - -
Waarop freule de Wevere op den gelukkigen inval kwam de zaak bij loting te beslissen. ‘Één van de twee dames zou zich dus desnoods willen sacrifieeren nietwaar? - o zij apprecieerde dat zoo - 't lot moest dan maar uitmaken wie harer dat zou wezen.’
't Lot maakte uit dat mevrouw Eduma de Witt ‘het offer’ van presidente-worden moest brengen. Waarop deze, met een beminnelijk zuchtje van slachtofferigheid, verklaarde hoe ze dan hoopte hare beste krachten
| |
| |
aan de zaak te geven, in alle nederigheid, en met Gods bijstand, en met alle mogelijke toewijding, terwijl gravin De Grevere, ofschoon ze geen zelfbeheersching genoeg had om haar teleurstelling geheel en al te kunnen verbergen op haar zuur-geworden-gezicht, zich beijverde luidkeels te verzekeren, dat het haar 'n pak van het hart was zich van zoo'n groote verantwoording te zien ontslagen, want dat ze comité-lid zijn al 'n héél ding vond, maar presidente-wezen een héél, héél veelomvattende beslommering, en hoe ze daarom 't allerliefst en allercharmantst vond van mevrouw Eduma de Witt dadelijk maar weer daarvoor klaar te staan. - -
- - ‘En’, - bracht Hermance Vermeulen nu in het midden, want zij brandde van verlangen om haar plan te opperen: - - ‘Ik weet natuurlijk niet wanneer het feest zal plaats hebben - maar, mocht het niet al te gauw zijn, - dan zouden mijn man en ik 't heel aardig vinden voor 't goede doel onze nieuwe villa op 't plein 13 daarvoor beschikbaar te stellen. We krijgen daar 'n paar groote zalen, die zich misschien juist zouden eigenen’.....
‘Allerliefst aangeboden van U... 'n charmant idee - - net iets voor mevrouw Vermeulen...’ vonden de dames in koor.
Mevrouw Eduma de Witt, voorzichtig, zich niet te veel dadelijk willend binden, zei harerzijds dat ze het in principe 'n idee vond om dadelijk aan te nemen, de vraag was maar, of 't nu reeds, of integendeel later in het seizoen, de beste tijd zou zijn voor 't welslagen van zoo iets, waarvoor iedereen in de stad moest zijn natuurlijk. Freule de Wevere, die, ouderwetscher van aard, meer bepaaldelijk had gedacht aan 'n bazar, of iets nuttigs en degelijks, was voor zoo spoedig mogelijk, gravin de Grevere, enkel uit oppositiegeest nu tegen mevrouw Eduma de Witt, stemde haar bij. Maar deze, en de andere dames ook, meenden dat 'n fancy-fair, iets typisch-Engelsch, b.v. met verkoopstertjes alle in verschillende drachten, of met aparte kleuren, elk van de afdeeling waartoe zij behoorden, veel meer er zou inslaan. - - Mevrouw Vervoorde, denkend aan haar Miesje, die ze toch zóó graag aan 'n man wou helpen, 't kind was hysterischer dan ooit nu ze zóó opging in die Christian Science, sprak van afternoon-tea in Japansche toiletjes. Japan was zóó in den smaak nu. Alles kimono-mouwen. - - Mary Eduma de Witt trok er den neus van op. Zij vond dat vulgair - zei ze - maar, tot haar spijt, ontdekte ze, hoe ze zich had versproken, want dat gravin de Grevere, die ze steeds in den zak kroop, ineens omdraaide van opinie, toch wèl weer was vóór die Japansche costumes, omdat zij in stilte overlegde hoe haar Nannie's slank figuur zich bijzonder leende voor het door mevrouw Vervoorde geopperde idee. Want, natuurlijk, dat stond bij haar vast, Nannie liet ze alleen meedoen als ze kwam bij de thee of bij de bloemen. De rest was altijd veel minder, in trek, had meest alleen dames-publiek. Dáár zondt je je meisje immer niet voor...
Mevrouw Eduma de Witt kon nu werkelijk niet langer blijven, moest volstrekt naar huis, sloot als presidente de vergadering. Freule de Grevere bedankte de aanwezigen, onder biddend opzien tot den Heer - zeide zij - om de bereidwilligheid en zelfopoffering die Hij in de harten der lieve aanwezigen had gelegd. Mevrouw Eduma de Witt stelde nog voor alvast een dag te bepalen om ten haren huize te vergaderen ter nadere besprekingen. Met veel heen en weer gepraat werd er eindelijk een gevonden, - over veertien dagen, - waarop al de dames present konden zijn.
Met het gevoel zich bijzonder verdienstelijk te hebben gemaakt in het ‘Koningrijk Gods’, gingen zij daarop naar huis, naar het uitwendige allemaal even lief tegen elkaar, en even opgewekt-doende, handjes-drukkend, en hopend spoedig elkaar te zien, en zoo blij deze gelegenheid te hebben gehad van elkaar ontmoet te hebben - enz., inwendig, Lizzy van der Hooph haar zoeten triomf, over de ontvangen bewondering voor den door haar geschreven zedelijkheids-brief aan hare ‘Zusteren onder het volk,’ ineens vergald door de onverhoedsche mededeeling, hoe alweer een ‘Zuster’ 'n man had opgedaan, een man uit haar kring, dien zij ook wat graag had willen hebben indien hij had gewild, Hermance Vermeulen in spanning of 't haar lukken zou of niet het feest in háár villa te doen plaats hebben, als 't in haar afwezigheid moet gebeuren, terwijl zij in Nice was, dan deed ze er niet zoovéél moeite voor - beloofde ze zichzelve. Wat kon 't haar dan schelen, gravin de Grevere woedend, omdat niet-zij als presidente was gekozen, omdat 't in de couranten, voor wie niet op de hoogte was en niet achter de schermen kon zien, nu zou lijken alsof men haar had ‘gepasseerd’, verbeeldt je haar, de gravin de Grevere, had gepasseerd voor de ex-mevrouw Horstenboer, Mevrouw Eduma de Witt harerzijds wèl tevreden over de haar haars inziens toekomende eer, maar 't betreurend toch, dat mevrouw de Grevere blijkbaar uit haar humeur erover was toch, - zij had niet graag vijanden, - mevrouw Vervoorde vol angst en zorgen of ze haar Miesje wel zou kunnen overreden aan het feest deel te nemen, en of ze het dan achterna niet zou moeten bezuren met ‘zenuwen,’ en zich afvragend of,
| |
| |
als 't toch weer niet met 'n man lukte misschien, het dan eigenlijk wel de moeite wáárd was zich al die onkosten en soesah te getroosten, als je dat dan allemaal achterna moest hebben, Mary Eduma de Witt er op zinnend, of zij van deze comité-toenadering-gelegenheid nu maar meteen niet gebruik zou maken, om te zien of zij dat engagement tusschen haar Ber en Nannie de Grevere er niet door kon krijgen, de jongen moest Utrecht uit, 't ging niet langer zoo - - Sjoerd had die geschiedenis met die minderjarige, die hij waarachtig naar Brussel had gelokt, goddank nog intijds weten te effenen - - maar heusch - 't liep over de hooge schoenen, hij moest maar trouwen, hoe eer hoe beter - - -
- - - Aan ‘'t Gevallen Proletariër-kind’ waarom het heette te gaan, dacht eigenlijk niemand.
(Wordt vervolgd.)
|
|