- Dus nadat Marceline, verlamd en bijna krankzinnig, oud geworden, grijs en leelijk, door haar man is teruggehaald naar Holland -, ook weer 'n vrij gezochte en onlogische voorstelling, wanneer men leest De arme Vrouw, en de wijze waarop het huwelijk van Lodewijk Kam en zijn vrouw is beschreven in dat éérste deel, - wil zij zelve niet anders meer dan sterven, tot elken prijs verlost worden van het leven, dat haar een last is zonder haar gestorven liefde. En haar aanbiddende echtgenoot, die alles heeft goedgevonden van haar weglooperij, die haar ondanks alles, ondanks het over zijn naam gebrachte schandaal, in zijn huis terugvoerde, beroofd van haar charmes, een hopelooze zieke, en toch haar diens ondanks liefhebbende met zóó ideale, niets-verlangende liefde dus, die echtgenoot laat zich maar dadelijk, als de meest-gewone zaak ter wereld, door een Eleonore van Aalst bestellen, dat hij Marcelines verlangen te sterven niet langer mag tegengaan. Hier rijst tusschen haakjes ook nog de vraag in hoeverre zelfs de meest resolute natuur den moed zou hebben aldus over een anders leven te beschikken, gelijk Eleonore het op die manier zijdelings doet. Wij weten allen dat zelfs de meest cynische doktoren, al zijn zij in theorie nog zoo 't er over eens, dat een zelfmoord voor menigeen onder hun patienten een zegen zou zijn, er nochtans voor terugdeinzen zelf die verantwoording op zich te nemen, hen met een beslissing hunnerzijds te raden, of te helpen dienaangaande een besluit te nemen. En deze Eleonore van Aalst, - ons voorgesteld als een op dat moment gansch en al niet aan een tweede huwelijk met Marceline's echtgenoot denkende, dus geheel onbaatzuchtige vrouw, - neemt maar dadelijk, mir nichts dir nichts, op zich de boodschap van aan Lodewijk Kam te zullen zeggen, dat hij zijn zieke vrouw niet mag beletten te willen sterven; en Lodewijk Kam, die vóór deze zelfde zieke vrouw smaad
en oneer, en van haar alle mogelijke onhebbelijkheden verdraagt, vindt die boodschap dadelijk best... en Marceline gaat behoorlijk dood, - en, na een poosje trouwen Eleonore en Lodewijk Kam heel gemoedelijk, om elkanders eenzaamheid aan te vullen, over een sentimenteele ‘Marceline-stichting’ heen.
Ik vind het jammer, dat de schrijfster zich zoo weinig moeite heeft gegeven, van een verhaal dat, evenals De arme Vrouw, zoovele wezenlijk gezonde en ware denkbeelden verkondigt, iets méér degelijks te maken dan deze onnoozele oppervlakkige verzinsels. - Want, als inhoud, is haar gegeven heel juist van de werkelijkheid afgezien. Haar hierboven door mij overgenomen Eva-schildering, van ‘de’ vrouw zooals zij is, met haar ondeugden en deugden beide, acht ik even onpartijdig als hetgeen zij aan het slot van haar roman omtrent Eleonore, de eerlijke feministe, constateert aangaande het onbevredigende van een leven van enkel arbeid en werken.
‘Ook zij kon verlangen naar iemand, die haar begreep, die met haar meevoelde... zelfs háár werd het eeuwige alleen-zijn wel eens te zwaar... Zou zij anders zóó ijverig deelnemen aan vergaderingen, zich zóó beschikbaar stellen voor alle mogelijke functies, zich zóó overladen met arbeid; zóó zoeken, angstig, krampachtig zoeken naar bezigheid, die haar ledige uren aanvullen kon...
Neen, zij, zooals ieder mensch, had behoefte aan gezelligheid, vriendelijken omgang, het bewustzijn alles te zijn voor een ander... Zóó was zij geen uitzondering, of zij voelde dat innig-menschelijke, innig-vrouwelijke wel in zich.’
Juist, dat ‘innig-menschelijke’, dat ‘innigvrouwelijke’, het is door geen werk-doenerij, of kunst-doenerij, of wat-ook van plichtsbetrachting, weg te nemen.
Voor wie dat niet is weggelegd, blijft het leven verborgen in zijn uiterste volheid, en, al zijn er velen onzer, die niet, zooals deze Eleonore, ten slotte toch nog bereiken die volheid, dat geeft geen harer het recht de waarheid te verkrachten, en daardoor anderen op een dwaalspoor te willen brengen, anderen, jongeren dan zij, die haar beste jeugdjaren verkwisten dientengevolge in een verspelen harer schoonste vrouwgaven aan studie of kunstdoenerij, tot dat het te laat is, en zij te laat inzien, als zij, oud en leelijk of ziekelijk-geworden, terugzien op een mislukt bestaan, hoe anders en mooier en voller het had kunnen wezen, indien zij hadden verstaan te genieten en te geven zichzelve, inplaats van te willen heerschen in eenzaamheid.
En, is het niet zéér waar, wat Jeanne Reyneke van Stuwe, bij monde harer Eleonore, beweert, en wat ook ik trouwens reeds zoo menigmaal aanvoerde, wanneer ik er op wees, hoe de vrouw héérscht dóór, en beheerscht den man, en dóór hem machtig is:
‘Want immers de vrouw, altijd de vrouw inspireerde den man tot zijn volmaakste uitingen. Zij gaf hem de kracht tot scheppen. Zij maakte hem zijn innerlijke schoonheid bewust. Wat