De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdX.‘Zou ik U even kunnen spreken - mevrouw?’ - vroeg Marie Nerveu, nadat ze geklopt, en Hermance Vermeulen nerveus ‘Binnen’ geroepen had. - Want Hermance was nerveus. Daar net had ze uit de haar voorgelegde plannen van den architect gezien, dat de verbouwing van de aangekochte villa op 't plein 1813 niet zoo gauw kon klaar komen als ze zich had voorgesteld, zoodat er zeker een paar maanden langer mee zouden gemoeid zijn. - 't Irriteerde haar; ze had er zoo graag al tegen | |
[pagina 548]
| |
den winter willen intrekken. En, doordien ze met de bestudeering van die plannen zich had verlaat, moest ze zich nu bepaald haasten met haar toilet, om klaar te komen voor de extra-vergadering, door freule de Wevere ten haren huize belegd, ter organisatie van een grooten bazar ten behoeve der Vereeniging tot ‘Verbetering van het Gevallen Proletariër-kind.’ Ongeduldig wierp ze een blik in den spiegel, terwijl zij, de hoedespelden in haren hoed stekend, constateerend en-passant, hoe die pleureuses haar op dezen grooten zwart fluweelen vorm uitstekend kleedden, haastigafgetrokken antwoordde: ‘Moet dat nu juist? U ziet toch wel dat ik uit moet, Zuster. - Is er iets bijzonders? - Anders liever straks.’ - - In den spiegel zag ze het gelaat van Marie Nerveu, - dat het gewone, deemoedige masker van dienstbare ineens had afgeworpen. - - Zij stond rechtop, fier, zei strak-effen: - - ‘'t Is niets bijzonders mevrouw. - 't Is maar, dat ik U wou verzoeken zoo spoedig mogelijk naar 'n andere pleegzuster om te zien; - omdat ik geengageerd ben, en al heel gauw wensch te trouwen.’ In den toon waarop zij het nieuws aankondigde lag een ingehouden triomf, dien Hermance toeschreef aan haar blijdschap van 'n man te hebben opgedaan. Zoo'n meisje was natuurlijk dolblij, als ze 'n eigen dak boven haar hoofd kreeg. Dat kon je haar niet kwalijk nemen, al was het voor haar, mevrouw Vermeulen, een heel onplezierig ding zoo'n vertrouwde hulp ineens kwijt te raken. - ‘Zoo - ik feliciteer U wel’ - zei ze genadig-beleefd. ‘Het doet me voor U veel plezier. - - Maar, - - zou 't niet gaan, dat U het trouwen uitstelt tot tegen het voorjaar? Ik ga misschien, terwijl wij verbouwen, naar Nice, en in dien tijd hield ik U graag nog bij Johnnie. Hij is nu eenmaal zoo aan U gewend. - En, natuurlijk, ik wil 't graag extra-vergoeden. Mij dunkt’ - - voegde zij er uit de hoogte bij - ‘juist als U trouwen gaat is 'n spaarpotje niet ondienstig.’ - - Zij had, al sprekend, haar jacquette aangetrokken, schikte haar jabot nog wat terecht. Als om Marie te laten voelen, dat ze het gesprek hiermee afgedaan beschouwde, liet ze volgen: ‘Enfin, daarover spreken we misschien later wel eens. Ik heb nu geen tijd.’ - En ze wendde zich naar de deur. Maar Marie Nerveu bleef staan: ‘Ik begrijp, dat U 't niet de moeite waard vindt naar den naam van mijn aanstaanden man te informeeren, mevrouw,’ zei ze plagendlangzaam. ‘Maar 't zal U misschien méér interesseeren, als ik U zeg dat U hem heel goed kent. Dan zult U ook begrijpen daardoor, dat ik aan Uw verzoek niet kan voldoen. - Ik ben namelijk verloofd met meneer Blommaerts.’ - - - ‘Meneer Blommaerts!’ - Hermance ging onwillekeurig zitten van verbazing. - ‘U bedoelt toch niet - - meneer Blommaerts van 't Bezuidenhout, die dat proces met de gemeente gehad heeft, waarin mijn man voor hem heeft gepleit?’ - - ‘Ja-wel-mevrouw, dezelfde....’ Marie Nerveu genoot op dat oogenblik zóó intens van haar zegepraal zich eindelijk te voelen de gelijke van, de geldelijk-even-bevoorrechte als dat trotsche ingebeelde nest, neven wie zij op de schoolbanken had gezeten, en tegen wie zij steeds, als een dienstbare, mevrouw had moeten spelen, dat ze er al haar inwendigen tegenzin een ouden, afgeleefden panier-percé te moeten huwen even geheel en al voor vergat. - - Maar Hermance Vermeulen harerzijds had reeds een vrouwelijke hatelijkheid bij de hand: ‘Hij is héél wat ouder dan U, geloof ik, - - ten minste’ - - zij mat Marie met een geringschattende blik - - - ‘zoo naar Uw uiterlijk te oordeelen zult U wel niet zoo héél véél over de dertig zijn.’- - ‘Ik ben 38; -'n jaar jonger dan U’, gaf Marie Nerveu slagvaardig terug, want zij had er nu immers geen belang meer bij zich de deemoedig-nederige te toonen. Juist dáárom immers sloot zij dit mariage de raison, omdat zij vrij wou zijn tot eiken prijs, vrij van haar nederigheids-leventje van door deze groote-lui, met wie zij zich door hare moeder een van stand voelde, uit de hoogte behandeld worden. En, ziende hoe Hermance kleurde van kwaadheid over dit haar zoo brutaal-weg haar eigen graag-verborgen-gehouden leeftijd in het gezicht durven zeggen, ging zij sarrend-bedaard door: ‘Ja, dat verwondert U misschien, dat ik Uw leeftijd zoo precies weet, mevrouw Vermeulen, maar...’ Hermance hief, hoog-afwerend, de hand op. - ‘O, volstrekt niet. Dienstbodenpraatjes onderling natuurlijk’ - - kaatste zij terug - - Marie Nerveu voleindigde haren zin: ‘Maar U herinnert zich blijkbaar niet zoo goed als ik, dat we, lang-geleden, samen op dezelfde Bijzondere school hebben gegaan, toen mijn vader hier nog dominee was. U zat in mijn klasse, ofschoon U een jaar ouder was dan de meesten, U en nog twee meisjes waren 'n beetje ouder dan wij-anderen, Louise van Eeden en Minette Leedebool.’ - - Hermance had haar in haar gezicht kunnen slaan om haar impertinentie. Dus, toch! Ze had dus wel degelijk al deze weken en maanden geweten wie zij, Hermance, van huis uit was. En wat had zij zich goed | |
[pagina 549]
| |
weten te houden, zoolang haar belang dat meebracht! Natuurlijk, nu nam zij een air aan, nu zij mevrouw Blommaerts werd. Maar Hermance Vermeulen was een te handige vrouw van de wereld, om niet te bedenken intijds, dat de aanstaande mevrouw Blommaerts door haar mòèst worden geaccepteerd in haar kring, omdat Vermeulen nog pas dat groote proces voor hem, Blommaerts, had gevoerd, omdat deze 'n man was van veel geld en veel relaties, dien zij-zelve immers juist daarom ook, met behulp van dat proces als aanleiding, in haar kennissenkring had weten in te leiden, door hem eenige keeren ten eten te noodigen, of te lunchen, wanneer hij met haar man, die zijn kantoor aan huis hield, iets kwam overleggen. - Bij die gelegenheden had hij Zuster Nerveu en Johnnie een paar malen gezien, was zeker de kennismaking tot stand gekomen. Zoo'n oude snoeper! - - Met 'n resolute zelfbeheersching huichelde zij onbeschaamd de grootste verbazing: ‘Och, werkelijk? Hebben we samen schoolgegaan? Ja, dat is óók al zoo lang geleden; - ik herinner 't mij heusch niet. Maar... dat U mij dat nooit eens vroeger verteld hebt! Ik zou 't zoo alleraardigst gevonden hebben oue herinneringen op te halen - - - - En dat U nu nog zoo ineens bij mij aan huis Uw geluk moest vinden, Uw man door mij moest leeren kennen, - 't is wezenlijk iets wat me, nu ik dat weet, nog dubbel plezier doet.’ - - Marie Nerveu voelde de bescherming, die, ondanks deze plotselinge toenadering, toch aldus sprak uit den haar gegeven wenk, dat zij, zonder hare ‘betrekking’ bij de Vermeulens, nooit een voornamen rijkaard als Blommaerts zou hebben leeren kennen, hun dus wel eeuwig daarvoor dankbaar mocht zijn, al werd ze nu opgenomen in hun côterie. - - ‘Goddank, dat het être dáárvan ook geen satisfactie zou hebben!’ ‘Meneer Blommaerts en ik kennen elkaar al van veel vroeger’ - zei ze triomfeerend - ‘We hebben elkaar onlangs hier aan huis teruggezien. Maar hij is een oude kennis reeds van mij. Ik heb hem namelijk vier jaar geleden 'n heelen tijd verpleegd; hij was toen in een particuliere kliniek, in Utrecht, waar hij maanden lang heeft ziek gelegen, met iets aan zijn been. - En, toen hij mij hier zoo meens terug zag, heeft hij dadelijk een visite bij mijn moeder gemaakt.’ - - Zij vertelde er niet bij, hoe meneer Blommaerts, oude pretmaker, die vier jaren geleden al nauwlijks in staat was zijn handen van haar thuis te houden, haar thans, in den gang, tot tweemalen toe had willen beetpakken, hoe zij hem daarop handig als dol had gemaakt, met haar hooghartig coquetteeren van: ik ben geen slet, als je mij wilt hebben, dan moet je mij maar trouwen. - Hij was nu nog vier jaren ouder en vier jaren afgeleefder dan toen in Utrecht. Weduwnaar, zonder kinderen, ziekelijk, en met het vooruitzicht van een steeds meer en meer door jicht bedreigden afhankelijken ouderdom, had hij er de voorkeur aan gegeven een nog jonge, appetijtlijke, degelijke, en beschaafde verpleegster-vrouw om zich heen te hebben, inplaats van het leger van gehuurde bedienden, geregeerd door 'n meid-huishoudster, waaraan hij nu was overgeleverd. Marie Nerveu harerzijds had geaarzeld nog, terugschrikkend toch, ondanks haar zucht naar een prettig leventje van nietsdoen, voor het zich ketenen aan dien twintig-jaar-ouderen, haar zinnenafstootenden man, van wien zij wist dat zij hem zou moeten geven haar lichaam in ruil voor zijn geld. Vier jaar geleden reeds had zij begrepen, toen hij, ziek en bedlegerig, geheel was onder de bekoring harer jeugd en harer gezondheid, dat zij hem, als zij wilde, wel zoo ver zou kunnen brengen van haar ten huwelijk te vragen. Maar toen was zij nog vier jaren jonger, hoopte nog steeds op een anderen uitweg, een haar meer lijkend huwelijk, al was het dan ook met een man in niet zóó brillante finantieele omstandigheden. - 't Was niet gelukt; niemand had zich om haar aangemeld in die vier jaar; in haar tegenwoordige omstandigheden had ze ook niet vele gelegenheden mannen te leeren kennen; van een kliniek was dat weer veel voordeeliger zijde, dat je er jonge doktoren en mannenpatienten ontmoette, maar toch durfde zij deze voordeelige betrekking bij Johnnie Vermeulen niet zoo maar ineens eraan geven. De machtige Haagsche dokter die haar had gerecommandeerd zou 't haar stellig kwalijk nemen, en diens recommandatie had ze noodig; voor zijn tegenwerking voortaan, indien ze tegen zijn zin wegging, was ze bang, in haar afhankelijke pleegzuster-conditie. - Toen, ineens, door dat groote proces met de Gemeente, dat hem in bijna dagelijksche conferenties wikkelde met zijn advocaat mr. Vermeulen, was die ‘oue Blommaerts’, zooals ze hem in hare gedachten steeds noemde, weer op haar weg was gekomen. Na 'n diner was hij, met de overige gasten, even binnen geweest bij Johnnie, gevoerd door Hermance, die deze wijze van met haar moederlijk gevoel coquetteeren tegen vreemden nimmer vergat. - Zij, Marie, had dadelijk wel gezien, hoe hij haar half-herkende, als 'n jachthond die 'n spoor ruikt had heengedraaid om haar, tot hij gelegenheid vond, terwijl zij naar 't gascomfoor ging om te zien of Johnnie's havermout niet kon aanbranden, haar op zij te treden, en zacht te zeggen: | |
[pagina 550]
| |
‘M'n lief verpleegstertje uit Utrecht, nietwaar?’ ‘Juist’, had zij gantwoord. ‘Maar ik verzoek U beleefd te bedenken, dat ik Zuster Nerveu heet, en niet anders wil aangesproken worden dan zoo’. Het had hem afgedeinsd. Maar 'n paar dagen later had hij gelegenheid gevonden zich in haar tegenwoordigheid opnieuw in te dringen, onder het voorwendsel aan Johnnie een nieuw stuk speelgoed, een pas uitgevonden electrischen trein, te komen brengen. Hermance was uit. Vermeulen ook. In de tegen woordigheid van het kind had hij zich heel correct gehouden, maar in den gang, toen Marie meeging om hem uit te laten, toen wilde hij dadelijk weer z'n Utrechtsche handtastelijkheden beginnen. - Ze had hem eens en vooral gewaarschuwd toen, dat zij meneer en mevrouw Vermeulen in den arm zou nemen, indien 't wéér gebeurde, dat zij hem in geen geval nog eens, onder zoo'n cadeautjes-voorwendsel, alleen met Johnnie wilde ontvangen. ‘Dus, met andere woorden, 't is uit, hopeloos uit; ik zal je lief bakkesje nooit meer zien’, - had hij sentimenteel gedaan, wezenlijk oude-man-achtig-verliefd, geroerd van 't denkbeeld. - ‘U kunt mijn moeder een visite maken. Aanstaanden Zondag ben ik vrij, en thuis bij haar,’ - had zij hem een wenk gegeven, de oogen neergeslagen. - Met 'n zekere spanning had zij daarop dien Zondag afgewacht Als hij niet kwam was 't hem dus natuurlijk alleen maar om foefjes, van stiekempjes met haar te probeeren hoe ver hij gaan kon, te doen. Dáár bedankte ze voor! - Maar hij was gekomen. Heel correct. Had gevraagd, toen hij na een lange visite heenging, of mevrouw hem toestond zijn bezoek eens spoedig te hervatten. - - Van af dat oogenblik had ze begrepen dat ze voor 'n beslissing stond in haar leven. Nu of nooit. - Haar goeie moeder was er heelemaal van in de war geweest, van plezier dat ze zich ineens voelde terug in haar langverleden glorie-dagen, van toen haar man nog 'n modepredikant was, en iedereen van 't orthodoxe kringetje dientengevolge bij hen aan huis kwam. Heel handig had ze het weten te pas te brengen in haar conversatie met den rijken voornamen Hagenaar, hoe ze zelve 'n geborene freule Zoo en Zoo was, die daardoor alles afwist van deze familie en die - O volstrekt niet poenig! Zóó was haar moeder niet. Maar, in haar sjofele huisjapon, en met haar ouderwetsche meubeltjes nog van haar trouwen, in het kale benedenhuis in den Archipel, begreep ze wel hoe het geen kwaad kon als ze taktvol liet merken, dat ze niet altijd zóó was grootgebracht,.. niet thuishoorde in zulke armoedige omstandigheden van huis-uit. Voor Blommaerts was die ontdekking óók 'n aangename meevaller geweest. Fortuin kwam er voor hem niet op aan bij zijn tweede vrouw. Hij had immers meer dan genoeg. Maar 't was hem niet onverschillig dat ze tot 'n beschaafde familie behoorde. En, al wist hij nu wel reeds dat Marie Nerveu 'n dominees-dochter was, en al vond hij haarzelve 'n door en door gedistingueerde persoonlijkheid, deze ontdekking, dat ze met haar moeder óók kon voor den dag komen, maakte hem in z'n huwelijksplannen nog beslister. - - - - Drie weken later had hij van Marie het ja-woord. Het had haar 'n beetje zelf-overwinning gekost, telkens vooral wanneer ze hem zich herinnerde zooals zij hem, vier jaren geleden, dagelijks gekend had, ziek en hulpbehoevend, in négligè van zooals hij werkelijk wàs, zonder de uiterlijke opmakerij van 'n niet meer jong-man. Enfin, geld vergoedt veel. Je kan niet alles krijgen - had ze verstandig geredeneerd. Zij had nu haar zin, zij kon voortaan een luier-leventje gaan leiden. En zij was harerzijds van plan hem de oppassing, die hij van lieverlede zou behoeven, in redelijkheid te geven. Zij ging een eerlijken ruilhandel aan. - - Hermance Vermeulen, die er een eind aan wilde, zij was inwendig woedend, had op haar armband-horloge gekeken. ‘Hemel, al zóó laat! En ik word gewacht bij freule de Wevere. Voor een invitatie-bijeenkomst, om een bazaar te organiseeren. U moet me nu excuseeren dus - - Adieu.’ Voor het eerst van haar leven stak zij naar Marie Nerveu de hand uit; 'n eerste stap tot de nieuwe verhouding van gelijke, die nu tusschen hen ging bestaan. - (Wordt vervolgd). |
|