De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| |
Gedachtenwisselingen.I.
| |
[pagina 488]
| |
drift’ nog gedoofd door den onafgebroken strijd met honger en gebrek. En de door de Kerk opgedwongen ‘gloed’ is valsch; hij is niet uit het hart en hij brengt niet de warmte der Liefde, maar de angst voor den wreekenden god, die elk vergrijpje straft op wreede wijze. Mij heeft de Godsdienst niet de minste waarde. Voor mij is alleen dàt echt, wat ik-zélf door moeite en strijd overwon. Men hoeft mij niet te komen wijzen op een hemel en een god en men hoeft ze mij niet op te dringen. Zoolang ik dien God niet zèlf vind; zoolang hij niet is in de daden van hen, die zich zijn kinderen noemen; zoolang hij zich niet anders aan mij ‘openbaart’ dan door den mond van anderen en niet door mijn eigen hart, - zoolang ontken ik zijn bestaan. Nogmaals: ik beweer niet, dat er geen belangloos-zich-opofferende menschen zijn; zeker, zij zijn er. Maar wat zegt dit vóór de Katholieke Kerk? Ik vind ze onder de ongeloovigen zoo goed als onder de gèloovigen. Ik vind ze onder spiritisten, protestanten, Mohammedanen, theosofen en zoo ik ze ook vind onder de Katholieken, geloof ik niet dat de Kerk hen aanzette tot menschlievende handelingen, doch dat die voortspruiten uit hun eigen hart, dat goed moet zijn en hen derhalve dròng tot goed-doen.
De aantijging, als zoude ongeloof leiden tot immoraliteit, laat ik voor rekening van de schrijfster. Zie: - In de Amstelbode kwam de volgende advertentie voor van de Eerste R.K. Levensverzekering Maatschappij: Niet zoozeer om de concurreerende tarieven verdient het voor den Katholiek aanbeveling zich bij deze Maatschappij te verzekeren, neen, andere, hoogere belangen zullen hem hiertoe doen besluiten. Vraagt en leest de tarieven en verzekeringsvoorwaarden. Alle verzekerden in een tarief, waarbij uitkeering geschiedt bij overlijden, genieten het voorrecht van 12 H. Missen, die in twaalf achtereenvolgende maanden na hun overlijden in hunne parochiekerk zullen worden gelezen. Is dit immoreel, of niet? JOH. G. SCHIPPÉRUS. Slot-antwoord der redactrice. Gij en ik staan op een zoo geheel verschillend standpunt, dat gedachtenwisseling hierover tot geen resultaat kan leiden. Gij gaat namelijk uit van de vooronderstelling, dat de menschen braaf, goed, rechtvaardig, etc., kunnen zijn uit eigen verkiezing, terwijl ik hen daartoe (behoudens enkele hoogstaande uitzonderingen) gehéél en al ongeschikt acht. Lees s.v.p. hieromtrent mijn artikel: Voor Een Vrije Socialist. - Overigens maak ik U er op attent, dat gij, in Uw eerste stuk, der Roomsch-Katholieke Kerk verweet ‘nooit ook maar een ernstige poging te hebben gedaan tot het bekeeren van rijken’, terwijl gij mij thans toegeeft, dat zij wèl degelijk hier en daar vele rijken heeft bekeerd tot een levenswandel geheel overeenkomstig dien van Christus. Dat niet alle rijken zich laten bekeeren, kan de R.K. Kerk niet helpen. Hoe zij, de R. K Kerk, staat tot de questie militarisme weet ik niet. Ik-voor-mij vind het oorlog-voeren en de wapenendragen voor het vaderland strijdig met de leer van Christus. Van een R.K. standpunt beschouwd kan ik in die advertentie, die gij aan het slot aanhaalt, niets ‘immoreels’ vinden. Echter, ik herhaal, de hoofdoorzaak van het verschil onzer beider levensbeschouwingen zit 'm in de gansch verschillende wijze waarop wij beiden denken over ‘den mensch’, in het algemeen genomen. Gij stelt hem blijkbaar hoog, en ik vind hem slecht. - Daarom acht ik een geloof, dat hem beter maakt, voor hem nóódig, en gij vindt dat niet. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II.
| |
[pagina 489]
| |
wáár hij dat doet, zoodat de lezers niet genoeg kunnen voelen, wànneer U 't niet en wanneer wel met hem eens is) Dr. W. overdrijft, laat zich door zijn theorie meeslepen, om de vrouw totaal tot een minderwaardig wezen te stempelen. En denkt U niet, dat Dr. W. den man benadeelt tegenover den wèldenkenden mensch (voor mij zijn man èn vrouw menschen) met hem zoo hoog te plaatsen en dan te verkondigen: In alle liefde zoekt de man alleen zichzelf? Weet U, wie Dr. W. was? Een jonge man, die door een vrouw ziek werd en zich op zes en twintigjarigen leeftijd doodschoot. Men zei in Weenen (ik heb 't van iemand, die daar op dat tijdstip woonde) dat hij vlagen van krankzinnigheid had en in een dier vlagen zich van 't leven beroofde. Behoeft men nu nog te zoeken naar de oorzaak van Dr. W.'s haat tegen de vrouw?, maar nu vraag ik U, als man, waarom was de vrouw, die hem ziek maakte slècht, terwijl de man, die haar ziek maakte, door Dr. W. tot het geniale soort wordt gerekend? Dat de arme denker, want gedàcht heeft hij, ook fijn voelde bewijzen onder anderen de volgende ideeën over de liefde (natuurlijk van den man): ‘Hoe diep hij ook in zichzelven zoekt, hij vindt zich onrein, bevlekt, en ziet nergens dat, wat hij zoekt in blanke smetlooze reinheid’... en ‘Alles wat hij, zelf graag zijn zou en nooit zijn kan, op een persoon stapelen, die drager te maken van alle waarde, dat is liefhebben.’ Is 't niet idealisch mooi gevoeld?, ‘en is 't nu niet bedroevend, dat een mensch met zulke edele gevoelens door zijn overgroot Egoïsme en ‘geniale’ ijdelheid blind wordt en daardoor in 't wilde slaat op 't voorwerp zijner teleurstelling en haat? Zonder 't vrouwelijk medelijden met 't leed, dat hij moet ondervonden hebben als vruchteloos-zoekende tobber, zou ik me verheugd hebben in 't feit, dat hij zijn Fatum in de armen vloog. Had hij de vrouw even hoog gesteld als zichzelf, hij had liefde gevonden bij een evenwaardige, die hij niet om zichzelf alleen had lief gehad en hij was niet ziek geworden.... hij had dan zeker een juister oordeel over de vrouw geschreven. Wat heeft toch een man er aan, de vrouw zoo met alle geweld in 't stof te doen kruipen? Hij kàn immers niet buiten de vrouw? (Of 't omgekeerde niet 't geval is, doet hier niets ten zake.) Begrijpt de man nu niet, dat hij zichzelf vernedert door zulk een waardeloos menschachtig dier lief te hebben en tot zijn vrouw te maken. (wettig of onwettig.) Welk nut stichten zulke mannen als Dr. W. en escorte? - Zijn ‘betoog voor eene andere opvoeding van de vrouw’ zeker om haar zooveel ziel te geven, dat zij het hooge standpunt waarop de man staat zal kunnen zien, heeft geen reden van bestaan.. want wij kunnen geen wezen een ziel schenken, die het niet bezat bij de geboorte. Een dier blijft een dier - en dus kàn Dr. W. niet geloofd hebben, dat een betere opvoeding de vrouw tot iets hoogers zou brengen dan tot een sexueel wezen zonder ziel. Waartoe dus al die wijsheid?... alleen zelfverheerlijking; en hoe meer een mensch zich zelf verheerlijkt, hoe eer men zijne gebreken opmerkt, altijd als die ‘men’ een denkend begrijpend wezen is, dat eerlijk en vrij oordeelen kan. Uw stuk is dus heel geschikt voor de emancipatie der vrouw (in goeden zin,) terwijl 't nadeelig werkt op de vorming van onzelfstandige jonge mannen, die 't werkelijke verschil tusschen man en vrouw nog niet kennen; zelf niet fijn genoeg besnaard om de ‘sphinx’ te begrijpen, zullen zij zich licht alleen gaan bezighouden met deernen of gansjes, niet wetend (immers zij putten hunne wijsheid uit boeken als die van Dr. W.) dat er andere vrouwen bestaan, die naast den man staande met hem het geluk zoekend, dat ook zullen vinden, blij in elkanders waarachtige liefde. Mannen als Dr. W. zijn in mijn oogen beklagenswaardig, maar verachtelijk, om hun dom egoisme. Als 't wáár wàs, dat de Godheid ons vrouwen geschapen had met 't doel ons ondergeschikt te maken aan den man, dan zij die Godheid gevloekt. Dan keere zich eenmaal de vrouw tegen haar Schepper en vrage Hem: Waarom wrochtet Gij mij tot draagster Uwer menschelijke Schepselen! Waarom droegt Gij Uwe zonen niet op, zonen te baren? Gij gaaft ons een vrijen wil? Welnu wij versmaden de plaats, die Gij ons aanwijst in 't Heelal. Ons geslacht sterve uit! En Gij, mijn Schepper, weene over Uw kunstgewrocht, dat zichzelf aan Uwe voeten vernietigt.’ En... de wensch van Dr. W. zou wellicht verwezenlijkt worden: Het onzijdig geslacht zou geboren worden... ‘nôch man, noch vrouw’... Zoo zou ik spreken Hollandicus, wanneer ik Dr. W. en anderen van zijn soort geloofde, gelukkig echter heb ik, en Gode zij dank velen met mij, nog te veel gevoel van eigenwaarde als MODERNE VROUW. | |
III.
| |
[pagina 490]
| |
dat de man anders aangelegd is, dan de vrouw, hetzij door opvoeding, wat er een groote rol in speelt, hetzij door temperament (waar een vrouw toch ook niet van ontbloot is) is dat wel te vergeven, maar ik vraag nu aan Dr. W., heeft die man, dan óók lief?? Ik begrijp niet, hoe dr. W. tot zulke conclusies komt; ik begin er óók hard aan te twijfelen, of hij wel een moeder heeft gehad. Er zijn wel tirades in het stuk, waar ik 't meê eens ben nl. dat de vrouw in 't algemeen genomen geen logische denkkracht heeft, dat ze aan kleinigheden hangt en meest in de uitersten vervalt, maar in de ‘liefde’ staat ze beslist boven den man. Dan zegt Dr. W. dat de vrouw geen ik, geen persoonlijkheid heeft, kijk, dat is bar! Ik ben in 't geheel geen voorstandster van de emancipatie, maar ik durf te beweren, dat wij vrouwen, wel degelijk een ik hebben. Ja, natuurlijk, er zijn vrouwen, die geen karakter, geen wil hebben, maar zijn die onder de mannen óók niet te vinden? Ik zou wel eens willen weten of Dr. W. een vrouw heeft; zoo ja, dan heeft hij, naar mijn idée een raar exemplaar van onze sexe te pakken en indien hij geen wederhelft heeft, dan heb ik geen grooten dunk van zijn vrouwelijke kennissen, waaruit hij al die wetenschap en al die conclusies getrokken heeft. 27 Januari 1911. C. ARNTZENIUS. | |
IV.
|
|