| |
Bericht.
Om aan veler verzoek te voldoen, heb ik de geheele achterstallige correspondentie thans bijgewerkt, zoodat zij, die mij van af heden schrijven, omgaand zullen worden beantwoord in de d.a.v. Lelie. Ik kan, wegens plaatsgebrek, telkens slechts een gedéélte der achterstallige copie afdrukken, want er is veel te veel voor één Lelie natuurlijk, maar ik geef deze achterstallige copie bij gedeelten tegelijk met alle nieuwe correspondentie-antwoorden voortaan van elke komende week. Zij, die mij dus van af heden schrijven of iets inzenden, krijgen, onverschillig de nog achterstallige copie, toch terstond antwoord.
Om in de d.a.v. Lelie nog beantwoord te kunnen worden moet een brief uiterlijk Zaterdag-ochtend
in mijn bezit zijn.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschap-kring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Timmy. - Ik wil U met alle mogelijke bereidwilligheid raden en helpen. - Uw gedichtjes zijn m.i. zangerig van vorm; het dichten gaat U blijkbaar heel gemakkelijk af, maar de schaduw- | |
| |
zijde daaraan verbonden is, dat gij, waarschijnlijk zonder het zelve te bemerken, soms U een niet-in-Uw-gedachtengang passend houterig woord of beeld laat ontvallen. Zoo b.v. Avond:
Boomen kijken diepbewogen
Naar de groote zwarte vlag,
Die de lijkbaar heeft omtogen
Van den pasgestorven dag.
In het vorige couplet spreekt gij van ‘de schemering en hare vlerken’, terwijl nu waarschijnlijk daarmede die ‘groote zwarte vlag’ is bedoeld? En wat vindt gij-zelve van die ‘diepbewogen’ ‘kijkende’ boomen?
In het laatste couplet verandert dan weder de ‘zwarte vlag’ in een ‘zwarte baar’, gedragen door de sterren naar het ‘maan-altaar’. Ziet gij, Uw gedichtje zoo oppervlakkig lezend, zegt men: Wat klinkt dat zangerig; gevoelig is het gedacht. Maar bij nadere beschouwing stuit men op zulke beslist leelijke fouten als ik hier U aanwijs. In het andere door mij thans geweigerde versje (Illusies) vind ik een verwarring tusschen de dooden op het kerkhof en de doode illusies, waarmede gij de eersten vergelijkt. Daarentegen nam ik Korenbloemen en Kindergebed beide aan, wijl ik bovengenoemde fouten daarin niet vind.
Ik acht het steeds een beetje gevaarlijk, bij wijze van stijl-oefening, aan te raden dit of dat te lezen als ‘voorbeeld.’ Want het gevolg daarvan is, dat dergelijke voorbeelden onwillekeurig leiden tot nadoen, tot probeeren óók op die manier te gaan schrijven, waardoor alle oorspronkelijkheid, alle eigen talent soms te loor gaat. - Heine, en Helene Swarth ten onzent, zijn in elk geval twee dichters, die U zullen leeren géén fouten te maken als die waarop ik U hierboven wees, en ik verwijs U juist naar die voorbeelden uit velen, meer bepaaldelijk met het oog op Uw bijzonder genre, dat, in eenvoud en keuze van onderwerpen, en in zangerige natuurlijkheid, herinnert aan het hunne. Nog eens, ik zie in U zeer zeker eenig talent, maar juist daarom raad ik U aan het niet te willen forceeren, óók niet door een krampachtig gaan bestudeeren van beroemde voorbeelden. Polijst en herzie veel liever Uw eigen werk, zoolang tot gij-zelve er in zult zien de fouten, die er aan kleven, en die gij, bij een weinig zelf-onderzoek, weldra zult herkennen, geloof ik, juist omdat gij blijkbaar een dichterlijke natuur zijt.
Wat Uw vorige inzending betreft, ik behield daarvan alleen Herfst, omdat het het eenige is, dat geheel en al vrij is van zulke verkeerd-gekozen woorden. - Gij ziet, ik ben misschien méér veeleischend dan het tijdschrift dat Uw werk plaatste en - U enkel met eenige present-ex: afscheepte; integenstelling waarvan echter alles wat in de Holl: Lelie wordt aangenomen dan ook achterna behoorlijk wordt gehonoreerd. - Van dat tijdschrift had ik-zele inderdaad niet vermoed, dat het U op die wijze zou afschepen; onder een vroegeren redacteur heeft het, jaren-geleden, toen ik nog geen zeventien jaar was, mijn eersteling geaccepteerd, maar toen kreeg ik wel degelijk honorarium ook, gansch en al ongevraagd mijnerzijds.
Geweigerde bijdragen kan ik slechts bij uitzondering terugzenden. Van Uwe gedichtjes doet gij daarom beter copie te houden. Immers, eenerzijds is het mij volstrekt niet te véél moeite zoo spoedig na elkaar verschillende inzendingen van U te ontvangen, zoodat Uw excuses dienaangaande geheel onnoodig zijn, maar aan den anderen kant wordt het wèl wat veel gevergd, indien ik U elk oogenblik het een of ander heb terug te zenden dientengevolge. Overigens ben ik U, wat de beoordeeling betreft, van ganscher harte gaarne ter wille.
Kassi. - Gedeeltelijk heb ik U reeds particulier beantwoord. - Voor Uw vriendelijk schrijven indertijd heb ik U nog te danken, al ben ik daarmede wel wat laat. Dat Scheveningen dezen winter weinig aantrekkelijks biedt, vanwege den bijna voortdurenden regen en wind, zal U niet verwonderen, ofschoon ik het, in het algemeen genomen, geheel met U eens ben, dat de badplaats buiten het seizoen symphatieker aandoet dan in de drie zomer-maanden. Onder de rotonde vind ik echter dan het zitten 's avonds nog wel eens aardig, op mooie avonden althans, (helaas hoe weinige hebben wij er gehad!) van wege de studie's op menschen en toiletten en tooneeltjes, die men dan kan maken. Ik ga bij zulk warm weer niet gaarne overdag uit, en vind dan het 's avonds op Scheveningen ergens buiten kunnen zitten wèl een voorrecht, juist omdat ik, hier wonend, daartoe van geen tram behoef gebruik te maken, want ik erken volmondig, indien ik veroordeeld ware tot den langen wachtenstijd van de queue-makende tram-reizigers uit den Haag, van alle lijnen, op dergelijke uitzonderings-avonden van mooi weer, ik bleef oneindig liever rustig thuis.
- Buiten-wonen schijnt mij-persoonlijk heerlijk, wanneer men gefortuneerd genoeg is om er zoo veel en zoo lang uit te gaan 's winters, als men wil. De vochtige lucht van den Haag is voor mijn gestel absoluut verkeerd, en ik ben er van overtuigd dat ik, door den mij gegeven raad te volgen van op een drogen heideachtigen grond te gaan wonen, mijn gezondheid zou verbeteren wellicht, hetgeen echter niet wegneemt, dat ik daartoe niet den moed vind, omdat ik het, bij bescheiden finantieele middelen, zooiets vind van levend begraven zijn. U schrijft over Uw Lelie-honorarium op een waardeerende wijze. In verband daarmede vestig ik Uw aandacht op het door mijn correspondente Timmy (zie hierboven) ondervondene van een onzer zóógenaamd heel-groote tijdschriften, die haar enkel met present-ex: afscheepte. Dank voor Uw vriendelijke woorden over: Uit Christelijke Kringen. - In Uw tweede briefje, van de vorige week, schrijft U eveneens heel waardeerend over: Wat nooit Sterft, waarvoor ik U insgelijks hartelijk dank. Ja ik-ook geloof, dat een ‘Liesbeth steeds, van welke richting’ ook het gezin is waaruit zij voorkomt, zal worden veroordeeld zonder mededoogen. Juist daarom noemde ik het boek: Wat nooit Sterft. Namelijk, het harde oordeel in dezen, zonder er bij stil te staan onder wélke omstandigheden de ‘val’ geschiedde. - Voor Uw goede wenschen voor 1911, die ik van ganscher harte beantwoord, veel dank. En vele excuses voor mijn U zóó lang op antwoord laten wachten.
| |
| |
Mevr. van Z. de J. te N. - Ik hoop, dat U zich zult herkennen in deze voorletters. Uw brief betrof het advertentie-gedeelte, en is dus door mij aan den uitgever overgedragen, aan wien ook alle onkosten zijn te vergoeden daarop betrekking hebbende. Vriendelijk dank voor Uw belangstelling in den inhoud van de Holl. Lelie. Ja, ik heb het zeer druk, maar dit belet niet dat elke correspondent mij welkom is. Laat de vrees te veel van mij te zullen vergen U dus niet terughouden.
Gé. - Aan Uw noodkreet is reeds voldaan. Uw daarbij ingesloten artikel nam ik insgelijks aan. En nu liggen Uw brieven ter beantwoording voor mij. - Allereerst mijn hartelijke deelneming met Uw gezondheidstoestand. Ik kan er best voor meevoelen wat het is te moeten; daarvan kunt gij overtuigd zijn. - Zoudt gij echter niet een beetje onverstandig doen door het U op zulke huishoudelijke punten, als het door U beschrevene, zóó druk te maken? Ik denk wel eens, in het buitenland rondziende, het is een speciale eigenschap van hollandsche huisvrouwen, juist die uit de middelklasse, zonder geld, om zóó overdreven aan hare meubelen, hare wasch, haar huishouden in één woord, te hech en, dat zij daardoor geestelijk en lichamelijk te gronde gaan en voor zichzelven en voor het gezin, - uit louter schuur- en schrobberij-zucht. Gij weet wel dat ik de laatste ben om goede huisvrouwen te veroordeelen, of het hedendaagsche systeem van uithuizig-wezen toe te juichen, maar ik heb nu de tegenovergestelde categorie op het oog, die welke alléén leeft voor het ‘den boel bij elkaar houden’. Het treft mij dikwijls, hoe b.v. die onwijze instelling ten onzent van een salon (dat nooit gebruikt wordt bijna) in Holland veel mèér onvermijdelijk er bij behoort dan in Zwitserland of Zuid-Frankrijk. Wie daar 't niet kan betalen, in heel gegoede klassen zelfs, leeft en ontvangt in de huiskamer. Is dat niet veel practischer, heel wat onkosten minder, en een groote werk-ontlasting? En dan al die dure meubeltjes, die steeds opnieuw gewreven, geboend, etc., moeten worden! Zijn dood-eenvondige dan niet veel aangenamer voor iedereen; èn voor de geplaagde huisvrouw-zelve èn ook voor haar gezin?
- Ja, dat geloof ik-óók, met Uw man, dat de Keizerin van Rusland hare kinderen feitelijk niet mag ontvoeren, indien het land hen opeischt, maar, mij dunkt, bij de tegenwoordige Russische toestanden zou 't niet onwaarschijnlijk wezen, dat men haar, indien zij een zoo flink besluit nam, graag met rust liet mitsgaders hare kinderen. M.i. echter hebben zulke ongelukkige vorstinnen niet genoeg initiatief, tengevolge der domme opvoeding, die zij ontvingen (over hunne ‘rechten’ en ‘plichten’ en van ‘bij Gods genade’ regeeren etc), om door te tasten, en zichzelve te maken tot vrije onafhankelijke menschen. Immers, een vlucht om een sensueele begeerte te bevredigen, gelijk die van de ex-kroonprinses van Saxen, reken ik allerminst tot het willen-worden een vrij onafhankelijk mensch. Zoo iemand, die hare kinderen in den steek liet, en die van de hand van den eenen man overgaat in die van den anderen, wordt geleid door publieke-vrouw-instincten, (welke óók op den troon kunnen voorkomen). Wat ik echter bedoel is bijtijds, en met verzaking van de eraan verbonden ijdelheden, afstand doen van een rang waarop men zich alleen kan handhaven dank zij geheime politie-maatregelen van den meest-uitgebreiden aard. - Heb ik niet reeds terstond toen Don Carlos van Portugal en zijn zoon gelijktijdig vermoord werden in de Lelie geschreven, dat ik veel méér achting zou hebben gehad voor de Koningin-Weduwe Amelie, indien zij met haren nog overgebleven kind-zoon Portugal, beleedigd in haar edelste gevoelens, terstond den rug had toegedraaid, dan nu zij hem, dien kwajongen, met geweld wilde opdringen aan het een republiek eischende volk. - En, had ik geen gelijk? Ware nu achterna zoo'n fier heengaan uit vrijen wil niet vrij wat ‘koninklijker’ geweest dan het op de vlucht moeten gejaagd worden, als schadelijk ongedierte, zooals thans is
geschied?
Wat gij mij schrijft over Uw teleurstelling (gij begrijpt mij?) spijt mij heusch voor U. Om U de waarheid te zeggen, heb ik mij inwendig woedend gemaakt op die schrijfster, die de oorzaak is van Uw leed, die U heeft opgehemeld, omdat zij met Uw werk haar blaadje kosteloos, zonder U honorarium te geven, vulde, dus U noodig had uit eigenbelang, maar die er geen oogenblik bij stilstond, dat gij het slachtoffer gingt worden van haar quasi-lief-doen, door Uw geloof in hare lichtzinnige praatjes. Juist dáárom ben ik-zelve steeds pessimistisch in mijne raadgevingen van dien aard, omdat ik het onverantwoordelijk vind aldus vergeefsche hoop aan te kweeken. Het is beter dat het mee- dan tegen-valt. Toen ik pas aan de Lelie kwam had ik onder mijne correspondenten een jonge onderwijzeres, die, en-passant, geld wilde verdienen met boeken schrijven voor jonge meisjes. Ik raadde haar aan liever één ding goed te doen, dan twee tegelijk, omdat ik vreesde dat het niet zou gaan. Wel, het is gegaan; dus, in dit geval, had ik ongelijk. Maar, is dat nu niet véél beter dan alles te rooskleurig voorstellen en te gemakkelijk? En, in uw bijzonder geval vind ik het dubbel onverantwoordelijk, omdat het hier m.i. gold een U uit eigenbelang ophemelen, daar gij Uw werk hebt gegeven zonder honorarium. - Die dood van Govert-Jaap is mij geïnspireerd door een er zeer op gelijkend werkelijkheids-geval onder mijn kennissen, dat ik toen juist had bijgewoond. Daardoor kwam ik aan juist op die wijze doodgaan. Ja, dat christelijke-school verhaal is wèl typisch, maar, aan den anderen kant, als de man nu van huis uit misschien driftig is, en als hij dus later zijn vergiffenis-komen-vragen eerlijk meende, dan vind ik het nog al aardig van de betrokkenen dat zij hem niet verraden hebben! Gij-ook niet? Want
immers, daardoor ware hij zijn betrekking kwijt geweest. Ik zou zeggen, in dit geval handelde dus die moeder ècht-christelijk. - Ik denk stellig dat mijn honden U óók vriendelijk zouden begroeten, omdat gij zulk een hondenvriendin zijt, want dat voelen ze dadelijk. Benjamin is al héél gauw lief, maar hij-ook maakt toch wel verschil in den graad zijner liefkozingen; Frits daarentegen neemt meestal een terughoudende houding aan.
| |
| |
Gij vraagt: Hoe legt men het toch aan om aan 't een of ander tijdschrift tegen vast salaris te worden aangesteld, 't zij als wekelijksche briefschrijver of onderredactrice, of aan een kindercourant?
Beste Gé, uw daarop volgende vooronderstelling, of ‘kruiwagens zouden helpen’ is zeer zeker een zeer juiste, want, kruiwagens zijn voor elke betrekking zéér van noode. Overigens echter klinkt het van-mij-zelve misschien ondankbaar dit te zeggen, daar ik mijn eigen vaste aanstellingen thuis gestuurd heb gekregen, om zoo te zeggen, tengevolge van mijn werk in andere tijdschriften, dat de aandacht had getrokken van hen die mij de medewerking of het redacteurschap aanboden. Daarom, den eenigen raad dien ik U kan geven, is proefartikelen te maken, en die rond te zenden aan verschillende couranten of tijdschriften. Echter, ik waarschuw U, stel er U niet te véél van voor. Indien men achter de schermen kijkt hoe het toegaat, verbaast men er zich voortdurend over in welke onbetrouwbare handen de Pers wordt gelegd. En toch zweert ‘het’ publiek bij wat ‘de courant’ zegt! Zoo weet ik nog onlangs van een meneer, failliet gegaan in een bank-zaak, die zich vervolgens, óók door kruiwagens geholpen, neerzette als schrijver van 't politieke en maatschappelijke nieuws uit den Haag voor een groot veelgelezen Blad! Capaciteiten nul! Kruiwagens vele! Dupe: Publiek. En zoo zijn de voorbeelden legio. Want al dergelijke ‘causeurs’ en ‘welingelichte’ schrijvers werken steeds anonym, verborgen onder het alles-omvattend hoofd ‘redactie’.
Ik heb geen gelegenheid meer gehad die door U gewenschte verandering in Uw artikel aan te brengen, maar, mij dunkt, dat was ook onnoodig, want het is in zoo'n geval niet noodzakelijk, vind ik, dat de inhoud, wat elk woord betreft, per-se actueel moet zijn. De lezers weten wel dat de artikelen niet steeds terstond kunnen geplaatst worden na aflevering ervan door den auteur.
- Heerlijk van Uw hondje, en Uw jongen die hem liefheeft. M.i. is er geen beter opvoedingsmiddel dan een huisdier, altijd natuurlijk wanneer de ouders zorgen, dat het niet het slachtoffer wordt van kinderlijke onnadenkendheid, maar integendeel het kind op zijne plichten jegens het dier opmerkzaam maken. Nu, wat U betreft ben ik daaromtrent geheel gerust.
Die tuberculose-drukte in den laatsten tijd is mij onsympathiek, omdat ik haar beschouw als een grootheids-nalooperij, vanwege het door Koningin Emma gegeven voorbeeld in dezen. Na dien tijd namelijk vind half, of eigenlijk drie kwart Nederland zich verplicht Hare Majesteit in den zak te kruipen, door speciaal voor tuberculose een extra medegevoel aan den dag te leggen. Bedenkt men nog daarbij hoe absoluut ongeschikt het buiten-liggen in ons klimaat is en blijft voor long-lijders, zoodat het in hun belang is, zoo eenigzins mogelijk, te worden weggezonden naar Davos of andere hooge lucht, dan krijgt de geheele questie een nog onappetytlijker luchtje van voornaamheids-gedoe gepaard aan doktorenbelangen.
G.A.R. - Ik zond U een particulier schrijven om U aan te kondigen, dat Uw stuk is aangenomen als artikel, en dat U de proef wordt gezonden; daar Uw adres onvolledig door U was opgegeven, herhaal ik zekerheidshalve dit bericht nogmaals op deze plaats.
Duinoorder. - U-ook beantwoord ik deze keer láát, maar ik hoop dat dit U niet zal weerhouden opnieuw te schrijven, daar ik nu de correspondentie heb bijgewerkt. Indien gij houdt van lichtere lectuur, dan zou ik niet de Noorweegsche boeken voor U kiezen, maar dan durf ik U wel aanbevelen b.v. Cornelie Noordwal of Top Naeff. Ofschoon ik het, in het algemeen gesproken, zeer met U eens ben, dat ziekte dikwijls een oorzaak is van vervreemding, zijdens velen, die ons gaan vergeten, mag ik toch in dezen niet anders dan dankbaar wezen voor de vele vriendschap steeds van alle zijden ondervonden in dagen van ziekte. Weet gij wat óók dikwijls den menschen van ons vervreemdt? Wanneer het ons te goed gaat naar den zin van jaloersche zoogenaamde kennissen of van dito familie. Daarvan zag ik helaas menig staaltje. En het zijn vooral ouderwordende, zelf-zich-verzuurd voelende vrouwen, getrouwde en ongetrouwde beide, die in dat opzicht uitmunten dikwijls in een helaas onverzoenlijke wangunst.
Voor mevr. Van Rees ben ik blijde dat hare artikelen U belang inboezemen. Inderdaad, het is een fout van heel velen het spiritisme niet ernstig te nemen, en dan, natuurlijk, moet het leiden tot désillusie en teleurstelling. - Ik moet er om glimlachen hoe zeer die bewuste gedachtenwisseling-schrijver het bij velen Uwer, schijnt het, verkorven heeft. Nu ook al weer bij U. Al ben ik zelf het veelal gansch met hem oneens, toch kan ik niet begrijpen waarom juist hij zooveel ergernis steeds verwekt heeft. - Met veel blijdschap las ik dat Uw ziekte goed vooruit gaat, ik durf er niet veel over schrijven, uit vrees U te verraden. Maar mijn belangstelling is daarom niet minder hartelijk en oprecht. - Van Uw verlof zal ik, zonder U te verraden, gebruik maken.
(Vertrouwen). Ook U verwijs ik alweder naar mijn belofte voortaan weer omgaand te zullen antwoorden. Want gij-ook hebt lang moeten wachten. Het lijkt mij een gevaarlijk spel, wat gij thans speelt; houdt mij dat ten goede, lieve Vertrouwen, ik zeg het in Uw eigen belang. Meer durf ik niet schrijven om U niet te verraden, maar ik zou bang zijn dat gij U-zelve te véél toevertrouwt. Waarom maakt gij niet een einde? - Ja, die schrijfster is krankzinnig gestorven, maar zij is diep te beklagen geweest in elk geval. De schuld lag aan beiden; dat gaat meestal zoo. In dit geval heb ik van nabij gehoord, hoe het oorspronkelijk een gelukkig huwelijk is geweest, tot hij-ook geld ging verdienen; (want in het begin had hij nog geen betrekking). Toen wilde hij zijn huisheer-rechten laten gelden; zij echter wilde blijven schrijven. En dat werd een eerste aanleiding tot oneenigheid. - In elk geval verdient de geheele zaak m.i. vóór alles innig medelijden. - De artikelen over Christian Science, van mevr: van Meurs-Giese, die over spiritualisme van mevr: van Rees, de
| |
| |
mijne over Multatuli, Helene Swarth, enz., boeiden U in het bijzonder. Dat doet mij steeds genoegen te hooren, als dezen of genen iets in het bijzonder heeft getroffen. Ook Uw instemming met mijn artikel: De eer onzer familie en wij, is mij aangenaam. Ja, Van het inwendige leven, is een bundel novellen van mij, waarin ik den dood van mijn besten, trouwen hond Moosje (eigenlijk Mozes) heb beschreven, een der vreeselijkste weken die ik heb beleefd, omdat het arme dier zoo intens moest lijden. De gedichten van Heinrich Heine zijn eenvoudig onovertretbaar, en ieder die gevoel heeft voor poëzie moet die mooi vinden. Maar, laat ze U niet vóóraf bederven door uitgaven met pedante ‘inleidingen’ erover. Wat ik U bidden mag, wees wijzer. Neem de gewone duitsche uitgave. Ja, zeker, een vast geloof, dat alles door God zoo is gewild als het over ons komt, is m.i. het meest benijdbare wat er bestaat. Mijn honden zijn zulke schatten voor mij, dat ik van zelf al houd van iedereen, die aardig schrijft over hen, of die lief is voor hen. Toch zeg ik dikwijls, als ik hen liefkoos: Moosje wordt je toch nóóit. Want Cassij heb ik verloren toen ik nog veel jonger was, en in elk geval stierf zij uit ouderdom, maar arme kleine trouwe Moosje heeft maar zoo kort geleefd, en was mij in mijn toenmalige omstandigheid zulk een èchte vriend! - Veel dank voor Uw brief, dien ik, om den vertrouwelijken inhoud, niet àl te nauwkeurig durfde beantwoorden.
E.F. - B. te H. - Voor alles dank ik U zeer voor Uw vriendelijke woorden over de Lelie en over mij zelven, welke woorden mij van een zoo langjarige abonnée dubbel welkom zijn. Mijnerzijds maak ik U mijn excuses dat ik U niet terstond antwoordde. Ik werkte de corr: thans geheel bij, en hoop die voortaan omgaand te beantwoorden. De plaats der inwoning van de bedoelde dame, zoowel als de wijze waarop zij U behandelt, doen mij vermoeden dat Veldt van Ardath (zie corr. in de a.s. Lelie) door dezelfde persoon is beînvloed. Alleen schrijft deze mij van ‘geheel belangelooze behandeling’, terwijl gij haar schijnt te moeten betalen. Nu zou ik-voor-mij méér hechten aan belangeloosheid in zoo'n geval, dan aan betaling-vragende menschen. Aan den anderen kant echter zijn dezulken er velen, ook hier in den Haag, en zijn óók de gevallen vele van zich door hen genezen-voelende personen. Persoonlijk heb ik er geen geloof in, en, ik zou denken, ongeloof moet de behandeling reeds in elk geval tegenwerken, evengoed als het de genezing tegenwerkt een dokter te hebben, dien men niet gaarne mag. Daarom zou ik dus meenen, zoo lang gij U inderdaad beter gevoelt, waarom neit-doorgaan ermee? Alleen, ik-persoonlijk zou vreezen voor het gevaar van hypnose, juist omdat er bij dit soort van behandeling toch een groote macht moet uitgaan van den genezer op den patiënt. Ieder moet voor zichzelven weten te beoordeelen in hoeverre hij zich aan dat gevaar durft of wil bloot stellen. Indien ik alles had beproefd, en nergens genezing vond, dan deed ik-zelve het zeer zeker óók, echter niet eerder dan uit zulk een noodzaak, omdat de wijze van genezing mij-zelve persoonlijk niet bijzonder aantrekt. Uw p.s. lezend treft het mij, dat gij, dunkt mij, geheel reeds zijt in handen der dame in questie; in elk geval moogt gij dus
wel secuur informeeren wie zij is, want, als gij in slaap valt, dan wordt gij beslist gehypnotiseerd door haar, en zijt in hare macht. Voor uw vriendelijke inlichtingen omtrent Uw gelukkig gezin dank ik U hartelijk. Het is zoo prettig te lezen van gelukkige menschen, die met man en kinderen tevreden zijn, en elkander weten te waardeeren. Hartelijk het beste gewenscht. Laat nog eens van U hooren.
Nelsie. - Gij zult denken - en met recht - dat ook Uw ‘noodkreet’ weinig uitwerkte op mij. Dat komt, omdat ikdagwerk zou hebben indien ik op álle noodkreten steeds terstond inging. Enfin, gij zult hoop ik voortaan spoediger worden geholpen. Uw hoofdartikel nam ik aan. - Ik neem over uit Uw eersten brief wat gij mij toen, vóór Uw huwelijk, schreeft:
Zoodra ik evenwel in de toekomst merk, dat ons huiselijk geluk op de een of andere wijze door dit werk wordt benadeeld, dan, dat beloof ik U, houd ik er subiet mee op, omdat het eerste me toch bóven al gaat, en ik niet ‘modern’ genoeg ben als vrouw, om te schermen over de heilige rechten, die het ‘talent’ mag eischen, theorieën, die tegenwoordig onder zooveel meisjes opgang maken.
En nu leg ik glimlachend daarneven Uw allerleukste beschrijving, in Uw tweeden brief, van al Uw huisvrouw-wederwaardigheden reeds in de éérste viertien dagen. En ik vraag me af: Hoe lang zal Nelsie dientengevolge nog tellen onder mijn medewerksters? - - - Tenzij ze toch ‘twee heeren gaat dienen’, wat zij-zelve zoo verkeerd vindt, en ik-ook. Maar, laat mij U nu vóór alles eens hartelijk feliciteeren met het bereikte ideaal. Ondanks de huiselijke tegenspoeden vloeit de tweede brief over van blij geluk. En welk een verrassing, die ongedachte terugkomst nog even! Op dat alles durf ik niet heel veel nader ingaan, uit vrees U te verraden, maar, daar ik U nu voortaan omgaand zal beantwoorden kunnen, zal het mij zeer aangenaam wezen spoedig eens te vernemen hoe het verder is afgeloopen met al die tegenspoeden en kleine rampen, en, bovenal, of ‘hij’ reeds weer terug is?
Lumaij. - Het zal U zeker in de eerste plaats een troost zijn in deze Lelie te lezen, dat ik voortaan omgaand hoop te antwoorden, want gij zijt wel de meest zenuwachtige in dat opzicht onder mijne correspondenten die ik ken, met Uw voortdurenden angst dat alles maar dadelijk zoek raakt op de post. Uw kennis, die Uw brief hier afgaf, liet onze Marie een bewijs teekenen van de goede ontvangst - vertelde deze mij later. In elk geval, alles is behouden aangekomen, en Uw copie is aangenomen, en Uw gedachtenwisseling zond ik reeds ter drukkerij. - Ja, ik-ook heb zoo herhaaldelijk gewoond in het buitenland, dat ik weet hoe daar behelpen troef is, waar men tegelijk moet werken, omdat men er natuurlijk minder ruimte heeft dan thuis. - ‘Zou er “geluk” bestaan?’ - vraagt gij. Och, 't is maar wat men daaronder verstaat. Ik-voor-mij geloof eigenlijk meer aan geluks-momenten.- Het kiekje dat gij
| |
| |
belooft wil ik heel gaarne ontvangen, want ik aanschouw mijn correspondenten graag eens op die manier. Uit Uw brief begrijp ik, dat gij Uw eigen huishouden doet; inderdaad is dat buitenslands een veel omvattend iets; dit-oók weet ik bij ondervinding, en ik denk dat Uw kinderen daarbij zelfs nog veel minder bezwaren zullen opleveren, dan mijn vier honden, waarmee het een woning zoeken groote moeielijkheden steeds gaf, ten minste in Noord-Duitschland voornamelijk. - Gij behoeft den uitgever niet te vragen om een afzonderlijk Lelie-exemplaar van Uw bijdrage; gij ontvangt dat, behalve Uw honorarium, als een present-ex. Dat is usance. - Zou het niet veel verstandiger zijn aan die bewuste dames de waarheid te zeggen? Ik begrijp dat gij er tegen opziet, maar, als de zaak uitlekt, dan zult gij stellig in groote moeilijkheden komen. - Wat zult gij een angst hebben uitgestaan! Gij vraagt dan ook: Wat moet ik doen? Wel, ik zou die dames (ik noem haar zoo, omdat ik vrees U anders te verraden) ronduit alles vertellen, en haar in den arm nemen. Zoo iemand, dan zijn zulke dames juist bijzonder geschikt tot leiding en raad en waakzaamheid. En dan vind ik ook, dat het in elk geval Uw plicht is de betrokkenen te vertellen waarom Gij U niet móógt houden aan Uw eerste belofte. Dat zijt gij die menschen zedelijk verplicht na zulk een vaste afspraak. - Indien het andere kind U dat vraagt, wat gij vreest, zou ik haar antwoorden, dat zij te jong is om U te kunnen begrijpen in de redenen Uwer weigering, en dat zij dus er niet meer naar mag vragen. Om kort te gaan, van de twee wegen, die gij meent dat U openstaan, acht ik dien van bedrog, in deze hoogst-ernstige zaak, absoluut verkeerd! Gij moet m.i. en die dames zeggen wie zij in huis hebben en water is gebeurd en de familieleden waarschuwen. En dan hangt het daarna van deze, en van Uw verhouding tot
hen, af of gij het oppertoezicht kunt en wilt behouden, dan wel U aan alles onttrekken zult verder. Dat alleen is een zuiver standpunt, en een waarbij gij-zelve Uw vrede zult terugvinden. Zeker moogt gij over die onderwerpen van Indië, die gij opnoemt, schrijven. Dat schijnt mij zelfs heel goed toe. - Hartelijk dank voor al Uw goede wenschen voor nieuwjaar en, insgelijks. - Gij behoeft nimmer bang te zijn dat een ander, wie ook, de correspondentie-brieven leest. Word ik ziek, dan blijven ze onder mijn berusting, zelfs al zou er een waarnemende redacteur of redactrice komen in dien tijd. Overigens is het, zoolang gij buitenslands zijt, in Uw eigen belang veiliger de brieven aan te teekenen, zooals gij-ook voorstelt. Ik-zelve doe dat, buitenslands vertoevende, óók meestal waar het brieven van eenig belang geldt. - Gij behoeft U volstrekt niet te excuseeren dat gij het mij lastig maakt. Integendeel, ik wil U dolgaarne helpen en van dienst zijn en raden. - De uitbreiding van de Lelie stuit op allerlei practische bezwaren; de meeste lezers wenschen het, maar het is niet zulk een gemakkelijk zaakje als het den buitenstaanden lijkt. Nu dank ik U nogmaals hartelijk voor Uw vertrouwen in mij, en hoop ik van harte, dat Uw volgende brieven omgaand door mij zullen kunnen worden beantwoord.
Maria Petrovna. - Ik hoop niet dat het U een groote teleurstelling is, indien ik het gedichtje weiger. Er is, dunkt mij, geen goed rythme in. Dank vriendelijk voor Uw bijgaande correspondentie-kaart. Hartelijk gegroet.
Erica. - Dus, het geheim Uwer vriendin heeft zij U gezegd indertijd. Ja, dat vind ik-ook het verstandigst. En ik ben heel blij, dat mijn oordeel U meeviel, nu gij het zoo onpartijdig, zonder dat gij-zelve ervan afwist, hebt vernomen. Ik acht het óók een groot geluk, dat gij niet zulk een groot geloof dadelijk hebt in U-zelve, als velen voor wien één ontmoediging terstond een soort genadeslag wordt. Inderdaad had ik U voor jonger gehouden dan gij nu blijkt te zijn volgens Uw brief, maar toch, oud zijt gij nog lang niet gelukkig. Het leven begint toch eigenlijk nog pas voor U. Uw zinnetje: ‘Hoe meer je gaat nadenken, hoe moeilijker het leven voor je wordt’, beâam ik volkomen. Ik maakte onlangs ergens een visite, waar een lieve sympathieke dame, die ik ontmoette, mij zeide, mij mijn talent van alles zoo gemakkelijk zeggen kunnen, als ik het doe, te benijden. Wel, ik antwoordde haar ronduit, hoe ik eigenlijk geloof, dat elk talent van dien aard meebrengt, voor hem of haar die 't bezit, een veel moeielijker inwendig leven dan dat 't welk zij leiden, die maar gedachtenloos en egoïstisch voortleven, zonder bij iets anders stil te staan, dan het dagelijksche en oppervlakkige gedoe.
Waarom ik U houd voor een ‘beetje bij de hand?’ Door den toon van Uw schrijven. Door iemands wijze van zich uiten leer je eenigzins zijn karakter kennen, m.i. - Dat gij het leven een beetje zwaar opneemt komt omdat gij nadenkt er over en, omdat gij nog betrekkelijk jong zijt, want, wat dat laatste betreft, hoe dichter wij het einde naderen, hoe lichter ons de levenslast wordt; hoe meer wij gaan inzien, dat alles maar tijdelijk is en blijft, en dat wij niet anders kunnen volbrengen op aarde met den besten wil ter wereld dan heel weinig eigenlijk.
‘Liesbeth’ uit mijn ‘Wat nooit Sterft’ was immers niet blijvend ‘gelukkig’, in dien dieperen zin dien gij er aan geeft; zij leefde in een roes van enkele maanden, en, ware haar leven zoo voortgegaan, dan zou zij zeker dien leugen- en bedrogtoestand meer en meer zich zijn gaan bewust worden. Dat heb ik immers ook reeds geschilderd in die episode, als haar die oude meneer komt opzoeken uit haar dorp, en ook gedurende de plezier-reis naar het Zuiden. Maar voor de rest, zooiets hangt altijd samen met iemands temperament. De een is hartstochtelijker dan de ander, en ik voor mij ben van een Liesbeth-natuur, geloof ik. Nu hoop ik spoedig weer eens van U te hooren, want de correspondentie is nu bijgewerkt, zoodat ik voortaan weer omgaand hoop te kunnen antwoorden.
Jam. - Alles wat mij anonym wordt toegezonden gaat in den papiermand.
Lotos. - Uw lief boekgeschenk moet ik op mijn gemak lezen. - Ja, de heer Van den Andel is, geloof ik, een zeer overtuigd theosoof. - Wat hebt gij mij indertijd aardig geschreven over Uw dierenfamilie, en dan die leuke brief erbij van Uw nichtje! Ik-ook heb er tranen bij gelachen,
| |
| |
maar tegelijk vond ik het een echt-onbedorven in-natuurlijken brief, van een lief kind, die mij daardoor ontroerde. 't Geen gij mij over Uw plannen schrijft is, dunkt mij, erg onbepaald. En, welk een onkosten krijgt gij toch steeds, door de schuld van anderen! Ook is het mij niet geheel duidelijk uit Uw brief, of gij beiden al of niet gaat naar Indië? Enfin, dat hoor ik zeker wel? - Nu komt er spoedig weer eens wat van U in de Lelie. Vriendelijk dank voor het boekje.
Mej. S. (Montreux). - Zooals gij ziet heb ik Uw vraag geplaatst, omdat ik, met den besten wil ter wereld, geen kans zie U met eigen ondervindingen bij te staan. Ten eerste namelijk heb ik-zelve in Montreux alléén gewoond met eigen huishouding en eigen bediening, dus niet in pension, ten tweede is dat reeds weer een paar jaren al geleden, en in dien tijd verschijnen en verdwijnen juist goedkoopere pensions voortdurend in dergelijke seizoenplaatsen. Montreux en omstreken is, wanneer men niet gaat in first-rate gelegenheden, m.i. vuil, totaal reeds fransch cachet, in plaats van het eenvoudig-reine van duitsch Zwitserland. In Interlaken, en het geheele Berner Oberland, heb ik b.v. wel pensions gezien, of kleine hôtels, à 5 of 6 francs, alles inbegrepen, waarin ik gerust zou durven wonen, eenvoudig, maar heel helder; daarentegen vind ik in Montreux alles van dien prijs (zoo het er te vinden is, want Montreux is niet goedkoop) ‘shabby’ en onaptijtelijk. Naar mijn idee zult gij voor 8 à 9 francs echter wel slagen. ‘Omstreken’ is vaag. De omstreken namelijk die doen aan wintersport, als b.v. Les Avants of Caux, zijn duur, maar er zijn ook vele niet door vreemdelingen bezochte, op zichzelf saaie, doch daardoor ook veel goedkoopere dorpjes in den omtrek van Montreux-Territet. Zoo gij geen antwoord vindt in de Lelie, wendt U dan eens tot Cook, Amsterdam, Damrak, die of U kan raden, of U kan zeggen in welk Zwitsersch blad gij het best doet te adverteeren.
B. - Gij ontvangt omgaand antwoord. Echter vrees ik dat het U eenigzins zal teleurstellen. M.i. is namelijk de markt overvoerd met vertaalsters en vertalers, speciaal wat fransch en duitsch betreft. Gij hebt volkomen gelijk dat de meeste romans uit die talen meer dan slordig zijn vertaald, wat goed en leesbaar hollandsch aangaat, maar, noch het soort publiek dat zulke vertalingen koopt, noch de uitgevers, vragen veel daarnaar. Immers, fransch en duitsch wordt zoo algemeen gelezen, dat de meeste menschen alles wat iets beteekent al gauw zich in het oorspronkelijke aanschaffen, zoodat zij, die op de vertalingen aanvliegen, meestal hunne eischen allesbehalve hoog stellen, daar het hun maar om den inhoud, 't verhaal, te doen is. De uitgevers weten dat ook wel, en regelen dus daarnaar hun honorarium; m.a.w., zij nemen veel liever iemand op 'n goedkoopje, al vertaalt die ook niet bijster zorgvuldig of gekuischt, dan dat zij duur zouden moeten betalen voor wezenlijk zorgvuldigen arbeid. Indien gij dus in elk geval nog lessen gaat nemen, is het dan niet veel praktischer een taal te kiezen waarin gij maar enkele mededingers hebt, en waarvan de overzettingen komen, - tengevolge van de weinige bekendheid der taal, - in de handen van een geheel ander en beschaafder publiek? In de laatste jaren is de markt òòk al overstroomd met deensch, zweedsch en noorweegsch; uit het russisch (zeer moeilijk om te leeren) wordt door slechts enkelen overgezet. Italiaansch, spaansch, zou òòk in aanmerking komen, maar in elk geval zou ik U dringend raden, vòòr gij eenige onkosten maakt, U met verschillende uitgevers in aanraking te stellen. Dien van de Holl. Lelie kunt gij òòk om raad vragen, daar òòk bij hem uitkomen vertaalde boeken, b.v. die van Marie Corelli. Verder noem ik U de heeren Becht Amsterdam, Valkhoff Amersfoort, de Hollandia-drukkerij
Baarn, van de Ven Baarn, van de Garde Zalt-Bommel. Bij al deze uitgevers komen vertaalde boeken uit. Zonder vooraf te weten van een uitgever die Uw werk wil accepteeren (U de vertaling van een of ander nieuw-uitgekomen boek wil opdragen) zou ik zeker niet zoo maar ineens dure lessen gaan nemen. - Ik kan zoo innig voor het geheele geval meevoelen, en heb mij daarom òòk reeds afgevraagd, of Uw weg, in Uw omstandigheden, niet veel meer wijst naar het in huis nemen van een kind ter mede-opvoeding? Zoo Uw kennissen U recommandeeren willen daarvoor zou èn de stad Uwer inwoning, èn Uw eigen ervaring en ruimen gezichtskring zich daartoe zoo eigenen; en, mij dunkt, dat zal U oneindig méér finantieel voordeel opleveren dan Uw thans geöpperd plan. Intusschen, ik wil U gaarne van dienst zijn òòk in deze richting. Indien gij dus nog meer wenscht te weten, vraag dan gerust. Hartelijk gegroet.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|