geen vischje zijn dat eens uitgeworpen is. Eigenlijk hoop ik het om twee redenen.
Boutens is mij lief om veel wat hij al gegeven heeft. Hij, ongetwijfeld weet wel wat schoonheid is. En hoe is nu aan wat hij gaf te schakelen dit sonnet: ‘Daar is de nacht....’! met U - Heer Buys - gij zult natuurlijk dit al reeds bemerkt hebben - ben ik het in veel opzichten eens, maar uw artikel is wat uit den goeden baan geschoven hier en daar. Men moet voorzichtig zijn tegenover de Groote Kritiek, en hem geen wapenen meer in handen geven. En uw artikel is in dat opzicht wat gevaarlijk. Ik voel wel duidelijk dat het in felle verontwaardiging is geschreven en met bezadigdheid bereikt men hier meer. Ge hebt uw aanvallen gedaan waar het 't eerst voor de hand lag - ik zou uw serie nog vermeerderen kunnen en oòk - van uw aanhalingen schrappen willen. U zou nog kunnen zeggen b.v. hoe 't valsch aandoet dat er staat: omlaag gezonken - alsof er iets ooit anders zinkt dan omlaag. Hoe 't beeld der liefde - blijkbaar is bedoeld het symbolisch figuur - de gegeneraliseerde idée - mannelijk is geworden - of althans is genomen en dus wel grof is gevoeld of gebeeld, want:
‘Hij zaaide midden in mijn hart zijn dracht
‘Van scherpe stekels en vergifte doornen;
en kunnen toevoegen hoe gelukkig dit voor de andere menschen is, buiten den dichter om - voor wie nu de Liefde dan staat zonder dien dracht van stekels dien hij gezaaid heeft in des dichters hart. 't Begin is zeer zeker - en meer nog dan U aangeeft, een groote fout in de beelding die een volkomen valsch - misschien niet eens doorleefd gevoel aangeeft of huichelt. Een stille nacht en vonken en glanzen en klare sterrenlampen sluiten elkaar om 't hardst uit. Een stille nacht geeft geen vonken en een klare sterrenlamp óók niet en glanzen is bij dit woord vonken heelemaal fout genomen. Zoo is er meer, Daarentegen moet ik U opmerken dat: ‘al menschenstemmen zijn van de aard verklonken’ wèl m.i. goed gegeven is en verklinken wel degelijk een goed, laat ik zeggen, een gezond hollandsch woord is en zeer zeker bèeldt in zijn vorm. Uw aanval op 't woordje al is gezocht en ongegrond. Ook voel ik als góèd, het beeld door U aangehaald: ‘Elk sterflijk wezen ligt in slaap verdronken.’ Niettemin - voor een eersteling zou dit sonnet nog niet kunnen doorgaan; want nòch zit er een goede gedachte in - nòch kan het ontroeren. En idee èn ontroering zijn eerste vereischten voor een kunstwerk. Toch is U te bruut in uw kritiek mijn inziens opgetreden, die - natuurlijk wat ik goed begrijp - meer gericht is tegen de groote kritiek die zoo heél klein is - dan tegen het werk van Boutens. Door dit sonnet is Boutens werk natuurlijk niet veroordeeld - geenszins. Om die kritiek goed te bestrijden moet men andere wapens nemen dan die gij neemt - vooral het sarcasme weten buiten te sluiten. Ik ook geloof aan het bestaan van een clubje schrijvers, dichters - die valsche schoonheid en een valsch ideaal aanbidden. Een gevolg van - of beter, in den graad; een droef decadence verschijnsel van een gezond en eenvoudig gevoel; een clubje
menschen die ook niet het minste verantwoordelijkheidsbesef hebben van wat de kunst is tegenover het publiek. Waar ik nog tegenop zou willen komen is tegen uw uitlating: - ‘misschien zal men mij zeggen: dat schoone is alleen te vinden en kan alleen opgemerkt worden door ingewijden en door fijn besnaarde zielen, zooals mij zoo vaak is toegevoegd, wanneer ik de N.-Gidsstijl aanviel.’ Want hier mag u niet generaliseeren. Het schoonheidsideaal van velen der N.-Gidsers, staat zeer zeker hoog en vereischt daarom wijding. Het geeft die óok. Daar is vèel poëzie, en 't is de meest wàre, die men alleen begrijpt en begrijpen kàn door het gevoel en niet door het verstand. De gewijde dichter, kunstenaar in 't algemeen, voelt ook wat er komen gaat in de ontwikkeling van wereld en Leven en een, hoe ook geoefend verstand zou dit nooit zuiver logisch berekenen kunnen. Het gevoel ‘denkt’ verder dan het verstand redeneert. En hier en daar in uw aanval heeft U dit - meen ik - over 't hoofd gezien. Ik ben U dankbaar intusschen dat ge de kritiek eens in 't versufte hoofd geblazen hebt.
Freule Lohman mijn hartelijken dank voor de opname van deze woorden.
JOHAN KONING.