was weggetrokken, zonder dat iemand er iets van wist.
- Hij had zijn najaarskwartier opgeslagen aan den Noordkant van het dal, wel vijf mijl boven het dorp, juist daar waar het pijnbosch eindigde en de dwergberk begon, bij een beek en vlak onder het voetpad van de postboden.
Biettar Oula was niet iemand, die den algemeenen weg ontweek en afgelegen plaatsen opzocht - zooals de rendierdieven.
Het was regenweer in dien tijd van 't jaar en de boomen om de tent waren behangen met natte kleeren.
- Op een namiddag bleef Nikko Nille voor de tent staan en zeide goedendag.
‘Heb ik van me leven!’ antwoordde Biettar Oula, ontving hem hartelijk en liet hem in de tent.
‘Er zijn van jou ook rendieren weggeraakt onderweg,’ zeide Biettar Oula, terwijl zij zich op de rendiervellen neerzetten.
‘Ja. En nu ben ik op weg om ze te gaan zoeken.’
‘Ik zie, dat er een van jou dieren onder onze kudde is.’
Nikko Nille's verbazing was zoo eerlijk en op 't oogenblik zoo weinig verborgen, dat Biettar Oula beleedigd geweest zou zijn, als hij Nikko Nille's gezicht gezíen had.
Want eerlijk gezegd had Nikko Nille niet veel hoop, dat een vreemd rendier dat binnen 't bereik van Biettar Oula gekomen was, het daglicht nog zien zou.
Maar Biettar Oula vertrok geen spier - alsof hij gewend was om te spreken over vreemde rendieren, die zich onder de zijne bevonden.
Want als je met éen enkel stom rendier je naam kon redden, die in zekere opzichten wel wat te wenschen overliet, dan kon Bietar Oula zich de moeite wel getroosten om de lasso onaangeroerd over den schouder te laten hangen. En Elle glimlachte verrukt en was bijna even verbaasd als Nikko Nille.
- Het plan was door moeder Biettar goedgekeurd. Zij had in 't begin wel gebromd dat 't een heel ontijdig offer was op het altaar der eerlijkheid, maar als zij er eens goed over nadacht, geloofde zij toch dat een beetje een goede naam toch niet kwaad was. ‘Goed, goed - laat 't dier dan maar gaan,’ had zij gezegd.
- Het heele gesprek over de verdwenen rendieren was eigenlijk maar een voorwendsel van Nikko Nille, die Biettar Oula een bezoek wilde brengen om hem te bedanken en zich met hem te verzoenen. Biettar Oula had immers 't eerst het veelbelovende bericht meegebracht van de ziekte van ‘de ouwe.’ Daarna had het zich dagen en weken lang over de geheele hoogvlakte verspreid tot 't weer bij Nikko Nille terugkwam en wel in den vorm van een doodsbericht. En Nikko Nille bloosde toen men 't hem meedeelde.
Biettar Oula had zich gerust 't genoegen mogen gunnen een van Nikko Nille's rendieren van kant te maken - wat was een rendier, vergeleken bij de heugelijke tijding, die hem bereikt had? Hij had nu alleen maar ooren voor zijn aanstaand huwelijk, hij droomde over niets anders.
Nikko Nille straalde van geluk en bescheidenheid, terwijl hij de gulle gastvrijheid genoot van Elle en Biettar Oula.
Elle deed versch gras (carex vesicaria) in zijn ‘Komager’ (zomerschoenen, waarvan de zool vervaardigd is van glad zeehondenvel en 't bovenstuk van rendiervel dat gewoonlijk versierd is met gekleurd galon.) En wat was het heerlijk eens openhartig met haar te kunnen praten. Hij had Biettar Oula's vriendschap gewonnen. En toen 't er opaankwam was 't toch maar goed dat hij zijn rendier terugkreeg. Nu zou hij een dezer dagen ook naar 't dorp gaan met zijn liefje - zeker met zijn liefje! Dat vertelde hij Elle en Biettar Oula heel in vertrouwen, natuurlijk.
Hemel, wat wenschte hij die twee al 't mogelijke goeds.
Hij deed zich geweld aan om zijn geluk te verbergen.
‘AEra Marit is ook de beste partij uit de heele streek’ zeide Elle.
‘En met jou kan ook niemand wedijveren, noch wat vermogen noch wat kennis aangaat,’ zeide Biettar Oula. ‘Je kent de wet en wordt geraadpleegd in alle aangelegenheden van de streek.’
Zeker, Nikko Nille wenschte hun al 't mogelijke goeds! Van ganscher harte.
- Maar toen Biettar Oula daarna met hem naar de kudde ging, was 't toch of Nikko Nille een brok in de keel kreeg.
Weldra kregen zij het rendier van Nikko Nille in het oog. De punt van het eene oor was dwars afgesneden, en het andere oor had een winkelhaak aan den buiten kant. Dat was het kenmerk van Nikko Nille's rendieren.
Nikko Nille greep aarzelend naar de stijve