lijke zaak, zou ik denken, voor wezenlijk-zuivervoelende, wezenlijk-natuurlijke menschen); etc., etc.
Ik erken dat die heele onmogelijke huwelijks-reis, met het telkens twéé slaapkamers nemen, en er zich dan (heel onrein, vind ik) achterna tegenover elken kellner vrij kinderachtig bourgeois over schamen, dat ze het doen, plus de eraan verbonden ‘geestelijke’ geneuchten van samen in musea loopen, en oude handschriften bestudeeren, en dito vergenoegingen van ‘vergeestelijke’ jonge-menschen van het moderne soort, mij zóó weerzinwekkend, en tegelijk zoo komiek van ondenkbaarheid aandeed, dat het slot, de ontdekking van weerskanten, hoe een huwelijk op die vergeestelijke manier nonsens is, en hoe èn hij èn zij naar elkander lichamelijk verlangen, precies als 'n mannetje en 'n wijfjes-dier, mij meeviel nog van de schrijfster, en wezenlijk een beteren dunk gaf van haar gewoon-gezond-menschen-verstand dan de aanvang van haar ‘Openbaring.’
Echter, - en dáárom bespreek ik hier het boek zoo uitvoerig, en dáárom ook nam ik dien zin hierboven-aan letterlijk over, - die twee ideaal-moderne juffers, de getrouwde Neddy, en haar ongetrouwde zuster Ada, doen je zóó wanhopig stekelig-egoist, zoo ontbloot van àlle wezenlijk gevoel aan, dat je met den papa Verhoeven -, al is hij in de oogen der schrijfster blijkbaar 'n uiterst laag bij den grondsch, ouderwetsch type, - niet alleen het diepste medelijden krijgt, maar tegelijk toch en-passant denkt, zijn vrouw en zijn huwelijksleven vergelijkende met dat zijner ‘hoogstaande’ dochter, dat hij het best af is, en het beste deel koos!
In een tendenz-verhaal als dit, waarin de bedoeling der schrijfster duimdik ligt op èlk der in het boek geteekende karakters, spreekt het van zelf, dat àl hare ouderwetsche, tot het vroegere geslacht behoorende personen per-se zijn voorgesteld zonder zin voor kunst, zonder smaak, (wel te verstaan wat Rachel de Vries verstaat onder die beide dingen), dat zij met de dienstboden kibbelen, dat zij hunne kinderen bederven en toegeven, dat hunne liefde tot elkander een enkel ‘sensueele’ is, dat zij geen andere vrienden bezitten dan wauwelaars en klaploopers, dat hun aandoenlijkheid per-se aanstellerij moet zijn, etc., etc.
Daartegenover staat - even van zelf sprekend in een boek als dit - het jongere geslacht, de Neddy's, de Ada's, de Willem Verkoren's, (echtgenoot van Neddy), bezittend een onwederspreekbaren kunstzin en dito smaak; in staat de dienstboden zonder één boos woord te regeeren (en waar blijft Rachel de Vries met de juist bij het jongere geslacht zoo nijpende questie van den dienstboden-nood); volkomen op de hoogte van kinderopvoeding, al willen zij dien ‘last’ zelf niet hebben; elkaar op hoogere wijze ‘geestelijk’ beminnend; zich verheugend in een omgang met enkel ‘intellectueelen’; nimmer hunne gevoelens uitwendig verradend, maar inwendig daarvan juist overloopend. - Etc. etc. - Meneer Verhoeven is dus, volgens dit recept, een heel ‘gewone’ man, een goed huisvader, een goed echtgenoot, na vele jaren nog steeds verliefd min of meer op zijn lang nog niet-leelijke vrouw, maar er niet van afkeerig ook eens heimelijk de meid in de wang te knijpen en haar een aardigheidje te zeggen. Zijn vrouw is wèl mooi, maar te dik; (want zij draagt immers een corset). Zij kibbelt met hare meiden; zij vindt het leelijk, dat hare dochters reform-jurken dragen, en vindt het mal dat Neddy op haar trouwdag zich per-se wil aanstellen, alsof het net een dag ware als iedere andere; zij trekt hare kleine-meid dan ook een mooie jurk aan, en waagt het aan Neddy te voorspellen, dat het gehuwde-vrouw-leven óók zijn moeilijkheden en verplichtingen meebrengt! Allemaal redenen voor hare beminnelijke dochter om haar vóórtdurend af te snauwen, en al hare goed-gemeende attenties met hatelijkheden te beloonen. Daarentegen heeft de meergemelde Neddy, de nieuwerwetsche vrouw, de wijsheid in pacht, over haar ‘geestelijk’ huwelijk; waaromtrent zij onder het ontbijt hare zuster uitlegt, dat er dus niets geen reden is zich aan te stellen
alsof zij een bijzonderen dag te gemoet ging, en waaromtrent zij de voor een in het huwelijk tredende jonge vrouw al heel poëtische verwachtingen koestert van met haar man in Parijs ‘in wat oude manuscripten te willen gaan snuffelen.’
Kan je het papa Verhoeven dan ook kwalijknemen, dat hij, bij die prozaïsche mededeeling, - op den trouwdag-zelf, - terwijl de bruid ondertusschen smakelijk haar boterham met kaas belegt, om toch vooral te laten zien daardoor hoe weinig emotie zij voelt, - de opmerking maakt: ‘Oue boeken inzien op je huwelijksreis, nee, dan ware wij poëtischer gestemd, hè vrouw?’
De schrijfster van Openbaring echter neemt hem zoo'n ‘sensueelen’ uitval wèl kwalijk, vindt het héél ‘taktloos’ dat, hij er nog bijvoegt, hoe je op je huwelijksreis 't liefst héél-