- - Terwijl zij zich, abrupt, want zij had hem niet zien komen, naar hem omwendde, had Vermeulen nog net gelegenheid gehad even in haar discreet-gedecollecteerden hals in te blikken, te zien hoe die nog maar onvolkomen gevormd was, al belóófde hij. Hij had, om z'n vermoeidheid van vóór den eten te overwinnen, een goed glas wijn gedronken; nu, ná een fijne sigaar er bovenop, voelde hij zich in een prettige opgewekte stemming, van lekker gedineerd-hebbend, lichamelijk gezond man, die wel houdt van vrouwen-mooi, er oog voor heeft...
Z'n grijs-blauwe oogen keken haar vroolijkvriendelijk aan... terwijl zij schouderophalend antwoordde; - -
‘Och, geamuseerd... - -. Ik geloof niet dat ik houd van zulke groote diners... van die oppervlakkige tafelgesprekken.’ - -
- - - Hij lachte erom... ‘Je moet de dingen niet zoo diep nemen - kindje’ - zei hij vaderlijk-beschermend. - ‘Naast wien zat je ook maar weer? O ja, naast je neef Ber rechts, maar wie was die andere meneer toch...; - - kende ik niet.’ - -
- - - ‘'N Utrechtsche student - - de Schuere, - - iemand die al maar door over sport, en over z'n auto, en over 't duivenschieten in Monte Carlo redeneerde. - - Verbeeldt U, duivenschieten! Bah! - We hebben er bijna ruzie om gehad. - - Ik zei dat ik al alleen dáárom niet naar Monte Carlo zou willen gaan, om zoo'n wreede gemeene dierenplagerij. - - En ik geloof dat hij me erg bij de hand vond - - en Ber ook.’ - -
Haar geanimeerdheid stond haar goed, tegelijk met de lichtelijk-verlegen-vragende oogen, die ze schuchter naar Vermeulen opsloeg, als wilde ze van hem weten, of hij-ook haar afkeuring te vergedreven vinden zou. - -
Maar hij liet, wereldwijs, het eigenlijk onderwerp rusten, antwoordde alleen, schertsend:
‘Nu, maar je kunt toch wel naar Monte Carlo gaan zonder aan 't duiven-schieten mee te doen. - - Mijn vrouw wil in den aanstaanden winter naar 't Zuiden, met Johnnij; - - je zoudt net een goede reisgenoote voor haar zijn, - en dan kom ik jullie eens opzoeken, - als ik 't ten minste met m'n werk kan klaarspelen.’ - -
‘O neen’ - - had zij al gezegd - - maar zijn slotzin deed haar even blozen van verrukking, bij 't denkbeeld hoe gezellig zoo'n samen-intiem-uitzijn wel zou kunnen wezen; - - zoo heel iets anders dan hier in den Haag, waar hij altijd zoo bezet was met werk en vergaderingen. - -
- - ‘Dat zou toch niet gebeuren’ - - zei zij dan ook. - - ‘U hebt veel te veel te doen altijd.’ - En toen, met een bedeesd pogen hem het complimentje te zeggen, dat aldoor in haar verlangde zich te uiten:
- - ‘Zoo als nu b.v. weer, met dat proces over: Zoekt het Verlorene. Iedereen zegt dat U zóó prachtig hebt gepleit van ochtend.’ - -
Vermeulen kneep z'n oogen wat verwonderd dicht even, in een twijfelen, even als straks Ber en zijn vrienden, of dit nu perversheid was, dit crû-weg aanroeren zoo'n shocking onderwerp, dan wel absolute onschuld juist.
Maar hij ontmoette den warm-bewonderenden blik uit haar oogen vol op hem gevestigd. Met zijn man van ondervinding-zijn en zijn menschen-kenners-blik van goed advocaat onderscheidde hij onmiddelijk. Neen, dit jonge ding meende wat ze zei; was eerlijk onder den indruk van zijn pleidooi voor een in hare oogen edele zaak! En het vleide hem. 't Was wel leuk toch, zoo'n bakvischjes-aanbidding. Hij had het zich al méér verbeeld dat ze - -
Met de intuitie van den véél in den smaak vallenden man, die wéét hoe te veroveren, begreep hij dadelijk wát haar 't méést zou inpakken. Hij zette inééns een soort ernstig gelegenheidsgezicht, terwijl hij antwoordde:
‘Ja, natuurlijk; zulke dingen als die treurige geschiedenis, die je bedoelt, vragen onzen héélen mensch. Als ik niet waarachtig meevoèlde voor zulke ongelukkigen, dan zou ik niet zoo kunnen spreken om hen te helpen. - - Het is lief van je Ellen, dat je je daarvoor óók interesseert.’ -
‘Natuurlijk’ - - zei zij enthousiast. - - ‘Ik wilde U juist vragen waar ik Uw pleidooi heelemaal in z'n gehéél kan lezen, geen uittreksel bedoel ik, maar alles....’
Haar oogen schitterden. - - Hij voelde zich jong-worden door dat kinderlijk enthousiasme om zijnentwille. - Hermance interesseerde zich, al vanaf ze getrouwd waren, niet meer voor die dingen, las ze alleen maar om wat ze noodig had te weten ten einde geen bêtises te zeggen in gezelschap...
‘Ik zal je wel 'n volledig verslag laten lezen - - als je het zoo graag wilt’ - - beloofde hij - - ‘ofschoon... het is toch eigenlijk geen lectuur nog voor jou leeftijd.’ - -
Zij keek hem weer even vol-onschuldig aan als daareven.
‘O, waarom niet.? In den Bijbel staat toch ook de geschiedenis van Maria Magdalena. - Ik ben bovendien immers geen kind meer; - ik weet héél goed dat er zulke vreeselijkslechte vrouwen en meisjes zijn, - - en dat juist daarom het reddingswerk onder hen zoo noodig is.’ - -
Zij zei het vonnis met al de harde meedogenlooze wreedheid van de christelijk-deugdzaamopgevoede aristocrate, die alleen weet van de ‘slechte vrouwen’, zonder begrip of vermoeden, hoe hare eigene vaders en broeders en vrienden en bekenden diezelfde ‘slechte