De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdParijsche Brieven.I. Geschikt verblijf. 2. De oorsprong der Fort-chanteuse Falcon. 3. Een daad van pieteit. 4. De opera.Ditmaal wil 'k een geheel ander onderwerp behandelen als m'n vorige en u van iets anders vertellen dan het XVIIIde arrondissement, de butte van Montmartre, waar we, heel boven, ons tijdelijk domicilie gekozen hebben, om meer dan een reden. Eerstens, omdat onze beurs hier niet zoo spoedig uitgeput raakt als in de dure hotels van het centrum der stad, of in de nabijheid der stations, doch evenzeer om herhaaldelijk, zoowel bij dag als bij avond, te kunnen genieten van den machtig imponeerenden aanblik die Parijs vandaar in vogelvlucht biedt, zoo treffend schoon weergegeven in ‘Parijs’ van Emile Zola. Voor wie ons voorbeeld in dezen mochten willen volgen, ben ik bereid, met goedvinden onzer redactrice de noodige inlichtingen voor logies enz. te verschaffen, in de Holl. Lelie, opdat velen voor wie meestal de dure verblijfkosten een beletsel zijn, ook met kleine beurs, al het groote en schoone der ville lumière kunnen bezoeken. Dit wil ik en passant nog even meedeelen, dat het gezelschap, welks gids ik ben, zeer verrast en tevreden is over de ruime frissche kamers met goede bedden en de noodige toiletgemakken, terwijl de tafel goed is, wij kunnen ontbijten zooals we verkiezen en onze déjeuners van 12-2 of diners van 6-9 gebruiken, waar we willen, zonder dat men ze ons in het hotel in rekening brengt. Daarenboven is er een ruim binnenhof, waarbij een tuin met prieel, zoodat we heel niet merken hier, in een groote, drukke stad te leven. Met den nabijzijnden Métropolitain of électrische ondergrondspoor, zijn we in zeer korten tijd tot in het verst-afgelegen, stadsgedeelte, vanwaar auto's en rijtuigen ons evenzeer tegen gewoon tarief weer naar het hotel willen brengen, wanneer we niet per Métro terugkeeren, wat echter het snelste en goedkoopste vervoermiddel is. Maar om op m'n onderwerp voor heden terug te komen, moet ik u eerst vertellen, dat een onzer een énorm muziekliefhebber en bewonderaar van groote muzikale en vocale talenten is, zelfs in zoo hooge mate, dat ik eigenlijk geloof, z'n heele gaan naar Parijs, om de groote opera draait benevens de nasporingen over het leven en werken van enkele uitverkorenen, die in de bibliotheek van het gebouw te vinden zijn. Nadat we een paar zeer schoone vertolkingen hadden gehoord en gezien, werd ik genoodzaakt mee te gaan naar de bibliotheek, wat mij eenigszins een opoffering leek, daar ik liever van een mooie stadswandeling had willen profiteeren, dan in oude handschriften te snuffelen, maar nu van achteraf beschouwd ben ik toch blij, daar geweest te zijn en u te kunnen meedeelen, wat met een romantisch waas is omhangen en ook de moeite van het weten wel waard blijkt. De componisten, wier bekoring voor dezen muziekliefhebber het machtigst is, zijn Halévy en Meyerbeer, de eerste door de schepping van La Juive, de tweede door Les Hugenots, L'Africaine etc. Vandaar dat we, na twee dagen in Parijs vertoefd te hebben, de heele lange rue Lamarck afdaalden, tot aan het kerkhof van Montmartre, om het graf van Halévy te bezoeken. Behalve dat er in deze daad van piéteit voor een groot kunstenaar, door een jongen man, iets gelegen is, dat eerbied afdwingt en deze handeling zoo hemelsbreed verschilt van de redenen, waarom de meeste jongelieden naar Parijs reizen, n.l. eens terdege uit te gaan, vond ik zelf die gang naar het cimetière van Montmartre ook wel aangenaam, daar ik heel graag het graf van Zola wilde bezoeken en z'n monument bekijken. Van beider graven, alsook van Rachel, de groote tragédienne en van Heine's laatste rustplaats hebben we bloemen en bladeren geplukt. Voer er een heilige siddering door de aderen van Halévy's vereerder, een ongekend gevoel doortrilde mij, toen ik voor Zola's monument stond, gewijd aan den man die me zoo vaak door z'n meesterwerken heeft ontroerd en nog menigmaal bewonderend doet | |
[pagina 375]
| |
herlezen, wat hij zoo ongemeen breed en schoon wist te schilderen, al betreft het maar de beschrijving der étalage de la semaine blanche in ‘Au bonheur des dames.’ Er was juist door z'n vrouw, zooals de garde ons meedeelde, een tuil roode chrysanten neergelegd, aan den voet van de in carrarisch marmer gehouwen sarcofaag, waarboven, onder een boog van dezelfden steen, z'n metalen borstbeeld staat, met al de kracht en ongebreideldheid van z'n ongewoon talent; het oer-talent Zola. Ongevraagd namen we ieder een dezer chrysanten en droegen den garde op, Mevrouw Zola bij haar volgend bezoek te zeggen, dat Hollandsche vereerders zich deze schennis veroorloofd hadden, uit eerbied en dankbaarheid, voor haar grooten man.Ga naar voetnoot*) De garde die er overigens voor waken moet dat er geen bloemen worden weggenomen of geplukt, liet ons begaan en beloofde zich van z'n opdracht te kwijten, getroffen als hij scheen door onze oprechte hulde en waardeering voor de nagedachtenis van z'n hoog-begaafden landgenoot. Maar niet alleen belangstelling in het leven en werken der componisten, dreef onzen reisgenoot naar de bibliotheek der Opéra, bovenal was het de zucht om alles te weten te komen van Madelle Cornélie Falcon voor wie Halévy ‘La Juive’ schreef en Meijerbeer die Mej. Falcon als de eerste zangeres van haren tijd beschouwde, inspireerde door haar buitengewoon en héroïsch talent voor de rol van Valentine in de ‘Hugenoten’ welke hij als 't ware schreef voor haar persoon en stem. Dank zij de behulpzaamheid van den bibliothecaris zaten we spoedig verdiept in de aanteekeningen over les reines du chant en vonden we over Mej. Falcon geboekstaafd dat zij op 23 Februari 1835 voor de eerste maal in ‘La Juive’ als Rachel optrad. ‘Cet opéra fut présentè avec une luxe somptueuse, jusqu'álors inconnue. La direction seulement pour les décorations paya 150,000 francs. Avec quelle puissance de sensibilité a été rempli ce rôle par Melle Falcon et quel heureux pourrait encore se rappeler ce beau talent lirique - le type de la beauté - la bille des rochers de Sinai et de Bethleém? L'oeil d'Aigle étincelle de flamme légende, la taille d'acier est souple dans sa force, le teint est brun et ardent, la longue chevelure noire flotte au vent qui ressemble à l'éthère trempé dans le soleil. Un des hommes les plus habiles du siècle passé Mr. Scribe en voyant Melle Falcon avait compris que Judith posait devant lui et attendait son drame. Il a fait ce drame et a créé pour elle un monde de terreur et de pompes tragiques, de magnifiques terreurs. Melle Falcon prend place dans notre galerie par la puissance d'un talent, qui s'animait admirablement dans les rôles passionnés et émmouvants du Grand Opéra. Jamais carrière ne fut plus éclatante et plus courte. Eléve de Bordagui et du célèbre chanteur Adolphe Nourrit elle débuta en 1832, agée à peine dixhuit ans.’ Verder lezen we dat ze nooit geëvenaard is in ‘La Juive’ en ‘Les Huguenots’ en er voor noch na haar nimmer zoo'n stormachtig applaus in de groote opéra is losgebroken. Haar leermeester en partner in die rollen moest haar bij de haast waanzinnige toejuichingen van het publiek telkens opnieuw tusschen de coulissen vandaan halen. De grootheid die van haar nimmer geëvenaarde en voorheen nooit gehoorde stem uitging, van haar persoonlijkheid en dramatisch talent is zoo groot, dat haar naam, na haar aftreden voortleefde en nog voortleeft in de betiteling der stem: Fort-chanteuse Falcon, die ook wij hier in Holland, elk jaar bij het tableau de la troupe van de Fransche opéra, zien staan. Dit seizoen vertegenwoordigd door de Hollandsche zangeres Marie Walewijk uit Amsterdam, onder den naam van Madame Gomez prima donna aan de Fransche opéra in den Haag. Enkelen beweren dat Mme Pauline Viardot Garcia, onlangs overleden Cornélie Falcon in La Juive geëvenaard zou hebben, doch ze overigens allen achter zich gelaten heeft. Doch nu komt het droeve, het in-smartelijke uit het kunstleven dezer groote zangeres. Op haar hoogste glanspunt, toen gansch Parijs aan haar voeten lag, hare toiletten de mode aangaven, zij vergood en aangebeden werd als de grootste kunstenares van haren tijd, strekte het noodlot z'n onverbiddelijke hand naar haar uit et ‘vint interrompre cette carrière brillante, qui s'était ouverte sous de si magnifiques auspices.’ In 1837, ze was toen 23 jaar oud, zong ze | |
[pagina 376]
| |
in de opéra Stradella en aan het einde der eerste acte, waar eenige schoone passages gezongen moesten worden, die zich bijzonder eigenden voor hàar stem, verbleekte ze plotseling. Haar stem weigerde den dienst en inplaats van de schoone klanken die het publiek van émotie zouden doortrillen, stootte ze 'n paar schorre geluiden uit. De heele schouwburg zat in pijnlijk angstige spanning met verschrikte trekken. Toen haar partner Mr. Nourrit haar met alle macht naar de coulissen sleepte en vervolgens het publiek zoo goed mogelijk aan het verstand bracht, dat Mej. Falcon dezen avond niet kon zingen, doch men de voorstelling zou hervatten, waarop het doek zakte en het ontstelde publiek de zaal verliet, nadat Mej. Falcon nog weer voor het voetlicht was geroepen en toegejuicht werd als altijd. Helaas, haar stem keerde niet terug. De hoop op een verblijf onder Italie's zuidelijken hemel tot herstel van het schoone orgaan, bleek ijdel en nadat ze in 1840 nog eenmaal voor een benefiet in de groote opera optrad, trok ze zich in volstrekte eenzaamheid terug. Er bevinden zich in de bibliotheek 7 portretten van haar, drie in het costuum van Rachel, zooals het thans nog wordt gedragen; gele rok, blauwe taille en witte sluiers, benevens 4 uit andere rollen. Toen we verder lazen dat ze op Père La Chaise begraven werd, rustte onze vriend niet voor hij een bezoek aan haar graf had gebracht. We vreesden echter dit niet gemakkelijk te zullen vinden, daar ze na eerst op een villa aan de oevers der Seine te hebben gewoond, in 1885 verarmd was en in 1897 op 85-jarigen leeftijd in armoede stierf. Na lang zoeken in de annalen van Père La Chaise gelukte het eindelijk op divisie 55, derrière la Chapelle, de laatste rustplaats te ontdekken der vrouw, die in haar jonge meisjesjaren als de grootste ster in de kunstwereld schitterde en op vijfentachtig jarigen leeftijd arm en vergeten grafwaarts werd gedragen. Onze reisgenoot echter toonde meer piétiet te bezitten voor het machtige talent dat Rachel en Valentine créeerde dan Frankrijk zelf; want het was hem een behoefte witte en lila bloemen op haar graf te brengen, waar we hem, uit eerbied voor z'n daad, stil alleen lieten heengaan. Hier kwam hij tot de ontdekking, dat Mej. Cornélie Falcon later gehuwd is met zekeren heer Malençon en hoewel Israélite van geboorte, tot de Katholieke kerk is overgegaan, waarin ze de troost voor haar groot verlies schijnt gevonden te hebben. Althans een eenvoudige net onderhouden kapel met vele religieuse inscripties, bewees, dat ze den katholieken godsdienst van ganscher harte was toegedaan. Met haar rusten in hetzelfde graf haar moeder en een jong gestorven zusje. Het was een prachtige zonnige Zondag in October toen we dezen tocht volbrachten en daar Père La Chaise als de grootste en mooiste doodenstad in Parijs ook buitendat een bezoek overwaard is, om de vele groote mannen die hier rusten, als om de vele wijdsche monumenten, te beginnen met het zinnebeeldige: ‘Aux Morts’ in de hoofdlaan, dat twee groepen treurende leven bij geliefde dooden der andere sexe voorstelt, mannen die de vrouw, vrouwen, die den man beweenen, keerden we dankbaar en voldaan vandaar. Behalve de vertolking van Faust en L'Africaine, de eerste in de Grand Opera, hoorden en zagen we in ‘La Gaité’ Quo Vadis? Wat heerlijke vertolking, prachtige insceneering en meesleepende muziek! O, dat laatste bedrijf, het sterven van Petronius is een poeeem, zoo lieflijk, betooverend en aangrijpend, dat ik het m'n leven lang niet vergeet, als het teerste wat de schoonheid me ooit gegeven heeft. De natuurgetrouwheid der décors en het ragbrooze van muziek en lijnen, dwong me tot vergelijking met de décors enz. der groote opéra en besliste tennadeele der laatste, die moge het gebouw zelf als de schoonste kunsttempel van Parijs de kroon spannen, verouderd is, in vergelijking bij de Gaité, waar zelfs de grond volmaakt is, daar wat een grasperk moet zijn ook een grasperk is, terwijl het me nu voor de tweede maal trof dat men in de groote opera op de planken staat, met wat leelijk aangebrachte perken in Faust en vroeger bij de Crépuscule des Dieux, waar Brunhilde met haar paard uit de grot komende, op de planken tusschen de rotsen rondscharrelt. Dat geeft désillusie. Voor ditmaal genoeg. Mocht onze redactrice mij: als ik teruggekeerd ben nog wat plaatsruimte kunnen afstaan, dan heb ik nog een heele voorraad aanteekeningen meegebracht, die vele lezers ongetwijfeld zullen intéresseeren. RARDA LIEFTINK. Parijs, 27-10-'10. |
|