Kunsten en Wetenschappen.
Zuidduitsche grootmeesters der schilderkunst.
Weinig is er van hen bewaard gebleven. Omtrent hun leven en werken kan dan ook meer gegist dan met zekerheid geschreven worden; daarom moeten we dankbaar aannemen elk gegeven dat tot ons komt. Zoo nu weer in ‘Amtliche Berichte aus den königlichen Kunstsammlungen’ te Berlijn, (4 Januari 1908) van Dr. Friedländer.
Door Henry Thode en Daniel Burckhardt zijn Lukas Moser, Hans Multscher en Konrad Witz bekend geworden.
Van dezen laatsten heeft de Berlijnsche Kunstverzameling een goed specimen verworven.
Reeds had een gelukkig toeval een onloochenbaren Multscher in het Museum gebracht; thans is ook een klein maar rein werk (34 bij 26 cM.) van Konrad Witz verkregen, dat vóór het exposeeren eene ernstige restauratie heeft ondergaan. Het beschilderde deel werd van hout op doek overgebracht.
Christus de gekruisigde is voorgesteld met zijn treurende vrienden en vriendinnen aan den voet des kruises: Johannes, de Moeder Gods, e.a.
Het landschap, dat tot achtergrond dient geeft een uitstekende verdeeling van licht en lucht te zien. We vinden daarin volop de natuur terug, waar de figuren meer plomp-houterig zijn te noemen. Bij intense kleuren, waarvan onze oude schilders steeds gebruik maken, voornamelijk bij het schilderen van gewaden, is er een passende harmonie in de eigenlijke voorstelling en de accessoires, hoezeer zij ook schijnen door twee meesters ‘gedaan’ te zijn.
Met zekeren trots schrijft Dr. Friedländer: ‘Das Wesentliche in der Kunst Konrats [Konrat Witz, zoon van Hans, die in denzelfden tijd werkte naast Jan van Eyck] ist aber nicht niederländische Erbschaft, sondern deutscher Originalität.’