dezen brief teweeg bracht, is me niet mogelijk te beschrijven.
Eerst stond ik beduusd; het overweldigde me, maar toen ook, kende onze vreugde geen grenzen.
Hartelijk, hártelijk dank. Maar wél moet ik U eerlijk zeggen, lieve edele onbekende, dat Uwe ruime prachtige gift, mij al dien tijd zwaar op het hart heeft gelegen; want, daar 't natuurlijk een waagstuk is, een brief met geld te verzenden, zonder vermelding van adres aan de achterzijde, zoo vond ik het vreeselijk, U niet onmiddelijk te kunnen danken, en gerust stellen omtrent de goede ontvangst.
Die echter éérder in de ‘Lelie’ vermelden, was ook onmogelijk, daar ik het zoo verrukkelijk druk met beantwoorden van brieven en verzenden van loten had, en ten tweede ook, omdat ik steeds rustpoozen moet houden wegens mijne zwakke gezondheid. Ik ben n.l. toen ik vijftien jaar was, zwaar ziek geworden, en nu, na acht jaar, nog zeer zwak.
Gij allen begrijpt, welk een zeldzaam voorrecht ik het beschouwde, op dié manier óók iets goeds te kunnen voor een edele, schoone zaak; dat hiér mijn zwak lichaam geen beletsel behoefde te zijn, voor het doen van iets nuttigs en noodigs.
Hebt echter geen medelijden of iets dergelijks met me, mijn lieve lezers.
Want ik wil U vertellen, dat ik in het niet-genoeg te waardeeren bezit ben van liefhebbende ouders, en een veilig, warm, en gezellig tehuis.
Daarbij biedt het lezen en bestudeeren van de geestelijke wetenschappen en wetten zulke groote en begeerenswaardige schatten aan, dat ik, verre van mij bedroefd of terneergeslagen te gevoelen, mij gelukkig reken boven duizenden, die, niéts wetend van dit alles, arm, en zonder hoogere inspiratie door het leven moeten gaan.
Hén rest niets dan hun krachtig lichaam, wat zij in de scheidingsure nog niet eens kunnen behouden, maar moeten afleggen, afstaan, evenals alle stoffelijke dingen, die we in deze wereld liefhadden, en waar wij ons aan hechtten.
Dáárom ook waardeer ik Uw aller gave zoo diep.
Wélke was de grootste? welke de kleinste?
Aan God, die is ‘de Liefde’, dit te beoordeelen.
Echter wil ik U nog even een gelijkenis vertellen, naar aanleiding waarover ik onlangs een professor een zeldzaam schoone, krachtige rede hoorde houden, en waarbij ook de koningin en zeer vele aanzienlijke en rijke families hier ter plaatse, tegenwoordig waren.
‘Eens rijken menschen land had wel gedragen; en hij overlegde bij zich zelven, zeggende: ‘Wat zal ik doen? Want ik heb niet waarin ik mijne vruchten zal verzamelen.’ En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijne schuren afbreken, en grootere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijne goederen, en ik zal tot mijne ziel zeggen: ‘Ziel, ge hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren: neem rust, eet, drink, wees vroolijk.’ Maar God zeide tot hem: ‘Gij dwaas! in dezen nacht zal men uwe ziel van U afeischen en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? Alzoo is het met dien, die zich zelven schatten vergadert, en niet rijk is in God.’
Gij dwaas.....
moge uw hart en uw geweten; de kiem van goddelijke liefde die ge ín U draagt, en die uwe verwantschap bewijst met een Vader in de Hemelen, U bewaren en behoeden voor zúlk een rechtspraak.
Bij het verlaten van het kerkgebouw meen ik een grooter hoeveelheid zilver op de schaal opgemerkt te hebben dan anders.
Zoo gaarne vertelde ik nog even een paar heerlijke ondervindingen van ‘Lelie-klanten’, hoewel ik bang ben te veel plaatsruimte in te nemen, echter hoop ik van harte dat onze freule het toe zal staan, wellicht vindt het weerklank in een hart.
Een dienstbode n.l., die reeds jaren een blinde oude dame verpleegt, deed onmiddelijk na het lezen van mijn artikeltje bij al de buren in de straat, moeite een lot te plaatsen, hetgeen haar zóó wel mocht gelukken, dat ze mij 35 loten kon aanvragen. Ze zond mij een briefkaart waarin zij de hoop uitsprak dat God 's zegen op mijn streven mocht rusten. Ná dien, stuurde ik haar nog 28, gevolgd door 37.
Nu had ze, schreef ze mij, een hondertal loten geplaatst, wat zij zich zelve tot taak had gesteld.
Vindt ge dit niet eene schoone ondervinding?
O, die geringen naar de wereld... Zich zélf een taak stellen; wat flink en navolgenswaard!
Of er zegen op mijn werk heeft gerust? Ik verkocht nu reeds 1064 loten en heb bijeen f 320. - . Maar nog steeds ben ik