goed huwelijk te eeniger tijd’. Voor háár is dus in deze oppervlakkige zorgelooze opvoeding een groote verontschuldiging, wanneer zij plotseling arm achterblijven. Een man daarentegen wordt grootgebracht met de vanzelf-sprekende plicht voor oogen zijn eigen onderhoud te zullen moeten verdienen, zich zelf zulk een positie te zullen moeten veroveren, dat hij daardoor een eigen gezin kan onderhouden te eeniger tijd, met of zonder bij-behulp van zijn kapitaal.
Wat dus te zeggen van iemand die, aldus grootgebracht, door een zorgvuldige leiding, gezond van lijf en leden, uitgerust met voldoende capaciteiten om welke betrekking ook te aanvaarden, zich tot welk vak ook voor te bereiden, daarenboven met genoeg relaties om óók nog te worden gekruiwagend, desniettegenstaande zich niet schaamt jaar in jaar uit te blijven interen zijn klein kapitaal, dáárop te trouwen een eerste maal, dan, als het weldra op is, zich in te kwartieren bij zijn zusters, en van hun zak te profiteeren, steeds maar voortluierend, terwijl hij haar ziet verarmen, jaar in jaar uit, totdat het hem eindelijk gelukt een oude vrouw op te scharrelen, die wel graag mevrouw wil heeten, die hem zich koopt met háár kapitaaltje, en door wie hij zich daarvoor nu van af dat oogenblik ook moet laten gebruiken als haar voetveeg, haar huismeubel; ja, erger, want dat zijn nog maar stomme zwijgende levenlooze dingen, maar deze man moet al de onhebbelijke, gierige, liefdelooze meeningen zijner heerschzuchtige vrouw napraten, moet de zusters, van wier zak hij jaar in jaar uit kalmweg profiteerde (terwijl hij haar armer en armer zag worden ondertusschen) meedoogenloos door haar hooren uitschelden en beleedigen in het bijzijn van vreemden, moet zichzelf de vernedering aandoen dat hij geen fooitje van een stuiver weg mag geven als hij ergens 'n kop koffie gebruikt, dat hij met dronken boeren in de derde klasse moet reizen, alles omdat zijn lieflijke echtgenoote het zoo wil. Heeft zij de hielen gekeerd, dan vertelt hij U, dat niets hem pijnlijker is dan zulk gierig moeten doen, door den kellner, die er op wordt gehuurd immers, het hem eerlijk toekomend fooitje te onthouden, dat hij walgt van een dronken boeren-gezelschap, dat zijn zusters belasterd en ten onrechte aangeklaagd worden, door de onbillijke en vinnige taal zijner
voor rede onvatbare echtgenoote, dat hij-zelf er voor nul in 't cijfer moet bijzitten, wanneer daarentegen de zuster zijner vrouw op visite komt, dat hem dan wordt te kennen gegeven hoe hij nu wel kan opstappen, hoe men hèm niet noodig heeft bij het bespreken der zusterlijke intimiteiten, etc., etc.
Welnu, inderdaad, zulk een man is een lafbek, is een lammeling, is een onzedelijk mensch, evenzoo, ja veel méér nog, dan de vrouw, die, niet-voorbereid om haar eigen brood te verdienen, genoodzaakt is dientengevolge in een huwelijk zonder liefde haar lichaam prijs te geven aan den man die haar onderhoudt! Ik herhaal, voor zulk een vrouw is oneindig veel meer verontschuldiging dan voor den gezonden, tot den levensstrijd behoorlijk afgerichten, en door zeer rechtschapen ouders opgevoeden man, die zich niet schaamt, na eerst een geheel leven geluierd te hebben, en het geld te hebben helpen verteren zijner zusters, zich het genadebrood te gaan koopen bij een vrouw, welke dezelfde zusters, die hem jarenlang goedwillig onderhielden, uitscheldt en beleedigt, - om van hare verdere onbeschaafdheid niet eens te spreken.
Zulke huwelijken zijn onzedelijk, in hooge mate onzedelijk, veel meer dan 'n uit eerlijke liefde gesloten vrije-verbintenis van welken aard ook; - want zulke huwelijken worden aangegaan uit de laagste berekening die er bestaat, die namelijk van het zich willen laten onderhouden door den ander, uit luiheid. Wanneer een vrouw een man trouwt om die reden, dan is zij onsympathiek, wanneer een man echter het een vijftigjarige vrouw doet uit denzelfden grond, dan wordt hij walgelijk, en verliest al de goede eigenschappen die hij nog bezat, - dóór zijn absolute onvrijheid. Bij elke bete broods, bij elken cent dien hij noodig heeft, bij elke uitspanning, bij elk meeningsverschil, wordt het hem ruw-weg duidelijk gemaakt: ‘Gij hebt U naar mijn wil te voegen, want ik, de vrouw, heb U immers voor mijn geld gekocht.’ En het gevolg is dan het achterbaksche andersom praten en het stiekem-weg het vroeger noodgedrongen in tegenwoordigheid der echtgenoote-gezegde gauw weer terugnemen, zoodra hij van haar tegenwoordigheid ontslagen is, en daardoor even durft spreken. -
Ik herhaal, in o zoo korten tijd heb ik zulk een toestand van degeneratie van nabij gezien.
Vroeger vond ik, vonden anderen met mij, dien man alleen zijn eigen ongeluk, maar nu is hij ten diepste te minachten, niet het minst om zijn gedrag tegenover zijn beklagenswaardige zusters, wier geld hij mede heeft