| |
Twee boeken over Opvoeding.
De Moderne Moeder.
Gids bij de Opvoeding, en wenken voor moeders, door dr. J.E. Alberts, naar Dr. Laing Gordon.
Uitgever H. Meulenhoff, Amsterdam.
‘Ik vind altijd dat je een moeder zijn moet om van zoowat het ware te begrijpen’ - zei juffr. van Naslaan, uit de Camera Obscura, naar aanleiding van de in háre oogen ongepaste aandoening, die het jonge meisje ‘Koosje’ verried bij Hildebrands voordracht van Victor Hugo's ‘Quand l'entant paraît’. -
Nu, ik ben ook geen moeder, zelfs geen gehuwde vrouw, en toch waag ik het mijn opinie over ‘De moderne moeder’ hier ten beste te geven’, in de hoop dat vele, zéér vele vrouwen dit bij uitstek gezond en practisch-geschreven boek zich zullen aanschaffen, om voorlichting op hygienisch en opvoedkundig gebied beide. -
‘De moderne moeder’! - Ik beken, ik schrikte al vóóruit toen ik dien titel las! ‘Moderne moeders’ namelijk hebben voor mij gemeenlijk iets zóó weerzinwekkends, wat hun gebrek aan wezenlijken zin voor moederschap aangaat, dat ik meestal met weinig vertrouwen aanzie wat zich onder deze of soortgelijke titels komt aanmelden.
Doch ziet, deze ‘moderne moeder’ is bij nadere kennismaking al heel weinig nieuwerwetsch, waar het excentriciteiten of modefratsen geldt, is óók zoo heel weinig van de moderne leer, dat de meisjes moeten worden volgepropt, coûte que coûte, met geleerdheden, omdat hare hersenen net evenveel kunnen bevatten als die van mannen! Integendeel, die vraag blijft blijkbaar in dit verstandige boek geheel en al eene van ondergeschikt belang, omdat het hier alléén geldt een andere, die namelijk, dat het meisje, dat te véèl vergt van haar lichaam, hetzij door geestesarbeid, hetzij door sport, dáárdoor schaadt hare toekomstige bestemming van moeder, geheel en al onafhankelijk van hare verstandelijke vermogens op zichzelf.
Sociale plichten en genoegens, intellectueele zelfs physische bezigheden nemen de eerste plaats in het leven van de vrouw der upper ten in; kinderen opvoeden is in discrediet. Men herinnere zich echter, dat geen physiek of mentaal proces van evolutie ooit het menschelijk reproductie-instinct kan uitdooven, dat slechts chirurgische verminking van het vrouwelijk kind het ontwaken der puberteit en instinctief verlangen naar kroost kan fnuiken. Hoe zij ook moge strijden voor socialen voorrang of intellectueele ontwikkeling, geslacht naar geslacht zullen de inwendige organen der vrouw de reproductie voorbereiden, waarbij de borsten zich reeds bij voorbaat ronden. De intellectueele ontwikkeling der vrouw is hoogst belangrijk, zoo wel van haar kind als van haar zelf, doch de taal der sexe moet ook worden verstaan en wel zeer duidelijk.’ - - - (blz. 87).
De rede van de vrouw is in de melk harer borsten. (blz. 76).
Zulke flinke wèldoordachte taal is mij uit het hart geschreven, en het geheele boek getuigt van denzelfden gematigden, volstrekt niet-ouderwetschen, maar dóór en door verstandigen zin voor de ware beteekenis van de vrouw in de maatschappij.
Het ligt in den aard der zaak, dat ik mij in deze bespreking méèr zal bepalen bij het eerste gedeelte, dat geldt de opvoeding van het jonge meisje, dan bij het tweede, waarin de zwangerschap en de behandeling van het kind worden aangeroerd met zaakkundige hand. - De opvoeding van het jonge meisje is hare éérste, hare eigenlijke voorbereiding tot het huwelijk later, en, wanneer ik hier in den Haag om mij heen zie, hoe véle heel-jonge, zenuwzwakke, volstrekt niet door finantieele omstandigheden tot werken om den broode veroordeelde meìsjes, onder goedkeuring der ouders, zichzelve noodeloos en nutteloos te gronde richten, in het najagen van examen-eer, of in het overmatig-doen aan sport, of in het willen-offeren aan alle mogelijke mode-ideën van heden dit dieet, en morgen die gezondsheidskuur, dan zou ik willen, dat degenen, die méér dan zij, de verantwoording dragen van dit alles, de vaders en de moeders, zich eens den tijd
| |
| |
gunden een boek als dit met aandacht te lezen, waarin zoo eenvoudig-helder wordt uiteengezet, hoe dom en hoe onverantwoordelijk het is een meisje in hare ontwikkelingsjaren overmatig te vermoeien wáármee dan ook; in plaats van haar den tijd te gunnen tot het in zich opnemen van frissche lucht en vroolijke levensblije gedachten, totdat zij is opgegroeid tot een levenslustig gezondontwikkeld, (maar niet geleerd), jong meisje. -
Zeker, er komt een kentering! Dat constateer ik telkens opnieuw met blijdschap. Zij, die hunne toenmaals twaalf á veertienjarige dochtertjes met zooveel vuur en ijver toelieten het Hilda-van-Suylenburg-systeem, toen mevrouw de Jong van Beek en Donk het uitvond, in toepassing te brengen, ondervinden er nu reeds telkens de wrange vruchten van, op allerlei manieren, en de droeve slachtoffers zijn dientengevolge te talrijk, dan dat niet menig hedendaagsch opvoeder of ouder terugkomt van dat geëmancipeerde denkbeeld: laat het meisje maar haar gang gaan, en zich aan de studie wijden, of aan wat ook, want zij heeft recht op haar eigen-ik; - en bijtijds begint in te zien hoe zij, het meisje, vóór alles dient te worden opgevoed in haar eigen belang voor haar toekomst, waarin zij, tien tegen een, moeder zal worden, en waarin zij de wrange vruchten van een domme en verdwaasde opvoeding daardoor niet alleen aan zichzelve maar ook aan haar kind straks zich te laat zal beklagen.
Zoo b.v. is nu eindelijk door vele doktoren openlijk verklaard, als een uitgemaakte zaak, wat ik reeds van den begin af, waarop het fietsen een mode-woede werd, heb gezegd: Een jong meisje, in hare ontwikkelingsjaren, doet beter niet te fietsen, om hare sexe. - Natuurlijk, de doktoren durven gemeenlijk niet op tegen wat het publiek wil! Vóór eenige jaren was er hier in den Haag niemand, rijk of arm, die het zich niet tot een eerste modeplicht rekende te fietsen. Ik heb mij toen dikwijls afgevraagd hoe al die heel dikwijls verre van rijk-zijnde jongens en meisjes, uit den bescheiden middenstand, eigenlijk kwamen aan 't geld voor een fiets; - maar enfin, zij hadden er een! En, zei je dan aan haar vader of moeder, - want, elk schoolmeisje fietste óók natuurlijk: ‘Hoe is 't mogelijk dat Uw dochtertje dat wordt veroorloofd, want het kan niet gezond zijn voor een meisje in den groei, die houding, en die beweging’, dan kreeg je zonder mankeeren één zelfde verzekering: ‘Mijn dokter heeft er immers niets tegen.’ Maar nu, van lieverlede, is het fietsen een overwonnen standpunt geworden vooral bij de deftige klassen gehéél in onbruik rakend, en ziet, nu plotseling komen een heele verzameling doktoren, met hun naam er onder, per ingezonden stuk in ik weet niet meer wat voor blad betuigen, hoe zij fietsen voor jonge kinderen en niet-volwassen meisjes bepaald onraadzaam achten! - Op heel duidelijk uiteengezette gronden legt deze auteur van ‘De moderne moeder’ hetzelfde uit, en voegt er nog heel wat nuttige wenken aan toe, betreffende het verkeerde van te véél sport of te veel gymnastiek, zoo wel als het even zeer verkeerde van het kind maar per-se met ‘juf’ in de kinderkamer opsluiten, of uitsturen voor een
opgepronkt en gehandschoend wandelingetje; - waarbij het arme wezen zich vooral niet mag vuilmaken natuurlijk, eerstens niet omdat juf-zelve daarvan den last zou ondervinden, tweedens omdat het niet ‘deftìg’ staat, want, gekrulde haren en fijne lichte schoentjes, en met ontelbare strooken geplisseerde jurkjes zouden er door worden ontsierd.
O, indien moeders den wenk ter harte namen, haar hier gegeven betreffende de beteekenis van de opvoeding, juist reeds in de éérste kinderjaren, hoe zouden zij, - altijd indien zij echte moeders zijn, - de behoefte gevoelen zichzelve met wakend oog te overtuigen van het wel en wee van haar kleinen, inplaats van die aan de eerste de beste gehuurde hulp over te laten:
De moeder, die haar eigen kind zelf zoogt en opkweekt, begrijpt, dat ze 't eigendom is van 't kind, en dat het kind de vader is van den komenden mensch. De grond van veel wat zich openbaart wordt reeds in de kinderkamer gelegd - - -. ‘De hand, die de wieg schommelt regeert de wereld’, zegt een Engelsch spreekwoord. - -
Eilacy, hoe weinige der hedendaagsche, zoo druk met andere sociale nooden begane moeders begrijpen, hoe de alleréérste nood die is, waarin het hulpelooze, aan vreemde gehuurde hulp overgelaten kleine kind verkeert, omdat mama goedvindt het op de kinderkamer over te laten aan vreemde oogen, en ondertusschen zichzelve met eigen lusten en eigen genoegens bezighoudt! Neen, ik zal niet zoo onbillijk zijn te beweren, dat alleen hedendaagsche vrouwen zich schuldig maken aan dat euvel! Het motief dat de hedendaagsche ‘intellectueele’ moeder drijft
| |
| |
zichzelve buitenshuis de ontwikkeling harer ‘ikheid’ te gunnen, terwijl ondertusschen binnenshuis een andere kleine ‘ikheid’, (waarvan zij de verantwoording draagt), maar wordt overgelaten aan half-beschaafde, of onverschillige vreemden, het feit blijft hetzelfde, óók in vroegere dagen immers waren de moeders vele, die hare kinderen overlieten, juist in de éérste jeugd, aan bonnes, of kindermeiden, of, nog erger, kindermeisjes, die zelve nauwelijks de kinderschoenen ontwassen waren! - Uit mijn eigen geboorteplaats herinner ik mij, hoe een daardoor voor altijd ongelukkig-geworden, afschuwlijk-leelijk-mank-gaand meisje dat feit te danken had alléén aan de zorgeloosheid harer moeder, die haar liet dragen in haar prille jeugd door een twaalf- of dertienjarig ‘boodschapkind’, met het gevolg dat deze met den te zwaren last struikelde, en het arme wicht op hare armen, dat mèt haar viel, daarna voor altijd mismaakt bleef. Een ander insgelijks in mijn geboorteplaats voorgevallen nog droeviger geschiedenis is die van zulk een dìto kindermeisje, dat dagelijks met vijf kleine kinderen werd uitgestuurd, drie loopend, twee in den kinderwagen. Op een dag viel een dier laatste ongelukkigen eruit, en overleed nog denzelfden avond aan een hersenschudding! Natuurlijk kreeg het nog geen vijftienjarige boodschapmeisje het op haar dak, maar - aan wie was in den grond de schuld, aan háár, of aan de moeder? En, nog een derde voorbeeld uit lang-verleden dagen, dat ik in mijn eigen familie heb bijgewoond, is dat van een allesbehalve moderne, integendeel zéér ouderwetsche rijke moeder, voor wie echter uitgaan en diners vóór alles gingen, en die dientengevolge hare drie jongetjes steeds door een ‘juf’ liet verzorgen. Die jongetjes-zelf vertelden mij later,
hoe juf hen gemakshalve, als zij hen moest ‘mooi maken’, om beneden bij mama vertoond te worden, een voor een boven op een stoel plantte, om zoolang op den volgenden, dien zij hielp, te wachten, uit angst dat zij zich anders zouden bevuilen. Zoo stonden zij daar uren lang als beelden, totdat het háár geliefde met hare toebereidselen klaar te zijn! Wie niet zweeg kreeg een klap! - Maar, veel erger dan dat alles is nog wat er door den omgang met vreemden, met onbeschaafde dienstboden en dergelijken, wordt misdaan aan de ziel van zulke heel jonge kinderen! - Zeg toch niet, dat het niet schaadt als zij nog zoo héél klein zijn! Sla er liever ‘de Moderne moeder’ eens op na, en lees wat al verstandige dingen deze dienaangaande zegt, indien gij mij, ‘die immers geen moeder ben’, niet wilt gelooven! Ook de hoofdstukken over kleeding, over corsetten, over hygiene, over de plicht der vrouw zich bekoorlijk voor te doen, in één woord, al het vele behartenswaardige wat deze ‘Moderne Moeder’ aan opvoedkundigs bezit, beveel ik ter lezing aan! Twee dingen, die mij bijzonder troffen, moet ik nog aanhalen, vóór ik eindig. Het eene betreft het chapiter: houding. Met een paar afbeeldingen wordt aangetoond hoe een meisje wèl en hoe zij niet moet staan! Zeg toch niet, zooals heden ten dage zoo dikwijls geschiedt: dat is alles maar onnoodige ijdelheid! Terecht wijst de auteur erop, dat déze soort ijdelheid noodwendig is integendeel, tot behoud van gezonden van geluk beide. Hoe honderden malen heb ik reeds-oudere vrouwen, juist hier in Holland, niet hooren klagen: ‘Ik begrijp niet dat mijn japon altijd van voren zoo kort wordt na een poosje’. - Past zoo'n dame dan in een winkel, dan bemerkt soms de coupeuse timide-voorzichtig: ‘Mevrouw is van lijf nogal zwaar’. Maar, let nu eens op het figuur in
‘De Moderne moeder’, dat aantoont hoe het meisje niet moet staan, en gij zult dadelijk zien dat in die slechte gewoonte negen van tien der hollandsche meisjes vervallen: de buste vooruit, 't lichaam achterover! Dat geeft dan later een te zwaar lijf, en daardoor een van voren tippende japon. - En het tweede wat ik nog wil aanhalen is het onderwerp: ‘Kookkunst’.
‘Elke huismoeder zou haar familie een dienst bewijzen als ze een cursus in de kookkunst meemaakte, al was het maar alleen om de eentonigheid van het menu, speciaal in het plantaardige gedeelte daarvan, te veranderen.’
Ik dacht bij de lezing van die ware woorden aan het meer en meer in gebruik komen van pension-leven, van in restaurants maar gauw-gauw wat gaan gebruiken, van het zich door den kok een maal laten thuis brengen, gelijk men hier in den Haag ook reeds inrichtingen van de laatste soort veelvuldig telt. Alles goed en wel voor eenzamen, of voor hen die uit armoede niet anders kunnen, maar niet voor huismoeders wien het om het wel en wee van haar gezin is te doen. - Een mijner kennissen trouwde, lang geleden, een rijken man. Het was toen een mode naar de kookschool te gaan, en de vraag werd haar daarom gedaan op een afternoon-tea: ‘Ga jij nu ook niet koken leeren?’
| |
| |
Waarop zij het voor haar gebrek plichtsbesef m.i. teekenende antwoord gaf:
‘Och wat! Ik kan nu voortaan immers hoog loon betalen aan 'n keukenmeid; wat behoef ik er dan zelve verstand van te hebben?’ -
Zóó'n huishouden kan nooit gezellig of verstandig-ingericht toegaan. Want de huisvrouw is dan afhankelijk van haar keukenmeids eischen en grillen. Een andere rijke kennis van mij verheugde zich eveneens in zoo'n hoog-loon-exemplaar, met het gevolg dat zij in haar eigen keuken niet mocht komen, - vertelde ze mij zelve. Dan werd de keukenprinses kwaad. En zij had nu eenmaal verstand van koken; dus bleef mevrouw maar uit haar nabijheid’ - Welnu, zulke meisjes, die aldus trouwen, zijn veel meer de slachtoffers harer moeders, dan dat zij zelve hare eigene oppervlakkigheid helpen kunnen!
Laat mij ten slotte nog wijzen op het allerliefste titelblaadje, van moeder en kind, waarmede de uitgever dit wezenlijk voor elke vrouw behartenswaardige boek sierde; vooral het kindje is snoezig om aan te zien.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II.
Een behartenswaardig boek.
Het kind door Louise Stratenius, (uitgever H.J. van de Garde en Co., Bommel, 2e druk).
Mijn aandacht werd door anderen gevestigd op den bijzonder-behartenswaardigen inhoud van dezen roman, die zijn belangrijkheid allerminst ontleent aan het nu en dan vrij-onhandig-in-elkaar-gezette verhaal dat hij bevat, maar wèl, en dat in hoóge mate, aan de van diep-doordenken-getuigende waarschuwing tegen hedendaagsche plichtsverwaarloozing, waarvan hij getuigt.
Waarschuwen tegen plichtsverwaarloozing onder den schijn van plichtsbetrachting, ziedaar, kort saamgevat, de bedoeling van de schrijfster; tot dat doel schilderde zij in hare hoofdpersonen, de heer en mevrouw Vervoorden, geen zelfzuchtige, plichtvergeten, egoïste ouders - zooals er helaas óók zoo vele zijn - maar oprechte van allerlei menschlievende, de maatschappij hervormen-willende ideeën bezielde menschen, wier tijd en wier leven echter zoo geheel en al in beslag wordt genomen door het zich aan al deze, op zich zelf beschouwd, heel fraaie denkbeelden opofferen, dat zij absoluut voorbijzien hun naastbijliggende, dagelijks-wederkeerende plicht van de ziel van hun kind gade te slaan, van dat kind een zonnig en vreugdevol bestaan te verzekeren; - zoodat het ten slotte, door de zonde van die zich zoo braaf en nobel aan ‘de’ menschheid gevende ouders, wordt opgevoèd tot een slecht en leugenachtig man. -
De eeuw van het kind! Hoe dikwijls reeds heb ik geprotesteerd tegen deze aanmatiging van hedendaagsche menschen, die beweren, dat ze zoo extra veel doen voor de opvoeding, de hygiëne, den gelukstaat van ‘het’ kind, terwijl zij ondertusschen vergeten te beginnen met het begin, van namelijk hunne eigene kinderen dat te geven, waarop deze voor alles recht hebben: een goede, zorgvuldige, dagelijks bestudeerde leiding, gepaard aan een vriendelijk gezellig thuis. Hoe kan er iets terecht komen van een jongen of meisje, die dag aan dag alleen is met meiden of juffrouwen, omdat mama vergadert, en papa uit is, die daardoor nooit gelegenheid heeft zijn kinderhartje vertrouwelijk uit te storten, met al het leed en al de vreugde die er in woont, die, dientengevolge blijft voor zijn eigen vader en moeder een gesloten boek! - Omdat zij, - laten de redenen nog zoo ‘nuttig’ zijn, toch is het een schande - geen tijd vinden thuis te zijn, en hun kind gezelschap te houden. - - Wat ik aldus telkens en telkens weer heb herhaald: er is geen grooter vernedering van de vrouwentaak, van de moeder-plicht, dan het te doen voorkomen, - zooals heden ten dage mode is, - alsof de gehuwde vrouw buiten haar gezin eigenlijk recht nuttig kan zijn voor het algemeen, want integendeel in dat gezin, in de opvoeding ervan, ligt hare grootste en veel-omvattende nuttigheid, datzelfde wil nu Louise Stratenus aantoonen met haar roman, evenals ook onlangs (- Gode zij dank komt er een omkeer) - Cornelie Noordwal iets dergelijks in humoristischen trant uitwerkte in haren roman: De tweede mevrouw Garvliet, - in de geheel met haar ware plichten in het ongereede-geraakte ‘nuttige’ moeder der ongelukkige Agaatje en haar broertjes en zusjes.
Laat de vrouw geestes-arbeid verrichten, zij is er toe bekwaam. Laat haar strijden voor maatschappelijke belangen; men zal haar gaarne het oor leenen, zelfs al volgt men hare wenken niet op; laat haar uitblinken in alles, indien zij zich daartoe geroepen gevoelt, maar laat haar dan ook den moed, de zelfverloochening bezitten eenzaam haar weg te vervolgen, ongehuwd te blijven, nooit moeder te zijn. De allerheiligste arbeid van ouders is die, welken zij aan hun
| |
| |
kind besteden; verwaarloozen zij dien, dan worden zij misdadig, komt de verwoeste toekomst hunner zonen en dochters over hun hoofd; want in hun ouderlijk huis is de kiem te vinden van hun later geluk of onherstelbaren ondergang.
Zoo er ooit woorden zijn geschreven ter behartiging waardig, dan zijn het wel déze, juist in ònze dagen van ‘De eeuw van het kind’, waarin ik U de Haagsche moeders bij tientallen zou kunnen aanwijzen, die precies evenzóó ‘nuttig en zelfopofferend’ leven als mevrouw Vervoorden uit den roman van Louise Stratenus, 's ochtends al vóór het ontbijt vroeg opstaande, omdat zij dan reeds beginnen met brochures schrijven en couranten lezen, maar geen tijd hebbende dientengevolge om haar eigen kinderen bij dat ontbijt een gezellige, vriendelijke, zorgvuldige moeder te zijn, den ganschen dag vervuld met allerlei maatschappelijke verbeteringen van kindervoeding en kinder-kleeding en zuigelingen-sterfte-wering, en wat niet al, terwijl ondertusschen de eigen jongens en meisjes eenzaam aan de koffie-tafel of op de kinderkamer zitten, zonder ander gezelschap om hun hart bij uit te storten dan de meiden of de juffrouw, zonder behoorlijke leiding, zonder één van al datgene waarvoor die nuttige mama's ten behoeve van ‘het algemeen’ zoo vlijtig arbeiden.
Nog ligt het me in het geheugen het congres voor Kinderbescherming, waar een der meest toegejuichte spreeksters eene dame was, wier eigen kleine meisje ondertusschen, in een andere stad, ziek lag aan typhus. De moeder vond zichzelve zoo bróódnoodig om op een congres te spreken voor het heil der kinderen in het algemeen, dat zij volstrekt niet stilstond bij de verlatenheid en van liefde verstokenheid harer eigen kleine meid thuis, die het maar moest stellen zonder liefde. - Nog herinner ik mij de tentoonstelling van vrouwenarbeid, toen ik o.a. mede vergaderde met een dito nuttige dame, die, als zij kwam aandraven, met satisfactie vertelde, hoe zij gauw, gauw, de boterhammen voor hare kleine kinderen had gesmeerd, eer zij was weggedraafd. Ze opeten zonder haar konden ze immers zelf wel! Nu is een dier twee bloeiende kleine meisjes reeds lang dood, en ik heb mij dikwijls afgevraagd: zou die moeder thans nimmer betreuren àl de oogenblikken, welke zij haar had kunnen geven, inplaats van op die tentoonstellingsvergaderingen een rolletje te wollen spelen, waarvoor in hare plaats honderden ongehuwde gezinlooze vrouwen te vinden waren geweest.
Dat zijn maar een páár grepen uit de werkelijkheid, om U te bewijzen dat Louise Stratenus geenzins overdrijft, wanneer zij teekent het eenzame-te-gronde-gaan dier kinderziel van Koert, terwijl zijn ouders links en rechts menschen willen redden, en de maatschappij willen verbeteren, maar intusschen niet begrijpen hoe hij-in-de-eerste-plaats recht heeft op hun aandacht, hun belangstelling, hun zorg, hoe het b.v. eenvoudigweg slecht is op reis te gaan om congressen tegen Blanke-slavinnen-handel te bezoeken, wanneer thuis een klein eenzaam jongetje smacht naar liefde, hoe het slecht is, om ‘nuttige’ redenen, het geheele St. Nicolaasfeest te verwaarloozen, terwijl ondertusschen dat kleine eenzame ventje op dien dag hunkert naar wat vreugde en wat zonnige blijheid; slecht - omdat een kind recht heeft op onophoudelijke belangstelling en liefde en teederheid, juist van zijn eigen ouders, wil hij wezenlijk een goed en gelukkig mensch worden.
Laat mij U nog één bladzijde overschrijven, die de gezonde, de niet luide genoeg te verkondigen denkbeelden van Louise Stratenus wezenlijk magnifique teekent:
Heeft het U niet getroffen, hoevele zenuwlijders er thans zijn?
.... Het zou dwaasheid zijn alle zenuwpatienten te rangschikken onder de kinderen, die slecht werden opgevoed. Maar wel het meerendeel hunner. Vroeger was het reizen zoo moeilijk dat de ouders thuis bleven bij hare kleinen. Het familie-leven werd in eere gehouden; eene wereldsche vrouw was in ons land eene uitzondering, men zag met minachting op haar neer. De jonge hersenen werden niet overstuwd met wetenschappen, die in hun volgend leven nooit te pas komen. Vroeger schreef men op enkele boeken: ‘La mère n'en permettra pas la lecture à sa fille.’ Heden kan men zeggen: ‘La fille n'en permettra pas la lecture à sa mère.’ Dat alles heet vooruitgang, geloof ik, in mijne oogen is het de ineenstorting van alles. Verweekt, ontgoocheld, zonder herinnering aan liefde in het ouderlijk huis, gaat de volwassene het leven in; is het wonder dat de strijd hem te zwaar is. Nooit zijn er zoo vele zelfmoorden voorgekomen, nooit heeft het jonge bruidje zoo weinig de roeping der vrouw verstaan. In de allereerste oneenigheid herinnert zij zich wat de zielemoordende boeken onzer dagen haar hebben verteld: dat er geen liefde bestaat, dat er slechts hartstochten heerschen, even spoedig uitgedoofd als ontvlamd. Na verloop van enkele maanden
| |
| |
is zij onverschillig geworden voor haar echtgenoot, of heeft zij hem leeren verfoeien. Zij betreurt het reeds, niet meer vrij te zijn. Waar zijn de jonge vrouwen die een trots stellen in haar linnenkast, in hare provisiekamer, in haar koper? Dat zijn slechts details - zult gij zeggen - neen, de zorg voor dit alles deed de vrouw leven voor haar gezin; de groote wasch, de inmaak, de slachttijd waren oogenschijnlijk slechts prozaische dingen. - - Ja, het is dichterlijk voor de zijnen te zorgen, ook in de eenvoudigste bijzonderheden, en de vrouw, die dat heilige recht vrijwillig prijsgeeft, is de zenuwlijderes morgen. Onze grootmoeders brachten zonder klagen twaalf zonen en dochters groot; onze vrouwen van heden zuchten en kermen onder den last van één kind; zij worden half krankzinnig van de taak een tweetal dienstboden te besturen. De ouders leeren hunnen kinderen niet meer leven. Zij zenden hen de wereld in zonder geloof, zonder liefde, zonder hoop, zonder macht van toewijding,
Neen, alweder zeg niet: hier overdrijft de pen der schrijfster. Want, weerklinkt niet, op hetzelfde oogenblik nog waarop ik dit artikel schrijf, heel den Haag van het geruchtmakend schandaal uitgevoerd door eene precies aldus grootgebrachte algemeen-hier-bekende jonge vrouw, wier vader en moeder juist zoo met haar deden als de hedendaagsche ouder-typen hierboven geschilderd, en wier kortstondige huwelijks- en moedervreugd eindigde in een tot hare schande uitgesproken scheiding - waarbij - wegens haar wangedrag - het kind den vader bleef, en men er voor haar zelve eigenlijk blij om moest zijn dat de dood haar kort daarna plotseling wegrukte. Indien het niet gold een zoogenaamd uiterst verstandigen vader, maar een doortrokken van allerlei moderne verstands-ideeën, en die dáárnaar zijn dochter heeft opgevoed, haar zoo jammerlijk levenseinde zou niet zooveel beteekenen vóór de hierboven aangehaalde waarschuwende woorden van Louise Stratenus. Maar nu getuigt ook dit levenswerkelijkheid-verhaal te méér, hoe zéèr zij gelijk heeft, hoe groot een onrecht er wordt gepleegd, in naam van hedendaagsche zoogenaamd verstandige opvoedingstheorieën, aan de ziel der kinderen - welke men het leven injaagt zonder iets om op te steunen, zelfs geen herinnering aan huiselijk geluk. Want immers - heeft niet die jonge-vrouw-zelve, vóór zij stierf, goedgevonden haar treurig liefdeloos thuis-bestaan nog te vereeuwigen in een tooneelstuk - waarin vader en moeder en zij-zelve en de haren zijn uitgebeeld. Zoodat er uit blijkt met welk een gemis aan een liefdevol thuis zij het leven inging! - Zóó gaat het tegenwoordig. Alles wordt gedaan voor het publiek, voor de massa, maar, hoe veel méér er zou worden bereikt door een individueel vóórbeeld, van zelf-gelukkig-maken in
eigen huis den manen de kinderen, hoe weinigen begrijpen dat heden ten dage! En dan is het gevolg het lot van zulke jonge vrouwen als de hierboven aangehaalde die óók een kind nalaat!
Dat is het, dat gevaar waartegen Louise Stratenus met klem en overtuiging te velde trekt in haar roman - waarin zij allerlei verschillende kinderleventjes wist te vervlechten, - dat van armen en van rijken, van bedorvenen en van verwaarloosden. - Zeker, zij is soms te ver gegaan, zij overdrijft als romanschrijfster, en zondigt daardoor tegen de werkelijkheid. Maar men moet haar boek daarom ook niet lezen als een verhaal - maar alleen als een getuigenis. Als zoodanig is hare schildering van het leven en doen der het zoo goed meenende Vervoordens een beeld uit het werkelijkheidsleven van den Haag en andere groote steden gegrepen; - evenals haar vereenzaamde, op zijn vrije middagen door de ‘nuttige’ mama verlaten Koert een geheel wàre greep is uit wat wij dagelijks kunnen zien om ons heen van zulke rijke, toch in den grond zoo arme kindertjes - die geen jeugd, geen zon, geen blijheid hebben, met wien het gaat, zooals mij eens de kindermeid eener nimmer thuis te vinden, heel-gefortuneerde familie antwoordde: ‘Wilt U wel gelooven, freule, dat wij, de keukenmeid en ik, altijd zeggen: ‘Wat hadden wij het thuis beter en prettiger dan deze voorname kindertjes, die altijd aan ons zijn overgeleverd! Want wij hadden tenminste een thuis!’ -
Behartenswaardig voor ouders, die met geweld van hun kind een ‘dame’ willen maken, - en die zijn er óók zoo heel velen - is ook de levensgeschiedenis van Marietje, het kruideniers-dochtertje, dat op de Antwerpensche kostschool geheel vernuffigt en verleugent, en, uit valsche schaamte, hare medeleerlingen wijsmaakt een generaal tot vader te hebben. En hoe gevoelig klinkt daartusschen dan nog haar antwoord aan het gebochelde meisje, uit dien eersten tijd toen zij nog onschuldig en onbedorven was: ‘Moeder heeft mij altijd geleerd, dat in een bult engelen-vleugelen zitten, en dat ik voor gebochelde menschen heel lief moet zijn.’ -
| |
| |
Ik dacht daarbij aan hetgeen ik-zelve heb bijgewoond, in eigen familiekring, bij een o zoo orthodox-geloovige bloedverwante, waar de jongste dreumes werd gevraagd, bij wijze van algemeen amusement: ‘Hoe doet Keesje van 't spoor?’ En dan, onder 't gegichel der oudere broers en zusters, en van de ‘vrome’ moeder-zelve, begon het kind, zoo mank als het maar kon, met een krom ruggetje, door de kamer te waggelen! - Wéér een vóórbeeld hoe kinderzielen, door onverstandige en domme ouders, worden verflenst en verontreinigd! Dáárom vertel ik het. - Waarlijk, een boek als dat van Louise Stratenus moest door de geheele pers luide worden toegejuicht, moest door èlken opvoedkundige met de meeste instemming gelezen worden, bovenal moest het op tafel liggen bij elke moeder die hedendaagsche uithuizige neigingen in zich voelt. Helaas! Zoo behoorde het te zijn! Maar het tegendeel is het geval. Wie tegen den stroom oproeit heeft altijd een ondankbaren arbeid. Alleen de kleine minderheid zal een boek als Het Kind waardeeren en toejuichen. Ik voor mij stel er een eer in mij-zelve tot die minderheid te rekenen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|