De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd‘Lohengrin’ van Richard Wagner.Ga naar voetnoot1)De vertolking van ‘Siegfried’ is voor de jonge Duitsche opera een succes geweest. 't Publiek heeft goeden wil getoond. Nu zal Lohengrin gaan. Lohengrin de meest bekende, misschien de meest geliefde, zèker de meest verkeerd verstane opera van Wagner. Tannhäuser en Lohengrin zijn de beide laatste werken uit den tijd toen 't sterke streven van den grooten meester nog onbewust genoemd kan worden. Wil men de beteekenis van deze beide meesterwerken volkomen omvatten dan moet men bedenken dat ze zijn ontstaan in een krisis-periode, in het leven van den grooten componist. Daargelaten de uiterlijke gebeurtenissen in het kunstenaarsleven, zijn het vooral de innerlijke in de ziel van den meester die van een krisis kunnen doen spreken. Wagner droeg in zijn hart al lang om een werk dat hij zou mòeten geven, al zijn dichten en doen gold feitelijk dat eène werk, maar het bewust beheerschen van den Kunstvòrm ont brak den meester nog. Was deze openbaring niet gekomen in hem bij 't geven van den Lohengrin in 1848 dan was werkelijk de kunstenaar ten onder gegaan. Want Wagners ziel was tot het uiterste gespannen, zijn geest was moe gedwaald van 't lange zoeken. Hij had zich wonden geworsteld in 't zoeken naar den vorm die goéd was voor zijn kunst- | |
[pagina 276]
| |
uiting. En juist wanneer de verheven kunstenaarsziel de vertwijfeling nabij is, volbrengt bij den gewichtigen daad. Wanneer men Tannhäuser en Lohengrin naast elkander legt dan ziet men hoe de meester gedurende de compositie reeds het probleem van zijn kunstwerk heeft opgelost. Tannhäuser is dieper dan Lohengrin, heeft volmaaktere eigenschappen, daarom waarschijnlijk dat Lohengrin meer geliefd is bij 't groote publiek. Bij Lohengrin is de muziek zoò overheerschend vaak in vergelijking tot het zèggen van den dichter dat het wel lijkt of de geest van den dichter niet zelden geheel is opgelost in de ziel der muziek. Lohengrin, de graalridder wordt aangèbeden, maar wordt niet begrèpen! Hiermede is ook het wezen der Lohengrin-muziek aangegeven. Lohengrin wil begrepen worden, maar door Liefde enkel begrijpt men de groote dingen van God. Begreep men Lohengrin, dan begreep men Wagner - dan had men den blik geslagen in het diepste van zijn kunstenaars-wezen. Lohengrin is, geloof ik, nooit anders voor het groote publiek geweest dan een tooneelstuk, dat heèl bekoorlijk is gemaakt door een zachte, gevoelige muziek. De muziek voert niet over in die wereld waar ‘des Todes Nacht uns ihr tief Geheimnis vertraut’. Een nog onbewuste aandoening enkel van die wereld nabij te zijn, ontroert de ziel. Gedurende het Leven van den meester werden én Tannhäuser én Lohengrin nog onverkort opgevoerd, in Weenen, o.a. waar de Lohengrin-opvoering van 7 tot 11 duurde. Volgens Schopenhauer, de groote bewonderaar van Wagner, is dit te langGa naar voetnoot1). In de ‘Mittheilung an meine Freunde’, spreekt Wagner over den Lohengrin, noemt hij den Lohengrin, ‘den Typus des eigentlichen, einzigen tragischen Stoffes, überhaupt der Tragik des Lebenselementes der modernen Gegenwart, und zwar von der gleichen Bedeutung für die Gegenwart, wie die Antigone für das griechische Staatsleben es war’. Elsa heeft òok een politieke symboliek. Behalve dat hij in haar het wezen der vrouwen-ziel heeft doordrongen vertegenwoordigt Elsa ook den geest van het Volk, ‘nach dem ich auch als künstlerischer Mensch zu meiner Erlösung verlangte’. Wat noóit een ziel kan zeggen, het wezen van God, het wezen van Liefde, het wezen van het Leven - Streven, heeft Wagner gezegd in die verheerlijkte muziek waarvan de ontroering heen voert af van de aarde naar een mensch- en wereld-vreemde streek van énkel gevoel. Lohengrin ontroert, zooals we worden ontroerd door iets dat we ons goddelijk denken en weten. Wil men Lohengrin verstaan - zoo moet men kennen die wonderlijke sage van den Heiligen Graal, waarvan Vilmar zegt: ‘Tot een stoutere vlucht heeft de dichterlijke fantasie haar kleurige wieken nooit ontplooid noch in de oudheid, noch in den nieuweren tijd, dan in de opvatting der sage van den heiligen Graal.’ Ongeveer zes honderd jaren heeft de sage gerust, toen heeft Wagner haar weer opgevat. Wie kent 't voorspel van Lohengrin niet, dat eindeloos teere en fijne ruischen van zilver zuivere hemel-klanken, die verheerlijkte muziek van enkele violen in de tonen waarvan Wagner heeft neergelegd het dalen van den Graal uit den hemel. Uit 't ijle goud van diepen hemel ruischen ze aan de wonder-vreemde tonen, dan wijder zich verbreedend, dieper dalend uit het blauwe Niets, treedt 't wonder op de aarde. Dan trilt de in heilige ontroering luisterende ziel - dan, bij 't telkens weder komen van dat heilige graal-motief, voelen we die vreemde ontroering als raakte 't sereen gewaad van Engelen ons aan. We voelen naderen dat goddelijk wonder - langzaam aan, dan komt de Graal - aanschouwen we 't wonder. Een wonder van geluk, doortrilt van weemoed in 't droef-bewuste dat dat weldadig schoon weer heèn kan gaan. Dat geeft de ontroering in Lohengrins woordenmelodie: (3de Bedr.) Erkennt ihr ihn, dann musz er von euch ziehn,..
Wanneer dan 't Graalmotief ons meegenomen heeft in 't gouden hemel-licht, wég van de aarde, dan hooren we 't extatisch komen van den zang van Elsa van Brabant, waarmede ze den ridder van den Graal verwacht. En wanneer ze in edele extase zingt: Lass mich ihn sehn, wie ich ihn sah,
Wie ich ihn sah, sei er mir nah!
dan voelen we daaruit de bovennatuurlijke macht van den Graal. En dan komen ze weer de heilige melodieën van den hemel - dan zingt de zang uit 't wonderland in onze ziel een grijs geheimenis dat 't licht van God doorschemeren gaat: | |
[pagina 277]
| |
In fernem Land, unnahbar euren Schritten,
liegt eine Burg, die Monsalvat genannt:
ein lichter Tempel stehet dort in Mitten,
so kostbar, als auf Erden nichts bekannt;
drin ein Gefäss von wundertät'gem Segen
wird dort als höchstes Heiligtum bewacht;
es ward, dass sein der Ritter reinste Pflegen,
herab von einer Engelschar gebracht;
alljährlich naht vom Himmel eine Taube,
um neu zu stärken seine Wunderkraft;
es heisst der Gral, und selig reinster Glaube
erteilt durch ihn sich seiner Ritterschaft.
En dan zien we 't land dat we wel naderen maar nooit bereiken zullen en diep in ons voelen we de schoonheid en de droefheid van ons leven dat niet meer dan strèven wezen mag. Een schemer-nacht van schoone tragiek weeft zich heen om onze ziel. Het bereiken is niet voor den mensch. Het weten sluit het leven uit. En wenschen is al wat 't Leven geeft. Nàderen tot God, tot 't schoone nàderen in Liefde. Wagner heeft bereikt welhaast in Lohengrin wat hij wenschte; door de muziek het innerlijkste der menschen los te maken. Door den heiligen Graal zijn Lohengrin en Parsifal verwand. In de kern der stof is Wagner op twee wijzen hooger opgegaan; genealogisch, van Lohengrin tot diens vader Parsifal, en metaphysisch van een mythischen inhoud tot een mystischen, specifiek christelijken. Maar ziel van 't geheel blijft de heilige Graal. Ik wil ter wille van de duidelijkheid in enkele woorden trachten te geven de geschiedenis der Graal-sage. In West-Europa heeft lang de sage geleefd in de middeleeuwen. Daar is veel over gedroomd en veel over gedicht. Graal-dichters waren er velen: twee die zich verhieven: in Frankrijk: Chrestien de Troyes - (Perceval), in Duitschland, Wolfram von Eschenbach - (Parzival). Na 1300 verdwijnt de sage uit de letterkunde. De ridderschap herleeft niet meer. Maar eenmaal komt er nog een Graalkoning: Wagner. Chrestien en Wolfram en Wagner vormen een hemelboog, eeuwen overreikend. Wagner ontleende de stof van Parsifal voornamelijk aan Wolframs epos. In een gedicht van Robert de Borons vinden we wat de Graal isGa naar voetnoot1). De Graal is daar 't symbool van het Heilig Sacrament. Verschillende historici spreken van de Graal. Maar toen begon 't volk te dichten en te fantazeeren, verwarde de verschillende gegevens. De legende komt dat Jozef van Arimathia door een wonderdadigen schotel is gevoed, (graal, waarsch, van gradale = schotel) De Graal wordt heilige Graal, zinnebeeld van christelijk geloof. De Graalbroeder is een oude koning, die voor een oude zonde moet boeten en zwaar te lijden heeft. Naast de Graalsage loopt aanvankelijk de Parsivalsage, het slot is 't zoeken echter weer naar den Graal. Parsifal is de zoeker, de zwerver. We vinden een boek der onnoozelheid, het boek van den twijfel, het boek des heils. Wolfram heeft de sage artistieker behandeld dan Chrestien. Langzamerhand gaat 't sprookje zedelijke beteekenis krijgen. 't Religieuze element lijdt er niet onder. De Graal ontvangt zijn kracht van den Hemel. Iederen Goeden Vrijdag komt de witte duif die den Graal voedt. In een brief van 30 Mei 1859 aan Math. Wesendonk spreekt Wagner over zijn opvatting van de sage. Die opvatting wordt dieper, reiner, oorspronkelijker, Wagner heeft, oók in den Lohengrin treffender het religieuze element op den voorgrond gesteld. ‘Het wonder van den Graal heeft Wagner voor ons onthuld, wij staan in bewondering voor het groote wonder zijner kunst,’ aldus eindigt G. van Poppel een zeer diepgaande en gevoelige studie over de Graalsage. ‘En Chrestien, en Wolfram èn Wagner hebben dat wonder ontvangen van Omhoog. Voor hen was die kunstkracht de uit den hemel nedergedaalde heilige Graal. Wij zien die engelen der Kunst met dat hooge kleinood tot ons neerzweven als in 't voorspel van Lohengrin; vol eerbied en geestdrift aanvaarden wij dien Graal en blijven er dankbaar voor, ook lang nadat de geesten, die hem brachten, weer in de hooge hemelen zijn verdwenen’ JOHAN KONING. |
|