Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Tweeërlei wijze van wraaknemen.
Dein: ich bin gerecht, klingt mir: ich bin gerächt.
Friedrich Nietszche.
Wij lazen gisteren in de Courant van een jonggehuwde vrouw, die door haar vroegere Mevrouw, bij wie zij diende, was aangeklaagd wegens het stelen van eenig linnengoed, en nu zwanger zijnde in een staat van hevige smart en vertwijfeling in de gevangenis werd gesloten.
Het recht moet zijn loop hebben. ‘Ich bin gerächt’ -
Wij lazen heden in den Strijdkreet van een Russischen boer, die door zijn buren werd bestolen, en de graanzak, die zij in de haast op het veld lieten liggen, terugbracht met de woorden: ‘Hier is uw zak - gij moet wel arm zijn om te stelen.’ -
Door het edelmoedige voorbeeld van dien man werden deze oneerlijken tot andere menschen.
Die gezegende Rus noemde zich Christen.
Hoe die Mevrouw zich noemt, weten wij niet.
Hoe zij zich gevoelt, zouden wij wel gaarne weten.
Was haar eigen leven zoo geheel schuldeloos - heeft zij, als kind en als meisje nooit gelogen - nooit bedrogen of gesnoept (een ander soort stelen). Heeft zij nooit eenig mensch gehaat of kwaad gedaan? (wie zijn broeder haat is een doodslager zegt Jezus, die voor zijn eigen moordenaren bad) - o! - dat zij dan, indien zij zoo gansch zonder eenige zonde is, de hand legge op het hart, en God danken dat de omstandigheden haar zoo gunstig waren, en haar hebben behoed: ‘te worden als een van dezen’. -
Maar, om een jonge vrouw en aanstaande Moeder, in de gevangenis te doen werpen voor het stelen van eenig luttel goed, daar behoort een hart toe, het hart van den Pharizeër die uitroept: Heer ik dank U dat ik niet ben gelijk die tollenaar!
Doch het zou kunnen wezen dat hiernamaals tot dien Pharizeër gezegd werd: Ga weg van hier - Ik ken U niet!
Moge deze woorden onder haar oogen komen, de eigengerechtige, de vreeselijk zelfzuchtige - want wij zouden wel eens willen zien, of zij zich dat zóó zou aantrekken wanneer het linnengoed bij haar buurvrouw ware gestolen.
Zij draagt nu op haar geweten, ter wille van een paar gestolen hemden of broeken, dat een arme