Groen-loopen.
Binnenkort verwachten we weerden ontgroeningstijd - in Delft is hij reeds begonnen. Wat die ontgroeningstijd is, weet een ieder die er van nabij mee kennis maakte, wie niet in deze omstandigheden verkeerde, kan door 't lezen van verschillende brochures er een idee van krijgen.
Wat beoogt de ontgroeningstijd - me dunkt 't woord geeft zelf reeds antwoord op de vraag; het is 't ontbolsteren van ‘groene’ jongens, van broekjes die soms verwende, vervelende kereltjes kunnen zijn met veel praatjes, trachten te ontnuchteren.
Zèker - er zijn van die aankomende pedante ‘jochies’, echte praatjesmakertjes en vaak leeghoofden met een groote wereldwijsheid, alles beter wetend dan een ander; en voor deze laatste zou een ‘behoorlijke’ ontgroening geen kwaad kunnen
Zoo is mij persoonlijk een geval bekend van een heel bangen papa voor z'n eenig zoontje, een echt troetelkindje, waaraan men nu reeds kan zien dat 't een ‘doe-niet’ in de maatschappij zal worden.
Genoemde papa schreef aan den Senaat van een zeker studentencorps, of de studenten toch vooral zijn zoon niet te veel zouden plagen, want daar kon hij beslist niet tegen.
Gevolg. Zoontje-lief kwam aan in de stad waar hij ontgroend zou worden, een troepje studenten wachtten hem op met een zuigflesch met speen, waarin melk en de patient werd zeer zacht in een nagemaakte groote kinderwagen gelegd.
Kon het ook onnoozeler van genoemden papa.
Een mij ander bekend geval is 't volgende:
‘Een zeer verlegen jongmensch, bij 't menschenschuw af, werd door twee oudere studenten gelast om tusschen twee jonge meisjes een heel eind mee te wandelen op straat en haar gezellig te onderhouden: de jongen durfde niet, weigerde tòt hij opeens besloot te gaan; 't viel hem meê en werkelijk kwijtte de verlegen jonge man zich behoorlijk van z'n plicht, dat hij er op 't laatst pleizier in kreeg, hij deed alsof hij niets hoorde toen de studenten hem riepen.
Later beweerde hij dat dit werkelijk den eersten stap was geweest om eens wat vrijmoediger te worden.
Ziet lezer(es) deze voorbeelden zijn al heel onschuldig, en mij dunkt deze zullen geen nadeeligen invloed hebben op de jonge mannen. Edoch - er zijn maar àl te veel gevallen bekend, waarvan het een schande is dat dergelijke gebeurtenissen plaats kùnnen hebben in deze eeuw, de eeuw van het kind genoemd. Want, nietwaar, is het niet tenhemelschreiend dat een paar jaar geleden een ‘groen’ zóó met 't hoofd van de trappen is gebonsd dat de stakker nog wezenloos is. Wat moet er in 't hart van de ouders omgaan?
En zóó iets heeft nog plaats in onze beschaafde! samenleving; als een dergelijk feit voorkomt bij wilde volkeren haalt men minachtend de schouders op en roept uit ‘'t zijn net beesten!’
En nog o! zooveel meer afschuwelijks gebeurt er in dien ontgroenings-tijd - men behoeft slechts een enkele brochure te lezen; des te erger omdat in deze wantoestanden vaak jongelui van goeden huize, die beter kunnen weten, er een eerste rol in spelen.
Zij toch zouden 't U hoogst kwalijk nemen indien gij hen niet beschouwdet als de ‘upper ten’ van deze maatschappij; is 't dan niet hun eerste plicht te toonen tot deze laatste te behooren, niet alleen in ‘naam’ maar ook vooral in ‘daad’.
Waarom gaan zij, de goeden natuurlijk niet te na gesproken, de jongeren zoo heel vaak voor in alles wat maar een menschenziel kan verlagen en bezoedelen? denken zij heusch dat een dergelijke ‘ontgroening’ den aankomenden student tot ‘man’ zal maken?
Och, maar wat praat ik over ‘denken’, dit laatste doen zij helaas niet; want als ze werkelijk eens ernstig nadachten wat al kwaad er gesticht wordt door den ontgroeningstijd, zooals die nu bestaat, moesten ze m.i. tot het bewustzijn komen dat zij niet alleen den ‘groen’ als mensch verlagen maar in de allereerste plaats zichzelf.