| |
Fontein des Levens.
O, wat'ren, blijf stroomen,
J. VAN REES -VAN NAUTA LEMKE.
| |
In Goud.
- O, het verlies is groot -
Dat van je lippen vloeide,
Heb ik maar half gehoord.
Ik hoor het je nog zeggen,
‘Maar moedertje, gij antwoordt
Mij op mijn vragen niet.’
Je woorden, o mijn kindje,
Als 't beekje in de lente,
| |
| |
Zou drogen, en ik nooit meer
Je lieve stem klonk altijd
Zoo vroolijk en zoo blij,
O, had ik maar geluisterd,
In goud, het kleinste woord,
Dat ik ooit van mijn kindje
J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE.
| |
Verdriet.
Wanneer een kind, nog onbedorven,
U vóórgaat naar het Vaderland,
Om zich t' ontplooiën altijd mooiër,
Geleid, gesteund door liefde-hand.
Wanneer 't u tijd'lijk wordt ontnomen,
Voor de' aarde slechts, voor 't leven niet -,
En u in liefde blijft omzweven,
Is dàt wel 't allergrootst verdriet?
Er is verdriet, veel erger.... erger,
Oneindig zwaar en bang en groot:
Als ouders kind'ren moeten missen
Voor 't leven zelf, niet door den dood.
Als kind'ren, vurig afgebeden,
Hun weg, het goede niet meer zien,
Wanneer hun Eng'len om hun schreiën,
Zoo lang, zoo eind'loos lang misschien.
Als de' ouders niet het kinder lijfje
Verliezen, maar de kinderziel,
Dàt is verdriet, dat schrijnend, brandend
Als vuur, in 't ouderharte viel.
Dàt is verdriet, zóó droef, zóó troostloos,
Zoo naam'loos felle, wreede pijn,
Dat alle leed en smart der aarde,
Er bijna zonneschijn bij zijn.
J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE.
|
|