De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 162]
| |
heid. Afvalligheid niet alleen, maar vijandschap toen deze hoogere wetenschap de hare begon in den weg te staan. Een tweede huwelijk volgde met Dr. Daniel Patterson, dat al even ongelukkig afliep als het eerste, daar de jonge, mooie, joviale luitenant niets ijligers wist te doen dan scheiding aan te vragen en van haar weg te vluchten naar een hermitage bij Saco. Daar stierf hij eenige jaren later, eenzaam en vergeten. Het culminatie-punt in het leven van Mrs. Eddy was in 1861, de ontmoeting met Dr. Phineas Parkhurst Quimby. Deze stond bekend en hoog aangeschreven als een ‘mental healer’ - een genezer van gemoedsziekten. Eerlijk in overtuiging en praktijk bracht hij inderdaad vele genezingen teweeg. Hij noemde zijn theorie: ‘Mental Science, Mind Science - ook wel Christian Science. Nergens in haar werk vinden wij dat zij Dr. Quimby de eer geeft haar leeraar te zijn geweest. In drie weken had dr. Quimby Mrs. Eddy van een zeker lijden genezen, waardoor zij in dankbare gehechtheid geheel zijn ideeën overnam en een zijner beste leerlíngen werd. In 1866 stierf Dr. Quimby, hetzelfde jaar waarin Mrs. Eddy beweert in haar werk ‘Christian Science’, dat zij deze wetenschap heeft uitgevonden. Op andere plaatsen beroemt zij zich, geheel de leer van Christus te volgen, doch Jezus' leer was: ‘gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet,’ en Mrs. Eddy's zoogenaamde uitvinding diende met-een als speculatie. Jezus erkende in Zijn groote nederigheid ‘ik kan zonder den Vader niets doen,’ Mrs. Eddy neemt de eer en wetenschap van een ander, en eigent zich die toe als de hare. Zoo gingen eenige jaren voorbij tot Mrs. Eddy in 1870 Richard Kennedy ontmoette. Deze jonge, intelligente hooggestemde Ier, werd Mrs. Eddy's gunsteling en later haar associé in de nu opgerichte school voor ‘Mind-healing’. Maar niemand kon het op den duur bij Mrs. Baker Eddy uithouden. In '72 verliet Richard Kennedy haar en werd haar grootste mededinger en dus tegenstander. Haar haat tegen Kennedy werd een der hevigste emoties van haar leven en sinds dien tijd dateert het schrikbeeld Mesmerisme, waarmee de ongelukkige vrouw zichzelf en anderen het leven vergiftigt. Zij ging zoover van een anderen gunsteling Spofford bij een ongelukkig eindigende behandeling aan te klagen en hem voor het gerecht te dagen. De angst voor dierlijk magnetisme is een bezetenheid geworden, waardoor Mrs. Eddy van de eene plaats naar de andere vlood, totdat zij zich eindelijk barricadeerde in een vestingachtig kasteel te Newton-Centre. Wij zouden het spook Mesmerisme kunnen noemen haar zenuwlijden, haar zenuw-angst. Haar drie beste leerlingen Kennedy, Spofford en Augusta Stetson zijn allen door deze manie in den ban gedaan en door haar van booze tooverij beschuldigd. Waarlijk haar oude dag was niet rustig noch gezegend. Een proces tegen haar eigen zoon, die zijn deel van de met Christian Science verdiende millioenen vraagt, verlaten door haar vrienden en vroegere gunstelingen, bevend en vreezend voor een hersenschim, vergood door de Christian Scientisten, en toch zoo verlaten en alleen in geforceerde eenzaamheid. Zoo eindigt de autobiografie van Miss Milmine met de nauwkeurigheid en onpartijdigheid van een historieschrijver te boek gesteld. Het zou onjuist zijn te beweren dat Christian Science van Mrs. Eddy een oninteressant werk is. Integendeel er zijn wel juiste gevolgtrekkingen in, maar nog meer uitgaand van een verkeerd standpunt, komt de schrijfster tot logische gevolgtrekkingen van dat verkeerde uit. Waar zij echter verrassend zeker schrijft, mogen we aannemen dat zij als medium gebruikt wordt door den overleden Dr. Quimby of getrouw zijn vroegere leeringen overschrijft. De dwalingen waarin zij vervalt, rekenen wij haar onwetendheid toe. Dwalingen door lichtvaardig oordeelen. Nemen wij nu slechts een hoofdstuk uit haar werk Christian Science and Spiritualisme waar zij een tot wetenschap geworden geloof aanvalt, dat duizenden tot troost, genezing, redding en tot bekeering is geweest. ‘Niets is reeël dan God alleen’ zoo lezen wij op blz. 71. ‘God en zijn denkbeelden zijn werkelijk.’ ‘Kwaad heeft geen realiteit. Het is geen persoon, plaats, noch ding, maar een geloof, een illusie, van de materieele zinnen.’ Hier is reeds een fout. Indien haar axioma waarheid behelst, dat stof niet voelen kan, hoe kunnen dan materieele zinnen denken, gelooven, zich een illusie vormen. Geloof en illusie zijn beiden uitsluitsels van ons geestelijk vermogen, van onze verbeelding | |
[pagina 163]
| |
of voortellingsvermogen. Zij zegt: stof kan geen pijn voelen; wanneer gij slaapt of dood zijt, of onder narcose, waar is dan de pijn?’ Stof kan niet voelen? Maar wel bezielde stof, wat wij mensch noemen. In den slaap kan men wel degelijk pijn gevoelen, daar men van den pijn kan wakker worden. Stof kan niet voelen - maar de schrijfster vergeet het medium tusschen stof en geest: onze zenuwen - de telegraafdraden die iedere sensatie naar de hersenen overbrengen. Onder narcose kunt ge niet gevoelen (toch roepen sommigen patienten: ik voel alles) maar in dien toestand is het bewustzijn verdoofd, waardoor wij tot erkenning van gevoelen komen. Als wij dood zijn - kunnen wij niet voelen - maar dat is juist omdat het levensbeginsel uit het lichaam ging. Een lijk is niet langer bezielde stof - maar onbezield. De ziel ging naar de haar passende sfeer. Nu volgt op blz. 71, een zekere ontwikkeling van Plato's idee omtrent de urtypen aller dingen. Dus aan velen bekend. ‘Sluit uw oogen’ heet het verder ‘en ge zult een roos zien - ruiken en aanraken; dit is een bewijs dat een roos het product is van den geest. ‘Neen’ zouden wij zeggen ‘als wij nooit wakend een roos gezien hadden, konden wij ons die niet slapend voorstellen.’ ‘Uit uw droomen kunt ge leeren dat geen menschelijk verstand, geen stof het beeld of de gelijkenis is van God en dat onsterfelijke Geest niet in stof huist.’ (Mrs. Eddy). Wij zouden zeggen: uit onze droomen kunnen wij de werkingen van het hoogere leven leeren kennen. In de schrift spreekt men van voorspellende droomen; God gaf waarschuwende droomen, die de menschen wijs deden te volgen. Wij allen weten zeer goed dat geen stof het beeld of de gelijkenis is van God, evenmin als men zeggen zal ‘deze steen is de beeldhouwer, of dit palet of deze verf is de geest van den schilder.’ Neen - maar de geest van den schilder gebruíkt palet, verf en penseel om zijn visioenen op het doek te brengen; het marmer dient den beeldhouwer om zijn visie der schoonste vormen te belichamen. Zij zijn de openbaringen van den artistieken geest. Als wij aannemen dat God ons schiep, zoo zijn wij de uitingen van den geest diens grooten Formeerders - niet de formeerder zelf. De schepping is een gedachte Gods en de Geest gebruikt de stof om zijn gedachten zichtbaar te maken. Wanneer wij ál de instrumenten van een orkest zien, dan zal niemand zeggen: ziedaar de geest van den Componist. Zij moeten dienen om de fijnste werkingen van dien geest, ten gehoore te brengen - en even dwaas zouden wij zijn uit te roepen ‘die instrumenten zijn niets - alleen wat daar leeft in het hoofd van den componist heeft iets te beteekenen.’ Zeker - maar zelfs het grootste genie heeft die instrumenten noodig; zij zijn de mediums van den componist. Het orkest is het middel om zijn verheven gedachten in prachtige harmoniën weer te geven. De orkestleden zijn des meesters bezielde werktuigen. Verachting van den stof wijst op onwetendheid. De geheele bezielde schepping is op stof gebaseerd. Electriciteit - de beweegkracht van het Universum is toch nog een stof - magnetisme is een stof - een soort vergeestelijkte electriciteit. Geven wij het woord weer aan Mrs. Eddy. ‘Wanneer de wetenschap van den geest wordt begrepen, zal het blijken dat spiritualisme een dwaling is, hebbende geen wetenschappelijke basis, noch oorsprong, geen bewijs, geen macht. Ik heb nooit in spiritualisme kunnen gelooven.’ Dit zegt iemand die vroeger optrad als clairvoyante - als medium. Men moet wel zeer achterlijk of aanmatigend zijn om te durven beweren in dezen tijd dat het spiritualisme op geen wetenschappelijke basis berust. En dan al die eminente wetenschappelijke mannen die zich daarmede bezighielden, daaruit hun conclusiën trokken, na jarenlang ernstig, nauwgezet onderzoek. Nooit heeft zij gelezen dat onsterfelijk werk van dr. Justinus Kerner ‘Die Seherin van Prevost, de sleutel tot alle raadselen. Geheel onwetend schijnt zij van het bestaan van geleerden zooals Professor Duprel, de professoren Huxley, Hodgson, Lombroso, Richet, Zöllner, Myers, Hadlock, Ribot, Hyslop en honderd anderen. Maar op dezelfde wijze gaat Mrs. Eddy te werk met de filosofen. In twee regels worden zij allen afgemaakt. Kant, Hegel, Fichte, Spinoza, Leibnitz, Descartes enz.... enz.... het gaat als van een leien dakje (zie No and Yes bl: 31). Alles wordt overboord geworpen met een | |
[pagina 164]
| |
paar lichtvaardige woorden die de goêgemeente versteld doen staan, maar de meer ontwikkelden voorgoed innemen tegen een arrogante betweetster, die voor haar leer, de meest slaafsche gehoorzaamheid en onderwerping vraagt, en op al het andere trapt en treedt omdat zij dit niet in haar systeem gebruiken kan. Theosofie, occultisme, de leer die op eeuwenoude traditie berust, wordt overboord geworpen als zijnde strijdig met Christian Science, of liever met de theoriën van Mrs. Eddy. Want het blijven slechts theoriën die mogelijk eenmaal in de geestenwereld mogen gelden, doch onhoudbaar zijn, zoolang wij op de aarde moeten wonen. En waarom die aarde als stof verachten? Is zij niet de prachtige woonplaats van mensch en dier, een lustoord door al haar bloemen, planten en boomen? Het symbool van den levenden mensch: stof-dierenrijk, menschenrijk. Door de stof zijn wij als uit die aarde genomen; een goed ontleder vindt in het lichaam alle elementen wêer - want alles is één. - Door het hoofd behooren wij tot het geestenrijk - door hart en borst tot het overgangsrijk tusschen mensch en dier. Het gevoels of zieleleven, zetelend in het groote gangliënstelsel - saamgewonden als een knoop, ineengestrengeld als de hersens en ook met het vermogen toegedaan te lezen. Leg op de borst van een magnetisch slapende een boek, zij zal u met gesloten oogen daar uit voorlezen. - In het woord Jehovah (Science occulte) liggen deze drie rijken opgesloten. De mensch als beeld van den Eeuwige sluit in zich het onsterfelijk princiep dat wij Leven noemen. Geest - ziel - lichaam - deze drie verdeelingen door den eenvoudigste te begrijpen - onafscheidelijk zoolang wij op aarde leven. In de occulte leer bestaan de onderafdeelingen, in de stellingen der theosofen daaruit overgenomen. 1. De ziel van het geestelijk lichaam - goddelijke ziel, engelen ziel - menschenziel. 2. Het astralelichaam - ziel - leven - stof. 3. Het stoffelijk lichaam, ziel - leven - stof. Ziel als beweegkracht, samengaande met het organisch leven. Volgens Mrs. Eddy is het geloof, dat leven in de stof huist, dat ziel in het lichaam leeft, dat de mensch uit stof geformeerd werd, een doodelijke dwaling, met de Christelijke leer in strijd (Christian Science bladz. 485. Recapitulation). Wij wilden ons echter alleen bepalen bij dat hoofdstuk in haar werk: Christian Science and Spiritualisme, waarin eigenlijk haar geheele dwaalleer is vervat, en waar wij haar kunnen aangrijpen en bestrijden op bekend terrein - een wereld zoo wijd van omvang en begrip, dat een geheel menschenleven van studie, onderzoek en nadenken, daaraan besteed wordt. De goden van anderen omtewerpen om eigen afgod op een voetstuk te zetten, dat is altijd de oproepingskreet geweest waardoor duizende tegenstanders ten strijde trokken. Op bl. 79 kunt gij lezen: ‘De onwetenschappelijke zegt ‘Gij zijt ziek - Uw hersenen zijn overspannen - gij moet rusten. Uw lichaam is zwak - gij moet het versterken. Gij hebt zenuwuitputting en moet daarvoor behandeld worden.’ Nu moet de Christian Scientist tot den lijder zeggen; ‘gij zijt niet ziek, gij hebt geen pijn.’ Stel u eens voor in smart en lijden, en er komt een gezonde voor uw bed en zegt: ‘ge hebt niets; ge lijdt geen pijn. Pijn is verbeelding.’ Zal dit de kranke goed doen? Neen - deze heeft recht te denken ‘dat kunt gij gemakkelijk zeggen die daar sterk en gezond voor mij staat’ - en het weiníge medelijden, de ongevoeligheid dezer woorden zal hem treffen. Het is niet aangenaam als men pijn lijdt dat een ander zegt ‘o, dat is niets!’ Wanneer wij dien spreker zelf in lijden zagen, zou hij wel anders redeneeren. Zoo kan men te werk gaan met onopgevoeden, met onontwikkelden. Maar voor degeen die nadenkt is daar een betere weg, meer leidend tot de waarheid. Onze wil is gelijk een electrische stroom die het geheele lichaam doortrilt. Zend die stroom naar de pijnlijke plaats, roep Gods hulp aan, zich openbarend in duizende dienende geesten, uw pijn zal bedaren, ten minste dragelijk worden! Leid uw geest af door lectuur, of zijt ge daartoe niet in staat, verdiep u in mooie en lieve herinneringen. Stel een voortreffelijk beeld voor uw geest, denk aan liefde, wijsheid, goedheid, opoffering - denk aan Jezus die u voorging in klaagloos lijden. Zou dat niet beter helpen dan te zeggen: daar is geen pijn; ziekte, zonde, dood is maar verbeelding. Door het kwaad te loochenen, geven wij geen goed remedie. Het kwade onder de | |
[pagina 165]
| |
oogen te zien en met bewusten wil het goede te kiezen, is een betere weg. Indien er geen pijn ware en geen ziekte, zonde en dood - dan zijn Jezus' genezingen evenzooveel dwalingen geweest. Christus genas de zieken door de uitstraling van zijn magnetische kracht (de Heer sprak: daar is kracht van mij uitgegaan, toen de kranke vrouw Zijn kleed aanraakte.) Tot den zieke en den zondige sprak Jezus: genees en zondig niet meer. Indien de zonde geen werkelijkheid ware, de oorsprong van alle ellende op aarde, dan zou Christus niet daartegen gewaarschuwd hebben, daarvoor gestorven zijn. Mrs. Eddy wil dat gij tot den zondaar zegt, er is geen zonde, doch op een andere plaats spreekt zij zichzelve tegen met de woorden, ‘leer den zondaar dat er geen genot in de zonde is.’ Ach, dat is schermen met woorden! Er mag geen genot in zijn voor den drinker om zich te bedwelmen - maar hij is een slaaf van den drank geworden. De drank heeft de kracht van zijn wil gebroken, zoo noodig om te strijden tegen de lust tot drinken. Hem het vertrouwen in Gods kracht terug te geven - de ketenen te breken die hem aan de zonde binden, zijn eigen latente krachten weer op te wekken, zou dit den drankzuchtige geen betere hulp kunnen zijn dan de woorden ‘Er is geen genot in den drank.’ Neen, dat weet hij zelf wel. Hij drinkt ook niet om genot, maar om zijn ellende te vergeten. Hij drinkt omdat hij het niet laten kan. Om nog iets te schijnen, nog iets te presteeren heeft hij de drank als opwekking noodig. Zie, zijn handen beven, zijn ooger staan flauw en wezenloos. Hij drinkt - het beven houdt op - er komt weer gloed in den uitgedoofden blik. Hoeveel artisten zijn er niet, die om te kunnen werken, om de zoo noodige inspiratie te vinden naar die verderfelijke opwekking grijpen? Kortzichtig is de gedachte: er is geen genot in het drinken. De kwestie gaat veel dieper. Zij drinken niet voor hun genoegen - maar om zichzelf te vergeten - om los te worden van dat ellendige, onderkomen lichaam, en zoo den geest op te zweepen, die zich anders niet meer van dit uitgeputte, van dit afgesleten instrument bedienen kan. Zeg tot den wereldling, den losbandige - er is geen genot in de zonde. Zult ge hem daarmee genezen? Wijs er hem liever op dat hij zijn ziel en lichaam beide ten gronde richt - dat er van uit die onzichtbare wereld klachten komen van hen, die op aarde hun goddelijke gave dus hebben vernietigd. Wij hoorden van een aan den drank verslaafde, die zoo zeer onder den indruk was, juist van een bericht uit de geestenwereld, dat hij het plan opvatte en ten uitvoer bracht, niet meer te drinken. Moge God hem de kracht geven te volharden. Maar Mrs Eddy zegt: ‘er is geen communicatie meer na den dood.’ Wanneer zij zich op Christus beroept als haar voorbeeld, Zijn naam gevend aan haar nieuwe wetenschap, hoe is zij dan zoo onwetend dat Christus zelf op den berg verkeerde met Mozes en Elia? De discipelen zagen hun gestalten, als die der menschen, maar o zooveel meer verheerlijkt. Hoe bedenkt zij niet, dat Jezus na Zijn dood aan Zijn discipelen verscheen, gaande door de dichte deuren, gesloten uit vrees voor vervolging? Hij droeg dat verheerlijkt geestelijk lichaam, waarvan Paulus spreekt, het astrale lichaam reeds bekend bij de Ouden, de groote bewerker van alle manifestaties al loochent Mrs Eddy het bestaan er van. Christus is ons voorbeeld. Met recht wordt Hij genoemd de eersteling uit de dooden. De eersteling in dien zin, dat Hij formeel vere scheen aan Zijn discipelen en wilde dat zij de opstanding als een werkelijk feit verkondigden aan de menschen. Dit is een leer, die wij met meer recht kunnen noemen Christian Science.
De geest is schepper, een uitbeelder. Een ieder weet dat men zich door angst of verbeelding een ziekte zou kunnen aantooveren, maar Mrs. Eddy gaat te ver in haar meening dat alle ziekte het werk is van een kranken geest, van angstige verbeelding. Een dokter heeft een klein krabje aan de hand, mogelijk door een speld of een kat veroorzaakt. Hij weet het zelf niet, dus neemt geen voorzorgen. Dien dag opereert hij een abces. 's-Avonds zwelt de vinger op waaraan hij dit onzichtbaar krabje had. Er ontstaat gevaar voor bloedvergiftiging (onlangs hier gebeurd), door spoedige hulp nog voorkomen. Waar is nu de kranke geest (die dokter was | |
[pagina 166]
| |
zoo gezond als een visch,) die dit gevaar veroorzaakt heeft? En zoo zal ieder wel bij eigen of anderer ervaring weten, dat deze theorie, waarop de gansche leer gebaseerd is foutief is. Diepergaande in de wetenschap dat de geest werkelijk schepper is en uitbeelder. Een magnetiseur geeft een magnetisch slapende een spel kaarten in de hand, waarvan hij op ééne kaart een gedachtenbeeld getooverd heeft. Mogelijk dacht hij aan een bloem of een vogel. De slapende zal zeer zeker uit al die kaarten, die eene kaart nemen, en de naam noemen van het gedachtenbeeld. In een lezing van professor Blois uit Parijs, toonde deze geleerde de werkelijkheid aan van deze beelden door de fotografische plaat. Tegen het voorhoofd eener moeder, die sterk aan haar verloren kind dacht, werd een gevoelige plaat gelegd, waarop het beeld van het kind later zichtbaar werd. Wat is dit dan anders, dan dat wij een fotografisch toestel in ons verborgen hebben, niet in letterlijken zin, maar toch zoo werkelijk, dat men den misdadiger op het spoor kwam, door zijn beeld in het oog van den vermoorde. De geest is een schepper, een formeerder. Diezelfde geest die in staat is door vrees of verbeelding zich een ziekte aan te tooveren, diezelfde kracht is in staat een werkelijke ziekte door den wil te reduceeren. Toch is het een waar woord dat tegen den dood geen kruid gewassen is. Om dus zoo'n klaarblijkelijk iets weg te cijferen en te beweren: er is geen dood - moet men de zaak dieper opvatten. ‘Het lichaam kan niet sterven’ zegt Mrs. Eddy, ‘want het heeft nooit geleefd - de geest is eeuwig.’ Het lichaam sterft wel degelijk. Het is voor den geest niet langer een bruikbare woonplaats. Wanneer het huis verbrandt, doet de bewoner wijs het te ontvluchten. Dwaas is het te zeggen: dit huis kan niet afbranden. Men keere het om. De bewoner zal niet verbranden als hij maakt dat hij weg komt. Wanneer het sterfelijk deel niet langer geschikt is voor het onsterfelijke, zoo zal de geest zijn vlucht hernemen in sfeeren die voor hem geeigend zijn. De verkeerde redeneering van Mrs. Eddy, dat stof niet sterft, want het heeft nooit geleefd, brengt haar steeds op den dwaalweg. ‘Stof kan niet met stof communiceeren.’ Hiermede wordt het spiritualisme afgemaakt. Het is ook niet de stof die gemeenschap uitoefent, maar geesten, nog in het vleesch zijnde, houden communicatie met geesten die van het vleesch verlost zijn. ‘De geest’ zegt de schrijfster ‘gebruikt geen electriciteit of magnetisme.’ Het is de geest die heeft uitgevonden de telegrafie zonder draad, en daarvan bedient hij zich wel degelijk voor het overseinen van zijn gedachten. Om electriciteit nu maar, als zijnde materie, weg te cijferen omdat dit nu eenmaal in het stelsel past, geeft een bewijs van groote geborneerdheid. Electriciteit draagt het heelal. Het is het medium tusschen de zichtbare en onzichtbare wereld. Terecht noemt Newton het: ‘sensorium Dei’. Het imponderabele wordt als kracht door den geest gebruikt. Wat geen gewicht heeft bezit het sterkste vermogen.
JOSEPHINE GIESE. |
|