Huiselijke Haard.
Schoonste droom in 't menschenleven,
Blijde werklijkheid op aard,
Zegen aan den mensch gegeven,
Zijt gij, huiselijke haard.
Veilig plekje, waar de ouders
En de kind'ren, groot en klein,
Leven, lieven, werken, strijden,
En eendrachtig samen zijn.
Kweekplaats van karakters, sterke
Met een rein en teer gemoed,
Die het leven rijker maken
En de wereld mooi en goed.
Veil'ge haven na de branding,
Waar de levensstorm bedaart;
Toevluchtsoord voor alle leven,
Dierb're huiselijke haard.
O, gelukkig, die bezitten
Nog dat plekje, hier op aard,
Held'ren gloed en warmte stralend,
Nog den huiselijken haard.
Baken in de donk're nachten,
Waarheen 't oog der ziele staart,
Vol vertrouwen, hoop en liefde,
Meer dan aardsche schatten waard.
Reddingsboei voor hen, die dwalen,
Hun hergevend, rust en vreê,
Wijl zij dobberen op de baren,
Hulp en steun, die door herinnering
Bloemen vlecht om menig kruis,
Dat zoo zwaar is, om te dragen,
Voor den zwerver, ver van huis.
Zalig, zalig, die in 't leven
Heeft een huiselijken haard,
En, mocht hij hem eenmaal derven,
De herinnering trouw bewaart.
J. VAN REES-VAN NAUTA LEMKE.
|
|