Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus met verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Wed: W. (Multatuli). - Gij geeft geen pseudoniem aan; misschien verwacht gij ook geen corr:-antwoord. Echter is het mij ten eenenmale onmogelijk particulier te correspondeeren, daarom hoop en vertrouw ik, dat gij U-zelve zult herkennen. Om met de aanleiding tot Uw brief te beginnen, daar gij-zelve zegt nooit van het door mij aangehaalde boekje te hebben gehoord volgt daaruit reeds van-zelf, dat gij over den inhoud ervan geen oordeel kunt of moogt hebben. Voor zoover ik weet is het een weinig-verspreidwerkje; het heeft op mij een bijzonder-diepen indruk gemaakt, juist omdat uit die brieven van ‘Tine’-zelve onbetwistbaar blijkt, dat zij niet in staat was haar man te waardeeren, integendeel, waar hij telkens opnieuw vertelde van de moeiten en ontberingen waarmede hij te kampen had terwijl hij den Max-Havelaar schreef, hem slechts antwoordde met de meest triviale klachten en verwijten over allerlei kleinzielige dingen. M.i., is het door U meegedeelde feit, dat Multatuli-zelf later aan haar nagedachtenis opdroeg een herdruk van den Max-Havelaar, allerminst een bewijs dat zij dáárom geen triviale vrouw zou hebben kunnen zijn. Ten eerste lag het wel een beetje in den lijn van Multatuli's geheele optreden zoo'n soort van lievigheid in het publiek achterna, maar ten tweede spreek ik immers ook niet van wat hij-zelf heeft gedacht of geoordeeld over de vrouw die hij eens liefhad, en die de moeder was zijner kinderen, maar van den m.i. onbetwistbaar-weerzinwekkenden indruk dien hare brieven aan hem op anderen moeten maken. En eindelijk, dat er tusschen hem en zijn tweede vrouw óók wel conflicten zullen zijn geweest, wat heeft dat er mede te maken? Gij hebt gelijk, geloof ik, als gij zegt: hoogstaande menschen moesten eigenlijk nooit huwen. Dat ben ik met U eens. Die zijn er niet geschikt voor, voor het gewone huwelijk.’
Maar, daar zij nu eenmaal menschen zijn, worden zij evengoed als 'n ander verliefd, en dan is het wettelijk huwelijk het voorgeschreven ‘zedelijk’ slot, en meteen dikwijls het begin van de ellende.
- Gij zulf er wel in gelijk hebben, dat Tinezelve geen broer had, en dat de in het boekje door haar aangehaalde oud-zee-kapitein, die bereid was Multatuli een plaats als hofmeester op een boot te bezorgen, is geweest een zwager van hem of van haar; en ook is het mogelijk, dat zij niet daar in huis-zelf logeerde, maar toenmaals in dezelfde plaats woonde als hij. Die bijzonderheden herinner ik mij niet zoo precies meer, om ze U te kunnen tegenspreken, maar wèl weet ik beslist, dat juist dat aanbod hem hofmeester op een Ned.-Ind.-boot te maken, waarover Tine uiterst aanmoedigend schreef, in zijn antwoord aan haar Multatuli met recht bitter verontwaardigde. Ik weet heel precies nog hoe ikzelve met hem meevoelde bij het lezen van die koude woorden, waarin zij hem, den talentvollen man, die in Indië een zoo hooge betrekking had bekleed, wreed-verwijtend aanried dat baantje nu maar hoe eer hoe beter aan te nemen.
- - Met heel veel belangstelling las ik Uw naam, omdat ik daaruit zie dat Uw broer nog indertijd met mijn vader is geweest in aanraking, toen deze naar Suriname ging als Gouverneur. Ik herinner mij dat dáárom zoo goed, omdat ik toen wat Uw broer over Multatuli heeft geschreven met veel belangstelling had gelezen. - En gij hebt dus Uwerzijds met vele mijner familieleden kennis gemaakt! Gij weet dan zeker dat de bewuste dame, die bij U in huis heeft gewoond, dezen winter is overleden? -
Ik vind Uw schrijven aan mij recht vriendelijk en sympathisch, en hoop dat gij het niet aan Rechthaberei zult toeschrijven indien ik U weerspreek. Gedeeltelijk berust Uw brief op een verschil van appreciatie van den bewusten persoon, en over zoo iets laat zich niet redetwisten. Maar het bewuste boekje met die brieven van Tine bestaat; ik wil gaarne moeite doen uit te vinden waar het is te krijgen. - Voor Uw sympathie met mijn werk en mijn oprechtheid dank ik U hartelijk, en ik wensch U het beste toe met Uw gezondheid, voor zoover dat mogelijk is indien gij reeds zooveel daarvoor hebt geprobeerd. - Mocht gij lust hebben tot nog eens schrijven, dan vindt gij mij steeds gaarne bereid tot antwoorden.
Nelsie. - Ik heb Uw bijdrage aangenomen, omdat zij er net door kan, maar ik heb veel liever van U een goed hoofdartikel. Over dat laatste van U heb ik van verscheidene abonné's brieven gekregen om hun instemming te betuigen met die gezonde en verstandige taal, en ook omdat juist zoo iets niet genoeg gezegd kan worden heden ten dage. Daarentegen ben ik overtuigd dat dit verhaaltje van U - een zooals er ontelbare bedacht worden - op niemand een héél diepen indruk zal nalaten. Zelfs de titel drukt al uit hoe het slot zal zijn. Daarom hoop ik dat gij U liever aan de hoofdartikels (in dien geest als het vorige) zult houden. - Toen gij Uw brief hier afgaaft zult gij mij niet hebben kunnen zien, daar ik te bed lag. Van harte heb ik mij verheugd bij de lezing van Uw brief en van Uw jong geluk, en ik kan mij zoo precies die thuiskomst voorstellen omdat gij dat alles zoo levendig en zoo klaar-uitgebeeld beschreven hebt. Minder goed kan ik