leuke meid geworden, die hij flink zoende, en zei dat de lucht op De Ekenhuize haar 'n lekkeren frisschen kleur had gegeven, heel anders dan die Haagsche bleekneusjes!
En oom Sjoerd óók, nu vergroeid tot 'n verwijfd, heelemaal kaal, Haagsch high-life meneertje, met stijve dandy-maniertjes, zou wèl lust gehad hebben haar 's, van wege 't oom-schap, ongegeneerd te mokkelen. Als hij maar gedurfd had om zijn strenge, fatsoenlijk-kijkende vrouw. -
‘Jou schijnt 't buitenleven géén goed te doen’ - zei Mary stekelig tegen Geerte, in aansluiting op meneer Eduma de Witt's opmerking over Ellen's frissche wangen. - ‘Je ziet er bepaald slecht uit’ - - -
Geerte kon 'n hatelijkheid meer of minder niet schelen. - Zij, die eens, als 't verwende trotsche minister-dochtertje, nommer-een geheerscht had in dezen kring, moest nu immers maar steeds dulden, God op haar bloote knieën danken, dat ze haar niet hadden weggetrapt heelemaal, uit hun ‘reine’ omgeving, als 'n schadelijk ongedierte. - -
In het begin had zij de verzenen tegen de prikkels geslagen, was in opstand geweest erom. - Nu allang niet meer. Zij voelde zich nu te veel vervreemd onder deze menschen, die niet háár leven leefden, die niet wisten van hare uren van doodelijke verveling ginds op De Ekenhuize, als ze verdooving zocht in veel en lekker eten, en in lang slapen, en in romans-lezen, draak-romans, met allerlei sensatie-tooneelen erin, die haren niet heel hoog ontwikkelden gedachtengang in prettige spanning hielden hoe 't zou afloopen. -
Tante Holt had net thee ingeschonken, - en Mary had net van tusschen haar dichtgeknepen lippen uit gezegd, dat zij bedankte, want dat zij 't voor niet gezond hield thee en koekjes vóór den eten, - toen de knecht binnenkwam om te zeggen hoe er een vreemde meneer was, die mevrouw Stinia even alleen te spreken vroeg. - -
‘Heeft hij zijn naam niet genoemd’? - vroeg mevrouw Holt achterdochtig. - ‘Je weet wèl Willem, ik houd niet van zulk soort geheimzinnige bezoekers; dat zijn gewoonlijk maar bedel-partijen.’ -
Maar Willem reikte haar al 't kaartje, op 'n presenteerblaadje. - -
'N naam, die niemand iets zei, van 'n mr. in de rechten. - O ja, toch, meneer Eduma de Witt wist wel, dat het 'n jong-advocaat was, 'n heel nette man. -
Ze dronken, zooals altijd wanneer mevrouw Holt geen jour hield en daarvoor de salons openzette, gezellig thee in haar intiem boudoir. - ‘De meneer was dus gelaten in den grooten salon’ - zei Willem.
Geerte, onverschillig, even toch wèl voelend 't air de dedain waarmee Mary's blik gleed langs haar ouderwetsche zwarte japon, met 'n minachtende uitdrukking dat ze zóó voor 'n vreemden meneer moest verschijnen, stond op, ging hooren wat er van haar verlangd werd. -
'n Paar minuten later al kwam ze terug; ze zag krijtwit. Maar haar stem klonk héél kalm, terwijl zij zei:
‘Er is 'n ongeluk gebeurd met Govert-Jaap. Tusschen 'n auto en den tram ingeraakt. - Die meneer kende 'm, en is me komen waarschuwen. - Hij ligt in Bronovo.’ - -
Ellen gaf 'n gil. - Zij werd overigens niet, zooals zij altijd in romans had gelezen dat in zoo'n geval gebeurde steeds, bewusteloos, of viel dood, of werd in een woord op een dergelijke gemakkelijke manier verlost van haar eerste wanhoop. - - Integendeel, tegelijk met dien eenen gil bleef ze heel duidelijk alles hooren en in zich opnemen wat er gebeurde, hoe grootpapa en oom Sjoerd naar den salon gingen, waar de jonge advocaat nog wachtte, om te hooren of hij met nog iets kon helpen, en hoe moeder vertelde, dat vader, omdat de vergadering in Amsterdam bijzonder-vroeg was afgeloopen, dien dag hen had willen verrassen, door hier in den Haag te komen eten bij hen. Zij, Ellen, begreep dadelijk heel precies, midden door haar vlijmende smart heen, - zooals je juist dan aan zulke kleinigheden denkt, - hoe het zijn verlangen naar háár was geweest, dat hem hierheen had gedreven, om háár te verrassen. - -
En toen had hij 'n al in beweging zijnden tram van lijn 8, die over plein 1813 gaat, willen pakken, en tegelijk was er een auto in volle vaart aangekomen, en hij had er onder gelegen zonder dat eigenlijk iemand precies kon zeggen hoe 't was gebeurd. Zeker de Haagsche drukte wat afgewend! En de auto-zelf had hem dadelijk naar Bronovo overgebracht. En de jonge advocaat, die in den tram had gezeten, en hem had herkend, had zich gedienstig aangeboden zijn familie te gaan waarschuwen, want hij was heelemaal bij zijn bewustzijn gebleven, had dadelijk zelf alle inlichtingen gegeven. - -
Mevrouw Holt maakte onder het verhaal telkens theatrale bewegingen van: ik kan 't niet aanhooren, terwijl Geerte integendeel bijna eentonig, als ging het haar niet aan, opdreunde. Ellen hoorde haar grootvader en oom zeggen, toen ze terugkwamen, dat ze al om een rijtuig getelefoneerd hadden voor moeder en haar. - - En dat er naar Bronovo was getelefoneerd óók door hen, en: ‘geen onmiddelijk levensgevaar.’ - -
Ze spraken allemaal door elkaar heen, opgewonden, verschrikt, in de war; niet, omdat Govert-Jaap hun iets kon schelen,