De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVredesgedachten.In een tijd van den diepsten vrede in de geheele wereld, lijkt het, alsof de volken besloten hadden, over niets anders dan oorlogschepen en kannonnen te spreken... Onze eeuw, een overgangsperiode, is rijk aan tegenstrijdigheden, en men mist maar al te dikwijls de logica. Dit merkt men ook op tusschen het begrip, dat de officieele wereld met be- | |
[pagina 36]
| |
trekking tot den vrede huldigt, en de handelingen, die dienen moeten ter bevestiging daarvan. We zijn het allemaal roerend eens, dat de vrede eene noodzakelijkheid is: een oorlog tusschen kultuurstaten is niet alleen schadelijk voor de oorlogvoerende Staten, maar ook voor hen, die daarbij niet betrokken zijn. Men is er dan ook ernstig op uit gewapende conflicten te vermijden, en tòch heeft men nog nooit zóó op eventueele botsing gerekend als juist nu. Nog nooit heeft men in zoo hooge mate de beste krachten van den Staat voor oorlogsdoeleinden verspild als juist nu, en dat in een tijd waarin men er zoo op uit is den oorlog te vermijden. Eene verklaring voor deze tegenstrijdigheid vinden we in de spreuk: ‘Si vis pacem para bellum’, ontleend aan de politiek der oude Romeinen. Men vergeet echter, dat de tijd waarin dat volk leefde, niet te vergelijken is met dien van nu. Wat toen voor goed gold, geldt thans voor heel wat anders. Wij leven toch in een tijd, die in het teeken staat van verkeer, en waarin beschaving en wetenschap een hooge vlucht hebben genomen. Doordrongen van de onhoudbaarheid dezer oude Romeinsche spreuk; overtuigd van de gevaren, die uit deze dwaling voor onze beschaving moeten ontstaan; bezield met de gedachte, de tegenwoordige en komende menschheid van den last te bevrijden, die in den vorm van oorlogsbudgetten op alle naties rusten; vertrouwende op de macht van het recht, is er sinds eeuwen een beweging bezig voor de vredesgedachte te propageeren. De eerste schrijver, die het onderwerp over een eeuwigen vrede behandelde, was de Abbé Charles Irenée de St. Pierre, die door zijn ‘projet de la paix perpétuelle entre les potentats de l'Europe’ de gemoederen wakker schudde. Na hem namen Rousseau en Jeremy Bentham het voor de vredesgedachte op. In 1795 gaf de groote wijsgeer Immanuël Kant zijn beroemd werk ‘Zum ewigen Frieden’ uit. Bijna tegelijker tijd verdedigde ook Herder de idee van eeuwigen vrede in zijn ‘Briefen zur Beförderung der Humanität’. Sinds dien trachtten verschillende vredesvereenigingen de vredesgedachte te verspreiden. Vooral de kwakers en onder hen, de vredesapostel Elihu Burritt waren ijverig in de weer. Burritt ijverde in woord en schrift voor de vredesbeweging. Door zijn toedoen en met medewerking van Henry Richard had in 1848 te Brussel het eerste internationale vredescongres plaats, dat te Parijs gevolgd werd door een tweede, onder voorzitterschap van Victor Hugo. Hier sprak Victor Hugo de woorden: ‘Er zal eenmaal een tijd komen, dat men in de musea kanonnen zal laten zien, gelijk men ons heden ten dage folterwerktuigen toont’. Onder nog meer belangstelling vond in 1849 het derde congres plaats te Frankfurt a/Main. Mannen van naam betuigden daar hun instemming met wat de pacifisten wilden. Het congres verklaarde den oorlogGa naar voetnoot*) in strijd met godsdienst, wijsbegeerte, zedelijkheid en het doel der Staten. Zulks kan ook niet anders; het doel van onzen christelijken godsdienst is toch immers: de verbroedering aller volkeren. Is dit bereikt, dan is het Koninkrijk Gods op aarde gevestigd. Geen ‘oog om oog, tand om tand’, maar ‘hebt uwe vijanden lief, zegent hen, die U vloeken, doet wel dengenen, die U haten, bidt voor hen, die U beleedigen en vervolgen’. Leerde de verheven Stichter niet, dat wij, ‘Gods kinderen’ zijn? In 1851 en 1853 had respectievelijk te Londen en Edinburgh het vierde en vijfde congres plaats. Al mogen deze congressen op niet veel praktische resultaten kunnen wijzen, hun beteekenis voor de vredesgedachten moeten we niet onderschatten: de personen van naam daar vertegenwoordigd, spraken zich beslist en onomwonden uit voor den vrede. In Amerika deed de vredesgedachte haar eerste intrede in de parlementen. In Europa was het Engeland, in wiens parlement Richard Cobden het nut van scheidsgerechten bepleitte. Engeland's groote zoon Gladstone verklaarde na de Parijsche conferentie in 1856, dat de oorlog daar voor 't eerst veroordeeld werd. Algemeen bekend is de werkzaamheid der ‘Friedens- und Freiheitsliga’, die hare jaarlijksche bijeenkomsten te Genève houdt. In 1873 gaf E. de Lavely zijn beroemd werk uit ‘des Causes actuelles de guerre en Europe.’ In 1879 sloot Bismarck een verbond met Oostenrijk, waaruit latende ‘Dreibund’ ontstond. In 1889 werd te Parijs het eeuwfeest der Fransche revolutie gevierd, en begon daarmede een nieuwe periode voor de beweging: sinds dien hebben er jaarlijksche bijeenkomsten plaats. Met deze congressen | |
[pagina 37]
| |
neemt ook de vredesbeweging in beteekenis toe. De vredesgedachten maken nu grooten voortgang. In Gladstone, Pandolfi (Italië), Peez (Oostenrijk), Pater Scheicher (Oostenrijk), Lieber (Duitschland), e.a. vonden ze welsprekende pleitbezorgers. In 1893 bepleitte paus Leo XIII het nut van den vrede. Caprivi sprak in 1894 de gedenkwaardige woorden: ‘Wir wollen nur Kulturaufgaben lösen, das friedliche Zusammenleben der Völker erleichtern, die europäischen Kräfte zusammenschliessen für eine spätere Zeit, wo es einmal notwendig sein sollte, im Interesse einer grossen gemeinsamen Wirtschaftspolitik einen grossen Komplex von Staaten gemeinsam zu erfassen’ Van de hand van generaal von Gossler verscheen in het ‘Militär-Wochenblatt’ van Maart 1894 een artikel, waarin hij de gedachte uitspreekt ‘eine friedliche Vereinbaringzwischen den Staaten behufs Vermeidung eines Krieges auf eine Reihe von Jahren zu treffen.’ In 1899 verscheen tc Berlijn het standaardwerk van den Staatsraad Johann von Bloch, getiteld: ‘Der Krieg’. Het mocht Bloch gelukken den Czaar van Rusland voor zijne theoriën te winnen. Den 28 Aug. 1898 verscheen het bekende ‘Czarenmanifest’ Dit manifest werd in het kamp der pacifisten met vreugde begroet. De woorden in dit manifest vervat, waren geest van hunnen geest; het zou de vredesgedachte een geduchten stoot geven. Een alleenheerscher, de opperbevelhebber van het grootste staande leger, was hiermede een ijverig propagandist voor de vredesgedachte geworden. Den 6en April 1899 noodigde de Minister van Buitenlandsche Zaken, de Beaufort, namens onze regeering, de verschillende Staten uit tot een bijeenkomst, die op verzoek van de Russische regeering, te 's Gravenhage zou plaats vinden. In het huis ‘ten Bosch’ kwamen officieele afgevaardigden van 26 regeeringen bijeen. Een gevolg van deze conferentie was de stichting van een permanent Hof van Arbitrage (vreedzame beslechting van internationale geschillen). Den 15en Sept. 1902 kwam dit Hof bijeen ter behandeling van een conflict tusschen de Vereenigde Staten van N.A. en Mexico betreffende een groote som gelds, waarbij laatstgenoemd rijk veroordeeld werd tot betaling der som (ongeveer 3½ millioen gulden met een jaarrente van ± f 100.000). Geleerden en staatslieden van naam lieten zich zeer gunstig uit over de werking van het scheidsgerecht; de pacifisten kunnen met voldoening op hun werken terugzien. Keizer Wilhelm getuigde ettelijke jaren geleden ‘die Solidarität unter den Völkern der Kulturländer macht allmählich Fortschritte’. Ja, voorwaar de pacifisten konden trotsch zijn, temeer nog, toen de verdienstelijke Engelsche pacifist R.W. Cremer in 1903 den Nobelprijs in ontvangst mocht nemen. Zij bleven echter niet stil zitten, doch nemen tot op heden ijverig deel aan nationale en internationale congressen. Binnenkort zullen ze zich weêr op reis begeven naar Stockholm om deel te nemen aan de beraadslagingen van het daar te houden vredescongres. Wij hopen en verwachten dan, dat zij hun invloed zullen aanwenden ten bate van de eendracht tusschen de volken. SENDA |
|