De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver Toilet
| |
[pagina 27]
| |
onder te doen voor de afbeelding er naast fig. 4, voorstellend: de Jongen met de Gans uit het Louvre te Parijs. Een gedeelte van het eerste hoofdstuk behandelt het kind, gezien door het oog des kunstenaars. Naar des schrijvers inzien is het slechts aan zeer weinige kunstenaars gelukt, een werkelijk, echt kind te scheppen. De meeste Christuskinderen moeten eenen diepzinnigen, bovenmenschelijken, goddelijken indruk maken, dientengevolge is de gezichtsuitdrukking niet kinderlijk, doch die van een volwasschen mensch. De primitieven gaven zelfs aan het lichaam meer volwassen vormen, terwijl zij het hoofd in verhouding van het lichaam kleiner teekenden dan bij de voorspoedigste zuigeling mogelijk zou zijn geweest. De gevoelens van het kind zijn dieper, eenvoudiger, zuiverder, en veel sneller verwisselend dan bij een' volwassene; de uitdrukking van deze gevoelens geven aan het gezicht een zeer bijzondere steeds veranderende bekoorlijkheid. De voornaamste reden echter, waarom bijna alle kindergezichten mooi lijken, is de grootte van het oog. Het oog groeit in verhouding van alle organen van het lichaam het minst, en heeft reeds met het 7de jaar zijne geheele groote bereikt. Daarom is het in verhouding van het gezicht van het kind, veel grooter dan bij een volwassen mensch. In ieder kindergezicht ligt reeds de kiem van een individueel karakter, en zonder psycholoog te zijn kan men reeds dadelijk de verschillende karaktereigenschappen lezen in de zes kinderkopjes van 3 tot 5 jaar, fig. 10-15. Alleraardigst geeft ons fig. 16 eene weerspiegeling van het levendige gebarenspel van drie jongens van 1½, 2½ en 3½ jaar. Het geheel is zoo echt natuurlijk, zoo geheel geene pose, en er straalt van hen zulk een ware kinderlijkheid en levenslust uit, dat het een genot is deze groep te aanschouwen. De schrijver zegt hierover: ‘Denkt men zich deze drie jongens inplaats van voor een photographietoestel, voor eene poppenkast, zoo kon men zich geen duidelijker trap van nieuwsgierigheid en vreugdevolle verwachting voorstellen; het licht bewogen gemoedsleven van gelukkige en tevreden kinderen is hier op zijn mooist geopenbaard.’ Het is dus veel juister te spreken van de bekoorlijkheid dan van de schoonheid van een kind, daar de bewegelijkheid en de gezichtsuitdrukking de voornaamste rol spelen, en op vele kinderen is het sprookje van het leelijke jonge eendje toepasselijk, dat later de mooiste zwaan werd. In het algemeen heeft ieder mensch een tijdperk in zijn leven, waarop hij het mooist is, de een als kind, de ander als volwassene, de derde als grijsaard. Slechts zeer weinigen die op iederen leeftijd mooi zijn. Het zou mij helaas te ver voeren, met uit ieder hoofdstuk, hoe belangwekkend ook, eenige grepen te doen. ‘De embryonale Ontwikkeling en ‘Het pasgeboren Kind’ sla ik dus stilzwijgend over. Het volgend hoofdstuk heet; De Groei en de juiste Verhoudingen; hierin overtuigen U verschillende tabellen voor gewichtstoename, lengtemaat en juiste verhoudingen van de goede ontwikkeling van het kind van af de geboorte gedurende elk volgend jaar. Zoo kan men b.v. gemakkelijk zien dat een achtjarig kind 125 c. M. lang, en 24 kilo zwaar moet zijn en 6¼ maal zijn hoofdlengte moet hebben (het hoofd moet dus 18 c. M. zijn. (Wordt vervolgd.) |
|